KLEI TRAGEDIE IN VIJF BEDRIJVEN Marijke Schermer 2002 Dora (Irma Nijenhuis) Titus (Jan Kruit) Nele (Maria Kraakman) Vink (Jack Vecht) Imme (Nina Spijkers/ Nina van Hartskamp) 1^e BEDRIJF scene 1 Dora: Stelt u zich het huis vast voor waar het einde van een noodlottige geschiedenis heeft plaatsgehad. Een vierkant huis van grijze stenen met rode pannen. Lieflijk afgebladderd houtwerk, romantisch diepe scheuren aan de onderkanten van de binnenmuren, nostalgisch gezellig uit het lood hangende deuren. Stelt u zich de enkele beglazing voor met de tochtrichels aan weerskanten van de ramen. Stel u zich gladgesleten tapijten voor op de plavuizen waarmee de vloeren van alle vertrekken bezaaid zijn. Stelt u zich de gezelligheid van gaskachels in bijna alle kamers van het huis voor. Stelt u zich in de keuken een kachel en fornuis ineen voor en in de slaapkamer en de badkamer en de hal en de wc en de bijkeuken het ontbreken van elke vorm van verwarming. Stelt u zich voor hoe heerlijk landelijk dit allemaal aandoet. Vergeet daarbij dat we in Nederland zijn en dat we zelfs in het uiterste noorden van Nederland zijn en denk er gewoon een overweldigend groene franse lente bij of een schitterende warm- roodbruine herfst die meer op een nazomer lijkt. Denk er fruitbomen en krekels en vuurvliegjes bij. Vergeet de eindeloze grijze lucht, vergeet de eindeloze zee van natte omgewoelde klei rondom het huis, vergeet de eindeloze regen, de eindeloos kille ochtenden en de eindeloze duisternis van de nachten. Titus: Het gaat hier dus om een noodlottige geschiedenis waarvan niemand verwacht had dat ie een daverend slotakkoord zou krijgen. Waarvan iedereen dacht dat ie al uitgefade was of nog nauwelijks hoorbaar bezig aan het laatste stukje. Het begon allemaal met liefde op het eerste gezicht in een straat in juni. Liefde op het eerste gezicht die de betrokkenen optilde naar een ijle hoogte waar de afgrond schuil ging in de mist. Een geschiedenis die al lang geschiedenis geworden was. Een verhaal dat voorbij was. En misschien was het einde niet helemaal bevredigend, het was misschien niet helemaal af maar toch was het een einde. Toch was het voorbij en gingen de dingen verder en ontstond er een steeds groter gat tussen het gebeurde en het huidige leven. En wat mij betreft had dat gat er mogen blijven. Hadden we rustig door kunnen gaan met ons huidige leven. Dat niet opzienbarend maar een prima leven was. Als je het mij vraagt. Dora: De anderen hebben natuurlijk een heel eigen versie van de geschiedenis maar u en ik, wij kunnen een beetje over mijn versie praten. Opdat u een beetje op mijn hand bent natuurlijk al vraag ik me af of dat is wat ik ermee zal bereiken. Ook ik heb de geschiedenis verdraaid. Natuurlijk. Niet omdat ie niet goed genoeg is. Het is op een bepaalde manier een compliment dat ie ingrijpend genoeg was en aanwezig genoeg in de tijd die er op volgde om herhaald en herhaald en verbasterd te worden. Maar ook omdat ik niet anders zou kunnen. Omdat recht aan een geschiedenis pas wordt gedaan bij gratie van de versie ervan die wordt gegeven. Omdat het anders jaartallen en geografische coördinaten zijn. Omdat ik anders zou kunnen volstaan met dat ik hem ontmoette in het jaar negentienhonderdnegenentachtig van onze jaar jaartelling op 53°13 minuten noorderbreedte, 6° 35 minuten oosterlengte. Dat we ons verplaatst hebben tussen dat punt en 40° 50 minuten noorderbreedte 14° 15 minuten oosterlengte en dat we dat deden tot negentienhonderdtweeënnegentig en dat hij toen vertrok naar 33° 55 minuten zuiderbreedte 151° 10 minuten oosterlengte. En ik heb `m verdraaid omdat het niet anders kan dan dat een gebeurtenis achteraf veranderd wordt door alles wat je bent vergeten en door alles wat je weet, wat je bedenkt en wat ligt opgeslagen in je hoofd. Mijn hoofd zit vol met alles wat ik heb gezien en gelezen en gehoord, waarvan ik me niet meer kan heugen of ik het heb gezien of gelezen of gehoord en waarvan ik me niet meer herinner waar en wanneer en of ik het misschien toch zelf heb bedacht of meegemaakt. De helft van mijn herinnering is gebouwd op citaten. Sinds ik Sallinger gelezen heb denk dat ik van mijn zusje Nele houd zoals Holden hield van Phoebe. Ik weet niet eens of dat echt is sinds ik Sallinger heb gelezen of sinds iemand die Sallinger had gelezen zei of schreef of zong dat ie hield van zijn zusje zoals Holden van Phoebe. De enige manier van herinneren is het herhalen en herhalen en verbasteren en koesteren en de herhaling ook doet slijten omdat de tijd nu eenmaal alle wonden heelt en elk geluk tot een geschiedenis maakt omdat het in woorden gevangen niet meer zo groot en grenzeloos en zonder woorden was. Geen geluk wordt een groot en pijnlijk geluk als het niet een hele slechte afloop kent. Want anders is het een groot geluk dat ingehaald werd door de tijd die alle wonden heelt en al het groots relativeert. Omdat dan het onderwerp van het geluk ouder wordt met de herinnering; grijze haren krijgt naarmate de herinnering begint te slepen met zijn been. Die afloop krijgt nu een staartje en we moeten er voor ons verhaal vanuit gaan dat we nog niet weten of het een voortzetting, een desillusie, een epiloog of een appendix wordt Ik moet het vertellen om het te bewaren al zal het een lachertje zijn als aan het licht komt dat twee mensen die ooit een geschiedenis deelden nu twee mensen geworden zijn met een eigen verhaal en een eigen versie van een klein stukje gedeeld verleden. Het zou kunnen dat wat er gaat gebeuren alles om zeept helpt van mijn huidige versie. Hij zou banaliteiten kunnen gaan roepen als: maar dat is nooit gebeurd! Het zou kunnen dat zijn verschijning alles in doet storten wat ik zorgvuldig heb gebouwd en onderhouden. Ik moet het vertellen omdat het nu nog een verhaal is. En omdat de alcohol hersencellen wegvreet die waren bedoeld voor het geheugen en spookbeelden ervoor in de plaats maakt. Want behalve in tranen en bloed is dit verhaal gedrenkt in Schotse whisky. Scene 2 Imme: Wat doe jij? Dora: Ik draai een plaatje en ik denk een beetje na. Imme: Wat doet Titus? Dora: Titus repareert de keukenmachine. Imme: En wat doet Nele? Dora: Nele is in de stad. Die komt volgende week weer terug. Imme: Oh. En ik? Dora: Dat weet je zelf het beste, lijkt me. Imme wil weglopen. Titus: Het tocht hier. Dora: Imme! IMME. Hier komen. (grijpt haar onzachtzinnig bij haar arm) Heb jij het raam open laten staan boven? Imme: Nee. Dora: Weet je dat heel zeker? Imme: Nee. Dora: Juist. Hoe vaak moet ik dit uitleggen? Dat raam moet dicht! Je bent zo verkouden omdat je de godganselijke tijd voor het open raam zit. Ik snap het niet hoor. Ik snap niet waarom dat nodig is. Imme: Nee. Dora: En: doe het dan in elk geval DICHT als je klaar met staren bent. Imme: Ja. Dora: Nou schiet op. Imme af. Vier uur `s middags en al bijna donker. God, wat een mistroostig weer. Ik schenk een borrel in. Jij ook? Je wordt oud. Ik zie het ineens heel duidelijk. Ik zie de lijnen in je gezicht en je wordt een beetje dik. Titus: Zo gaat dat. Dora: Ik vind het niet erg. Ik vind het een hele geruststelling dat we oud worden en een beetje dik. De telefoon. Dora: Ja? God alweer... Heb ik gekregen, jawel, heb ik gekregen... Het leek me dat ik duidelijk genoeg geweest was, de vorige keer... Nee, daar ben ik niet toe bereid... Meneer! Nee! Ook niet... En ook niet. Nee. Daag meneer. Een miljoen! Jezus! Een miljoen. Voor deze bouwval. Titus, hoor je dat. Hoe ver zouden ze gaan? Titus: Hoe ver moeten ze gaan. Dora: Dat kan me niet schelen. Ik verkoop niet. Ik geniet van mijn uitzicht en Nederland staat vol genoeg met lelijkheid. Niet verkopen en je niet laten vermurwen door absurde bedragen. Titus: Proost. Dora: Geld zat. Titus: Over tien jaar is het op. Dora: Tien jaar! Dan ben ik zesenveertig. Nou ja! Titus. Titus: Ja. Dora: Zesenveertig. Titus: Ja. Dora: De lucht zo grijs en de modder zo zwart. Het lijkt godbetert wel of we in een zwart-wit film leven. Heb jij die folder van dat tuincentrum nog ergens liggen? Heb jij die folder van Introtuin gezien of hoe heet dat. Of misschien... Luister es Titus. We gaan zaaien. Titus: Wat? Wat gaan we zaaien? Dora: Mimosa. Bijschenken? Titus: Nee. Dora: Imme! Ik meen het. We maken er een grote gele zee van. Een gele zee mimosa. Nou. Wat vind je? Titus: Ja. Dora: Imme! Imme: ? Dora: Wat zou jij ervan denken als we de hele bliksemse boel eens gingen bezaaien? Imme: Ja. Dora: Met gele bloempjes. Zie je, Imme vindt het ook leuk. Trek je laarzen en je jas aan. Titus: Wat een daadkracht. Dora: Voor de verandering bedoel je? Titus: Ik bedoel er niets mee. Dora: Nou, ja, ik kan het ook laten. Titus: Dat bedoelde ik toch niet. Dora: Oh. Dus je bedoelde alleen dat ik voor de verandering... Dat je het opzienbarend vind dat ik es een keer... en een... Titus: Ik kan mee gaan. Imme: Ja! Dora: Toch? Dat bedoel je dus niet? Nou? Titus: Het ís toch opzienbarend dat jij iets... De telefoon. Dora: IK DOE HET NIET! Aasgieren. Titus: Ik denk dat we hoe dan ook toch moeten gaan. Dora: We? Titus: Ja. Nou ja. We. Of jij of ik. Imme: We gaan de hele bliksemse boel bezaaien. Titus: Ja. Imme: Met gele bloempjes. Dora: Ja. Scene 3 Imme: En die man? Die man was een boertje, ja? Dora: Dat weet ik niet hoor. Imme: Jawel, die man was een boertje. Dora: Waar heb je het nou toch over? Titus: Van haar boek. Een man met een blauwe overall en een hooivork; een boertje. Dora: Oh, god, ja. Nou, niet elke man met een blauwe overall is een boer hoor Imme. Imme: Nee? Titus: Nee. Maar het zou heel goed kunnen dat deze man wél een boertje was. Imme: Zie je wel. Titus: Ho! Voeten vegen! Ik moet toch maar een pad van planken of stenen leggen. Dat we binnen een beetje moddervrij blijven. Dora: Morgen beginnen we. Imme: Morgen?? Dora: Ja, het is donker. Imme: Mimisa. Dora: Mimosa. Imme: Mimosa. Dora: Ja, maar het wordt koolzaad. Dat doet het beter hier. Imme: Koolzaad. Koolzaad, kohoolzahaad. Imme en Dora af. Titus: Het heeft de hele dag geregend, de klei is veranderd in een moddermoeras. Vogels zweven er eindeloos traag boven. Ik word een beetje oud en een beetje dik en voor Dora is dat een enorme geruststelling. Voor mij is het niet meer dan het verstrijken van de tijd. Het stelt me niet gerust en het verontrust me ook niet. Het is nu eenmaal zo. De tijd verstrijkt. De telefoon. Titus: Ja. Ja, nee, die woont hier. Moment. Dora! Vink. Dora: Niet. Echt? Nee hoor, dat doe ik niet. Titus pakt de telefoon weer op. Kom maar geef maar. Ik doe het wel. Kom maar. Dora. Ja. Wat zeg je? Oh. Ja. Ja, ja. Nee, dat kan. Ja. Morgen. Goed. Ja, dat lijkt mij ook. Tot morgen dan. Dag. Vink. Mijn god. Scene 4 Dora: Kan het die jurk? Of ben ik te mager geworden voor die jurk? Titus: Ja. Dora: Wat? Titus: Kan. Dora: Aan jou heb ik ook niks. Titus: Ik zeg toch dat het mooi is. Dora: Jij hebt toch helemaal geen kijk op zulke dingen? Jij vindt mijn pyjama ook mooi. Titus: Anders mooi. Dora: Oh, anders mooi. De bel. Dora: Oh god. Nog niet. Wie te vroeg komt op een zo beladen afspraak heeft geen hart of op z'n minst gebrek aan tact. Titus. Doe die deur open! Titus: Dora! Het was Vink niet! Het is een... een... Hoe noem je zoiets? Dora: Wat? Titus: Een schrijven van dat bouwbedrijf. Dora: Gooi maar in de kachel. Projectontwikkelaar. Trouwens. Imme! Waar is Imme?? Titus: Wat? Dora: Projectontwikkelaar, geen bouwbedrijf. Die jurk moet dus uit. Titus: ... Dora: Imme. Dora trekt haar jurk uit en gooit `m naar Titus. Dora: En die mag ook in de kachel. God ik wordt mager en dik tegelijk. Wat een vreemde gewaarwording. Wat een idiotie. Titus schenkt Dora een glas in. Dora: Goddank voor de drank en Gods zege voor de man die het inschenkt. Zonder de whisky... Imme: Zonder de whisky... Dora: Juist, jou zocht ik. Beetje in de buurt blijven. Imme: Waarom? Dora: Daarom. Ik moet jullie een beetje in de gaten houden. Een beetje bij elkaar blijven, ja? Imme: Nietes. Dora: Wel dus. Nou vooruit. Wegwezen. Imme af. Titus: Wil je dat ik wegga? Dora: Ik zeg toch bij elkaar blijven? Had ik toch gezegd? Je woont hier of niet? Dora af. Titus af. Rechts achter Nele op. Imme op. Imme: Nele! Nele! Nele: Imme. Lieverd. Kom dan. Imme: Nele, Nele! Nele: Kind wat zijn je wangen warm. Ben je ziek? Imme: Ben ik ziek? Nele: Nou? Imme: Waar is de hond? Nele: Die is er niet. Waar is Dora? Imme: Waar is Dora? Nele: Dora! DORA! Imme: DORA! Dora: Nele! Imme: Nele! Dora! Nele: Dora. Dora: Wegwezen Imme. En van de ramen afblijven. Nele, wat doe je hier? Nele: Ik was in de buurt. Dora: Ja, ja. Nele: Echt. Nele kijkt naar Dora in haar ondergoed. Wat heb jij nou eigenlijk aan? Dora: Het komt niet zo gelegen. Nele: Niet zo gelegen? Waar is Titus? Dora: Waar is Waus? Nele: Dood. Dora: Nee! God. Nele: Aangereden, in één klap. Geen pijn. Zegt de dierenarts die ik dan maar geloof. Hij keek niet alsof het pijnloos was. Z'n lippen waren zover teruggetrokken dat je heel z'n gebit zag. Het leek wel een pony toen ie dood was. Christus Dora wat is het hier koud. Dora: Och. Dood. Luister Nele... Nele: Voor je verjaardag krijg je centrale verwarming. Dora: Of ik dat nou wil of niet? Nele: Of jij dat nou wil of niet. Dora: Luister Nele... Nele: Ik wil Waus hier begraven en Imme kan dan ook afscheid van hem nemen. Dat kind moet hoe dan ook toch leren dat de dood bestaat. Dora: Nele... Nele: Waarom koop je geen hondje voor haar? Dora: Je moet weg. Ik verwacht bezoek. Nele: Ben ik dan geen bezoek? Dora: Gods-christus. Hoe kan ik nou toch de boel een beetje onder controle houden als iedereen maar zo z'n eigen visie op de dag heeft. Ja, je moet weg. Ik kan je er niet bij gebruiken. Het is allemaal al... Nele: Allemaal wat? Dora: Ingewikkeld genoeg. Nou, kom morgen maar terug. Of volgende week. Nele: Weet je wel hoe lang het rijden is? Dora: Je was toch in de buurt? Nele: Nou ja, ja, maar morgen dan. Dora: Dan kom je toch niet. Nele: Dora! Ik wil niet weg. Ik voel me niet goed. Ik moet een tijdje blijven. Dora: Waar is die hond? Nele: In de auto. Dora: Bederft dat niet? Ik bedoel... Nele: Ik heb de kachel uitgelaten. Dora: Daarom heb je het koud. Je bent gewoon onderkoeld. Nele: Ik wil toch tenminste Titus gedag zeggen voor ik wegga. Is ie thuis? Dora: Nee. Hij is niet thuis. Hij is weg. Dus je gaat toch gewoon weg? Nele: Titus! Titus: Nele. Nele: Dora schopt me het huis uit. Mooie boel. Titus: Het duurt nog wel even voor ie komt. Nele: Wie? Voor wie komt? Dora: Niemand. Titus: Oh. Nele: Wie. Dora: Vink. Nele: Jezus! He?! Hoezo. Die zit toch in Sidney? Of... Nou ja zeg. Wat denkt ie eigenlijk wel. Dora: Doe normaal. Nele: Ja, het is toch zeker een klootzak die kerel. Dora: Precies daarom Nele wil ik dat je weg gaat. Nele: Hij heeft jou zoveel pijn gedaan. Dora: Dat is niet waar. Nele: Dat is natuurlijk wel waar. Dora: Zo is dat niet gegaan. Jij begrijpt er niets van. Nele: Titus? Dora: Titus weet er niets van. Nele: Nee? Dora: Nee. Nele: Ik praat tegen Titus. Dora: Waar bemoei jij je eigenlijk mee? Nele: Met jouw welzijn en daarmee met dat van Imme en iedereen. Dora: Imme? Nele: Ja. Dora: Ik ga me aankleden. Dora af. Nele: Titus? Titus: Ik weet er echt niet zoveel van. Nele: Je was er toch zo'n beetje bij. Titus: ... Nele: Stel jij wel eens een vraag? Jij denkt dat iedereen die iets te zeggen heeft dat uit zich zelf zal doen. Sommige mensen hebben een beetje aansporing nodig Titus. Je moet vragen stellen en dan over de antwoorden nieuwe vragen stellen. Titus: Ik moet niets. Nele: Nou, schenk me es iets in. Even warm worden. Zeg ik heb het stoffelijk overschot van Waus bij me. Ik wilde dat hier graag begraven maar dat komt er nu niet van natuurlijk. Kan ik `m in de schuur leggen zolang? Het is er koud genoeg voor. Titus: Ja, nou ja. Nele: Dankjewel. Proost. 2^e BEDRIJF Scene 1 Dora in haar kleren uit de eerste scenes. Dora: Eindeloos laag en traag vliegende vogels, het lijk van een hond in de schuur, een kleine horizontale opening in de loodgrijze lucht. Mijn zusje met haar ziel onder haar arm in de keuken die weigert te vertrekken.Voortekens. Die man heeft mij op een meedogenloze manier verlaten. Die heeft mij op een harteloze manier in de steek gelaten zonder opgaaf van reden. Na een leven waarbij verlaten geen enkele geldige reden zou kunnen hebben. Na een leven waarbij verlaten een harteloze meedogenloze daad zou zijn geweest met of zonder opgaaf van de een of andere smoes van een reden. Nadat ik alles opgegeven had voor hem. Nadat ik mijn hele ziel en zaligheid aan hem geschonken had, zo in een handomdraai, als een cadeautje. Nadat ik hem toegestaan had mij op alle mogelijke manieren neer te leggen, van alle mogelijke kanten te bekijken, van alle mogelijke gedachten deelgenoot te zijn. Nadat ik voor hem jarenlange gevangenisstraf geriskeerd had. Ik ben hem niet gaan zoeken. Ik ben hem niet achterna gereisd. Niet omdat ik het niet gewild heb maar omdat ik de ene voet niet meer voor de andere kon krijgen, omdat ik mijn benen niet meer uit bed gezwaaid kon krijgen, omdat ik mijn hoofd niet meer van mijn borst getild kreeg. En nu zijn er drie mogelijkheden. Of hij is gekomen om mij in mijn misere te bekijken. Te zien hoe ik geparkeerd in deze modderige uithoek oud word. Of hij is gekomen met een witte vlag en armen vol vragen om vergeving en mijn hart. Of hij weet van niks en denkt dat zulke vergrijpen verjaren. Dat kan natuurlijk ook. Ik ben niet gek. Ik ben niet overdreven fanatiek. Ik heb mijn zinnen bij elkaar. Gepassioneerde compromisloze liefde is het laatste taboe van onze tijd. We beluisteren er antieke opera's over; hoe de gekwetste geliefde zich in de punt stort van een zwaard Maar het is niet meer iets van deze tijd. Wij zouden geen geliefde willen die zich in de punt van een zwaard zou storten, die zich alleen niet in de punt van een zwaard of in de rivier stort omdat jij er nog bent met je kloppende hart en je gloeiende wangen. Wij zouden helemaal ongemakkelijk worden van het idee. Wij zouden een briefje achter laten op de tafel met het nummer van een therapeut en maken dat we wegkwamen. Scene 2 Vink: Dora. Dora: Vink. Vink: Doraatje. Mijn hemel. Dora: Hallo. Vink: Zal ik mijn schoenen maar uitdoen? Of? Die modder krijg ik er niet af. Dora: Stamp maar zo goed als het gaat. We zijn eraan gewend. Vink: God, Dora. Laat me es even kijken. Dora: Ja, dat is goed genoeg. Leg die jas maar ergens neer. En die tas ook. En die bloemen. Lelies. Vink: Lelies. Dora: Zijn lelies geen grafbloemen? Vink: Kussen of een hand? Dora: Allebei. Dan houdt dat kussen toch nog iets formeels. Heb ik wel eens eerder bloemen van je gekregen? Vink: Ja? Dora: Ja. Vink: Je weet het nog? Dora: Ik weet alles nog precies. Vink: Je ziet er goed uit. Dora: Ja? Vink: Past goed bij het huis. Kleurt goed bij je haar. Wat gaan ze doen? Gaan ze bouwen? Dora: Dat valt nog te bezien of ze gaan bouwen. Vink: Hoe lang woon je al hier? Dora: Tien jaar. Vink: Tien jaar! Dora: Een jubileum. Vink, Titus. Titus, Vink. Vink: Titus. Jawel. Ja, destijds heb ik je wel eens gezien. Is het niet zo? Titus: Ja. Hallo. Dora: Precies. In de kroeg. Nu weet ik het weer. Jij zat daar en ik zat hier en we kwamen jou tegen Vink terwijl je die avond afgezegd had omdat je moest werken. Weet je het nog? Ik heb er nog een heel probleem van gemaakt toentertijd. Ik wilde maar niet begrijpen dat een voornemen in de loop van een avond kan veranderen. Dat je al werkend trek krijgt in een biertje. Vink: Was dat dezelfde avond? Ik herinner me dat ik jou ontmoette... bij... Nou ja, mijn geheugen is nog nooit iets geweest om voetstoots op te varen. Nee, van al mijn talenten is mijn herinneringsvermogen niet persé in het oog springend. Hé Nele. Nele: Hallo. Dora: Koffie? Of wil je gelijk al aan de drank? Vink: Koffie lijkt me goed. Dora: Aan de sterke kant met veel te veel suiker? Vink: Heerlijk. Dora af. Vink: Alles goed met jou? Nele: Dat ligt er maar aan wat je goed noemt. Vink: Woon je hier? Nele: Ik woon in de stad. In een flat. Met een systeemplafond en pizzeriamuren. Titus: Terug? Dus? Vink: Ja. Titus: Voor even of voorgoed? Vink: Voorlopig voorgoed. Maar je weet het nooit. Je weet het nooit. Nele: Waarom ben jij hier? Vink: Ik wilde Dora zien. En jij? Nele: Zomaar? Je wilde Dora gewoon even zien? Titus af. Vink: Kan dat niet? Nele: Het verbaast me. En het verbaast me nog veel meer dat zij je wil ontvangen. Ze haat je. Vink: Is dat zo? Nele: Ja. Vink: Ik heb jou nooit echt leren kennen. Nele: Nee. Terwijl Dora met jou door Europa reed in een ouwe bus en benzinestations overviel en zich seksueel volkomen aan jou onderwierp en dat nog fijn vond ook, rouwde ik om mijn ouders. Vink: Was je jaloers? Nele: Grapjas. Vink: Ze had het ook nooit over je. Ze zei alleen: ik heb een zusje, ze heet Nele en ik hoop dat ze terechtkomt want ze kan niks en ze wil niks. Nele: Oh. Nou. Vink: En daar zit je dan, onder je systeemplafond met je gezicht naar de muur. En Dora getrouwd met haar beste vriend. Is het hem uiteindelijk toch gelukt. Nele: Ze zijn niet getrouwd. Vink: Oh Nele: Ze zijn heel gelukkig. Vink: Mooi Nele af. Vink kijkt rond, rekt zijn lichaam dat goed in het pak zit, op een manier die lijkt te zeggen dat hij zich hier helemaal thuis voelt. Hij doet een zwierig pasje, kijkt welk boek er op het tafeltje ligt, zet de plaat die op de pick-up ligt op, fluit dan het deuntje mee. Vink: Napels. Dora: Wanneer waren we daar? Vink: In negenentachtig. De eerste keer. Dora: We zijn daar maar één keer geweest. Vink: Twee keer. Dora: Eén keer. Jouw geheugen is niet iets om voetstoo -- Vink: De eerste keer in december. Koud was het. De tweede keer in april. Toen was het ook koud. Voor de tijd van het jaar. Jij droeg een... god hoe noem je zoiets, een wikkelrokje? Uit pure ijdelheid want je had de hele tijd kippenvel op je benen. Dora: Hier is je koffie. Vink: Dankjewel. Heb ik gelijk? Dora: ... Vink: Drie keer in Parijs, twee keer in Napels, één keer in Berlijn, Dora: Wat kom je doen?. Vink: Ik was benieuwd. Dora: Benieuwd? Vink: Ja, zoiets. Je ruikt nog net zo. Dat rook ik al meteen. Je hebt gedronken. Dora: ja. Imme komt op, ze kijkt naar Dora en Vink die heel dicht bij elkaar staan maar elkaar niet aanraken. Dan blaft ze. Vink: Hé! Imme: Hallo. Vink: Hallo. Imme: Wie ben jij? Vink: Ik ben Vink. En jij? Imme: Imme. Vink is een vogel. Vink: Een vogel en een man. Ik ben de man. Dora, is dat jouw dochter? Dora: Ja. Vink: Jezus. Goeie God, wat leuk. Imme. Hoe oud ben je. Dora: Imme is tien. Vink: Een dochter. Mijn Dora een dochter. Scene 3 Dora: Blijf je eten? Vink: Dan moet ik even bellen zo. Nele: Naar je vrouw? Vink: Vriendin. Ze zit in een hotel in het dorp. Dora: Nee toch. Nou, nodig haar maar uit. Vink: Ik weet het niet. Dora: Jawel. Dat kan best. Het is daar bovendien zo smakeloos als een dorpshotel in deze tijden maar zijn kan. Je kan het d'r niet aan doen. Vink: Weet je zeker dat dit niet wordt ingegeven door onbedaarlijke nieuwsgierigheid? Dora: Ik heb jou tien jaar niet gezien. Jij hebt het recht verspeeld zoiets aan mij te vragen. Titus en Imme op. Dora: Vink vertelt me net dat hij zijn vriendinnetje heeft achtergelaten in De Gaper. Ik heb gezegd dat ze ook moet komen en dat ze blijven eten. Hoe heet ze? Vink: Effie. Dora: Een Hollandse. Vink: Ja. Dora: Geen Australische. Vink: Nee. Wat heeft ze met haar been? Dora: Lengteverschil en klompvoet. Effie dus. Jong? Mooi? Vink: Altijd al? Bij de geboorte al? Imme: We gaan de hele bliksemse boel bezaaien. Vink: Wat? Imme: Buiten. Vink: Zo! Imme: Mimosa. Vink: Geweldig! Dora: Koolzaad. Vink: Wat gaan ze nou eigenlijk bouwen? Titus: Een woonwijk. Vinex in Groningen. Kan je je voorstellen. Vink: Mijn god. Titus: Dora verkoopt niet. Vink: Wat bieden ze? Titus: Bijna acht keer de waarde van het huis. Vink: Heldhaftig. Imme: Heldhaftig. Vink: Ja, je moeder pakt het beslist heldhaftig aan! Imme: Ja. Vink: Wat die borrel betreft: ja. Dora: Wat wil je? Vink: Wat denk je? Dora: Whisky. Schots. Single Malt. Je hebt geluk, dat drinken we hier de hele dag. Nele: Wat eten we? Vink: Laat me raden.Vis? Dora: Ja. Vink: Forel? Dora: Ja. Vink: Met salade, warme groenten, aardappelen in de schil, en iets van gebak toe, en, ja, kaas? Ja? Dora: Ja. Vink: Een kaasplankje met daartussen ook een stukje droge Groninger worst. Nele: Wat goed! Dora: Ja. Vink: En soep. Soep. Ik weet niet zeker of er soep is maar als er soep is dan is het waarschijnlijk een lichtgebonden groentesoep. Broccoli of courgette. Titus: Ik heb geen forel zien liggen. Alleen een paar kippen. Dora: Ja, we eten kip. Vink: Kippen. Titus: Heerlijke kippen. Vink: Ja, is toch ook lekker? Dora: Jullie hoeven me niet gerust te stellen over mijn kippen. Ik weet heus zelf ook dat mijn kip in sherry heerlijk is. Ik was het gewoon vergeten. Ik was gewoon glad vergeten dat forel mijn lievelingseten en mijn specialiteit op het gebied van koken was. Ik was het vergeten en het lijkt mij ineens zo idioot dat je zoiets vergeet. Hoe kan je je lievelingseten nou toch vergeten. Vink: Je vergeet zoveel. Dora: Ja. Ja. Dat zal wel. Scene 4 Vink: Ik weet nog dat ik haar voor het eerst zag. Ze kwam mijn straat inlopen met een zonnebril op haar neus en een stadsplattegrond in haar hand en een bos sleutels aan haar pink en een tas op haar rug en een tas in haar hand en een jas over haar arm en een trui om haar heupen geknoopt en een boek in haar achterzak waar die trui zo'n beetje achter zat waardoor ie bijna viel en ik zou kunnen zien welk boek het was en met een sigaret in haar mondhoek en een als een idioot glinsterende diadeem in haar haren. Dora: Ik weet nog dat ik hem voor het eerst zag. Ik liep met een zonnebril op en een kaart in mijn hand en een tas op mijn rug en twee kleine tassen in mijn hand en een jas en een trui omgeknoopt en een boek dat de hele tijd uit mijn zak dreigde te vallen de straat in en hij zat daar op een stoepje alsof hij de hele morgen al op dat stoepje had zitten wachten om mij te vertellen dat ik goed was en dat daar boven die winkel mijn nieuwe onderkomen was. En hij nodigde me naast zich op zijn stoepje uit. Vink: Ik wilde haar wel vragen om bij me te komen zitten en te blijven zitten maar ik durfde niet zo goed en toen gleden de kaart en de tas en de sleutels uit haar hand op de grond en toen ze zich bukte om het allemaal op te rapen, viel ook het boek uit haar zak en zag ik dat het van Gombrovitz was en terwijl ze geknield aan mijn voeten zat zag ik een klein stukje huid tussen haar broek en je T-shirt en zag ik de ronding van haar billen in haar broek en zag ik de kleine blonde haartjes op haar armen en toen viel de zonnebril van haar neus en keek ze me aan. Dora: Ik wist niets anders te bedenken dan recht voor hem alles uit mijn handen te laten vallen zodat ik wel stoppen moest. Ik zat op handen en knieën voor hem. Eerst zag ik zijn bruine voeten in de sandalen en de witte linnen broekspijpen waaruit zijn benen staken en de lange schram op zijn linker scheenbeen. Tussen zijn benen zag ik een krant en een pakje sigaretten van een mij onbekend merk en een koffiekopje staan. Ik dacht: die woont hier dus, anders zou hij toch niet een koffiekopje tussen zijn voeten op de straat hebben staan en daar werd ik heel rustig van en terwijl ik mijn zonnebril op de straat hoorde vallen keek ik omhoog naar zijn ogen. Vink: Ik wou haar een vuurtje geven maar ik dacht dat ze misschien eerst overeind wilde komen. Dora: Ik vroeg of dit hier nummer 28 was. Vink: Nee, ze zei: ik ben je nieuwe buurvrouw. Dora: Maar dat wist ik toch helemaal niet? Vink: Ik had haar gelijk wel mee naar boven willen nemen om haar uit te kleden en te bekijken en aan te raken. Om haar warme huid te voelen die hier en daar zou glimmen van zomerzweet. Om haar haren naar achteren te strijken en haar hals en haar oren en haar kaken te bekijken en te kussen. Om haar te ruiken en haar oksels te zien als ze haar armen boven haar hoofd zou leggen. Om te zien of er littekens waren, of ze een zwempak gedragen had deze zomer. Dora: Hij nodigde me uit om te komen zitten en stelde zich voor en vroeg wat ik studeerde en waar ik hiervoor had gewoond en of dat werkelijk al mijn spullen waren en hoe dat nou kon. Vink: Ze vertelde dat haar vorige studentenkamer afgebrand was en dat zij godzijdank toen ergens anders sliep omdat ze anders zelf ook in vlammen op zou zijn gegaan. En ik was vreselijk blij dat zij niet in vlammen was opgegaan maar haar kamer wel zodat ze nu hier bij mij op de stoep zat maar ik vroeg me ook af waar ze dan geslapen zou hebben, of ze misschien een vriend had waar ze geslapen had. Een vriend die haar uitkleedde als ze bij hem was en haar haren naar achteren streek om haar hals en haar oren en haar kaken te zien en te kussen en die alle littekens en alle oneffenheden in haar huid kende. Dora: En toen pakte hij de krant weer en las verder waar hij gebleven was. Vink: Niet! Dora: Wel! Vink: Uit pure overdonderende verbijstering. Dora: Ja. Of uit onstuitbare interesse in de gebeurtenissen in de wereld. Vink: Nee. Dora: Ik ging mijn spullen naar boven brengen en ik keek vanuit het raam op zijn achterhoofd en daaronder de krant en ik stak een sigaret op toen hij ook een sigaret opstak en ik keek naar links toen hij ook naar links keek en ik haalde mijn hand door mijn haren toen hij zijn hand door zijn haren haalde en ik hoorde hem tegen een vriend die voorbij fietste en even stopte zeggen dat hij helaas niet kon vanavond en ik hoopte ik hoopte ik hoopte dat hij dat zei omdat hij van plan was om mij mee te nemen naar zijn favoriete café en... Vink: Welke vriend was dat? Dora: Jelle. Vink: Jelle? Dora: Ja. Jelle Nieuwkoop. Vink: Oh. Dora: Later, ging ik naar beneden en hij zat nog steeds daar en alleen had hij nu een biertje wat me verbaasde want zover ik wist was hij niet weggeweest. Vink: En ik bood haar ook een biertje aan. Dora: Ja. Vink: En die ging ik binnen halen. Dora: Hij stond op en eindelijk zag ik dan hoe hij eruit zag als hij rechtovereind stond en dat mijn hoofd tot zijn kin kwam en dat leek me precies de fijne lengte om tegenaan te gaan staan leunen. Vink: Oh. Dora: Nog voor ik mijn bier op had stond hij alweer op en zei hij dat ie weg moest. Ik zie jou nog wel, zei hij. Vink: Oh ja? Dora: Hij vroeg me of ik wist dat Charlie Chaplin ooit een keer aan Charlie Chaplin look-a-like-wedstrijd mee had gedaan waarbij hij derde geworden was . Vink: Ja? Dora: Ja. En omdat hij zeker wilde weten of ik wel helemaal begreep wat daar zo onthutsend aan was, droeg hij me op me voor te stellen dat ik derde zou worden bij een Dora look-a-like-wedstrijd en me af te vragen wie dan nummer een en twee zouden zijn geweest. Vink: Oh god, nee. Nee. Dora: Ja. En toen stond hij dus op en ging er van door. Vink: Nog voor zij haar biertje op had stond zij op en zei zij dat ze weg moest en zei zij ik zie jou nog wel. Die gaat natuurlijk naar haar vriend, die heeft natuurlijk ook geen bed meer sinds de brand. Dora: Ik geloof dat mijn vader mijn bed is komen brengen maar ik kan me niet meer herinneren of dat die eerste dag al was of een paar dagen later. Terwijl dat toch zijn enige bezoek aan mijn nieuwe huis is geweest voor hij vlak daarna samen met mijn moeder van een berg reed en overleed aan een schedelbreuk van zijn kruin door zijn linker oogholte heen tot zijn jukbeen en mijn moeder door de ruit vloog en doodbloedde aan slagaderlijke verwondingen, langzaam maar godzijdank wel in bewusteloze toestand. Vink: Vanaf die dag was ik ervan overtuigd dat er geen dag meer zonder haar zou zijn en dat alle dagen ervoor van minder belang waren. Dat ik alle dagen ervoor hooguit beleefd had om haar iets te vertellen te hebben. Dora: Dat is nou typisch zo'n gedachte die je hebt voordat je aan de tijd na alle dagen ervoor begint en die je daarna nooit meer hebt. En als je het al denkt dan nog eerder omdat dat in een gedicht staat dat je leest dan dat je zelf zoiets voelt. Vink: Cynicus. Dora: Idioot. Vink: Meesje. Dora: Die was ik vergeten. Meesje. Vink: Mees... Koolmees... Dora: Hoe kwam hij aan die schram op zijn been? Vink: Wat? Dora: Die lange rode schram op zijn linker scheenbeen. Vink: Die kan hij zich niet herinneren. 3^e BEDRIJF Scene 1 Nele: Ik ben het zusje. Met haar huis in de stad. Met haar ziel onder haar arm. Met een dode hond en een vieze smaak in haar mond. Die niets kan en ook niets wil. Zegt Dora. Nee, zegt Vink dat Dora zei. Dora heeft de hele geschiedenis verdraaid. Die beschouwt Vink als haar grote liefde. Alleen omdat ie weg gegaan is. Omdat hij met de noorderzon vertrok voordat haar liefde op natuurlijke wijze had kunnen bekoelen. En tien jaar lang heeft zij haar haren niet geknipt, geen nieuwe jurk gekocht. Is zij vergeten dat forel haar lievelingseten was, dat zij het vermogen bezit om een zonnig middelpunt te zijn en zich aan iemand over te geven. Heeft ze zich begraven in de klei en zichzelf voorgehouden dat ze toen, destijds met die man, echt leefde en gelukkig was. Dat ze toen een ander mens was dan haar huidige sombere knokige zelf. Wat komt ie eigenlijk doen. Wie de vraag al durft te stellen hoeft geen antwoord te verwachten. Hij heeft een geheime agenda. Hij wil haar misschien wel meenemen omdat hij geen andere vrouw meer kan vinden die zich zo zonder voorbehoud aan hem verbindt. Of misschien is hij veranderd in een psychopaat die al zijn ex-geliefdes komt vermoorden. Daarmee een spoor van lijken trekkend van het Europese continent tot aan Australië. Mij maak je niets wijs. Hij heeft mij ook wel es aangekeken op een manier die niet mis te verstaan was. Titus is het ware geluk. Alleen schijnt Dora dat niet te beseffen. Zij ziet hem als een goeierd die haar apparaten repareert, haar vertelt of er iets belangrijks in de krant staat zodat ze `m zelf niet hoeft te lezen en die geen vragen stelt en dat is wel zo rustig. Ze ziet niet dat die man een echt bijzondere man is en dat ie geen vragen stelt uit bescheidenheid en niet omdat ie niets wil weten. Ze ziet niet dat het een man is om je handjes dicht te knijpen die haar werkelijk ziet zoals ze is en daar van houdt. Eigenlijk is het niet aan haar besteed. Maar wie ben ik. Ik zit in mijn flat in de stad onder mijn systeemplafond met mijn rug tegen de pizzeriamuur. Ik heb weinig recht van spreken over andermans leven want mijn eigen leven is ook niet bepaald een succes te noemen. Scene 2 Een gil. Imme komt met Waus opgelopen. Imme: Waus. Vink: Sorry, ik wist niet... Titus: Oh god. Imme: Hij is dood. Dora: Ja. Imme: Waus is dood. Dora: Waus is dood. Titus: Maar hij heeft niet geleden. Dora: Hoe weet je dat nou? Imme: Hoe komt ie dan in de schuur? Titus: Waus is dood gegaan en we gaan hem hier begraven. Omdat ie zo fijn kon spelen hier. We maken er een hele mooie dag van en elk jaar steken we een kaarsje voor hem op. Goed? Nele begint te huilen. Vink: Oh, maar daar ben ik heel goed in. In het begraven van honden. Imme, en Nele ook trouwens. Luister es, we gaan een geweldig mooi graf voor `m maken. Dora: Ga nu maar naar de keuken Imme. Ik kom zo wel even naar je toe. Titus: Dora. Dora: Ja, wat zitten jullie dat kind nou te troosten. Alsof een heel mooi graf iets uitmaakt. Imme: Waus was toch niet oud? Dora: Nee. Imme: Waarom is ie dan dood gegaan? Dora: Omdat ie de straat overstak zonder te kijken. Hij is aangereden door iemand die `m niet zag. Misschien reed ie te hard of keek ie niet goed. Het is heel zielig maar zo gaat dat. Imme: Ik wil niet dat ie dood is. Dora: Sommige dingen gebeuren of je nu wilt of niet. En zijn helemaal onomkeerbaar en onherstelbaar. Iets beters is er niet van te maken. Nele: Maar je hoeft het ook niet erger te maken dan het is. Dora: Wat is dat toch voor neiging van jullie allemaal de dingen mooier te willen maken dan ze zijn. Het leven is een aaneenschakeling van harde feiten en je kunt niet vroeg genoeg beginnen daarvan doordrongen te raken. Het is niet mooier dan het is. Dat bespaart je weer hele hopen desillusies in de toekomst. Dat zouden jullie allemaal toch moeten weten. Kijk zelf maar es in de spiegel hoe je erbij zit. Waus is dood en wij gaan ook dood en het is niet inbegrepen dat dat pijnloos of goed getimed zal zijn. Nele: Amen. Dora: We kunnen aan tafel. Scene 3 Titus: Wit, rood of iets anders. Vink: Rood. Nele : Wit. Bij kip drink ik wit. Vink: Dus je drinkt wit vanwege de kip. Los van al het andere. Nele: Ja. Los van wat? Wat is er nog meer. Vink: De smaak en waar je zin in hebt. Nele: Alsof jij weet hoe die rode wijn smaakt. Trouwens, zin in hebt, zin in hebt. Waar heb je het eigenlijk over? Vink: Heb je een vriendje Nele? Nele: Ik had er één, een tijdje. Huub heette hij maar na twee weken vond hij onze verschillen al onoverkomelijk. Het enige verschil zat `m erin dat ik me aan hem aanpaste en hij niet aan mij omdat ie niet wist waar hij dan aan tegemoet zou moeten komen want ik had me immers al volkomen aangepast. Ik begreep er dus niets van dat ie ineens allerlei verschillen tussen ons zag. Vink: Dat is dan maar beter. Nele: Wat? Vink: Dat het uit is. Wat moet je met zo'n man? Nele: Tja. Dat weet ik ook niet. Huub. Effie nog gebeld? Vink: Ja. Nele: Maar ze komt niet? Vink: Nee. Nele: Vind je dat Dora oud geworden is? Vink: Ouder maar niet oud en nog altijd even mooi. Zij is een vrouw waaraan de tijd niets kan verpesten. Nele: Kwam je dat even bekijken? Vink: Nee maar ik vind het leuk om te zien. Nele: Dora dacht dat je dood was en ze deed aangifte van vermissing. Toen kwam de politie vertellen dat je springlevend in Australië zat. Dora schaamde zich kapot tegenover die agent. Vink: Dora wist dat ik in Australië zat. Nele: Niet. Vink: We hebben het erover gehad. Dora op met een schaal. Dora: Kippen. Waar is Imme? Nele: Titus haalt haar al. Dora: Zit weer voor het raam natuurlijk. Gek wordt je ervan. Dat staart maar in de verte naar niets. Titus en Imme op. Dora: Zat ze voor het raam? Titus: Ja. Dora: Dan is het maar goed dat Titus je gaan halen is en niet ik want ik had je een tik gegeven. Wat bezielt je toch. Ik ga al die ramen laten dichtkitten. Ramen zijn van glas zodat je er door kan kijken als ze dicht zijn. Waarom snap jij de simpelste dingen niet? Titus: Imme heeft het nu wel begrepen denk ik. Dora: Ik betwijfel het. Titus: Zal ik maar opscheppen? Nele: Zo Vink, heb je je criminele leven voortgezet op het zuidelijk halfrond of ben je iets fatsoenlijks gaan doen? Vink: Ik heb van alles gedaan. Op het laatst zat ik in de zwembaden. Aannemersbedrijfje. Was een tijdje leuk. Verdiende aardig. Dankje Titus. Kan hier ook wel een zwembad maken als je wilt. Graven we naast dat gat voor... Nele: Waus. Vink: Waus. Graven we naast het gat voor Waus een groot gat voor een pool. Imme: Een poel. Vink: Een swimmingpool. Een zwembad. Imme: Ja! Mag dat Dora? Titus: Dat zien we wel. Als er een zwembad moet komen, kan ik ook graven. Vink: Ongetwijfeld Titus. Titus: Als jij een zwembad wilt graven dan ben je daar toch weken mee bezig? Vink: Nou, je bent er wel een tijdje zoet mee. Titus: Wou jij al die tijd in de Gaper blijven logeren? Vink: Ik heb nog niet echt iets besloten. Imme: Maar mag het nou? Dora: Ik zou niet weten wat wij met een zwembad moeten. Imme: In zwemmen. Titus: Eet smakelijk. Vink: Eet smakelijk. Nele: Eet smakelijk. Dora: Smakelijk eten. Titus: Dus je hebt nog niet besloten wat jullie doen? Vink: Nee, nee, we moeten het nog bekijken. Hangt van zoveel dingen af. Imme: Wat moet je anders met je zwembad doen? Dora: Nou Imme, hou erover op. Imme: Hou erover op. Vink: Het is wel ongelooflijk dit landschap. Die vlakte, die leegte, en dan die machines die stil staan te wachten. Terwijl ik begrijp dus dat ie helemaal nooit meer iets gaan doen. Omdat je niet verkoopt. Wanneer halen ze die dingen dan weg? Dora: Die hebben ze hier speciaal neergezet om mij onder druk te zetten. Om mij op mijn zenuwen te werken. Vink: Het is ongelooflijk. He? Echt ongelooflijk. Hoe kom je er eigenlijk aan, aan het huis? Dora: Dat heb ik gekocht. Twee maanden nadat je weg was gegaan. Ik wilde een uitzicht van niks. Dat me nergens aan deed denken, dat helemaal niets was. Met hooguit een boom of hooguit een weg in de verte. Zonder iets. Het absolute niets wou ik. Als het bestond was ik in de mist gaan wonen. Maar dit was ook heel aardig. Heel aardig in de richting van wat ik verdragen kon. En Titus kan er goed werken. Die heeft de kou van de plavuizen en het laagje ijs in de winter op het water in de stortbak altijd heel inspirerend gevonden. Vink: En je muze binnen handbereik. Nietwaar? Nele: Ja kijk, daar op de kast. Dat is Dora 6. Toch Titus? Dora 6. Titus: Ja. Vink: En exposeer je nog wel eens? Titus: Ik ben er niet speciaal dol op. Vink: Het is prachtig. Het is echt prachtig. Wat kost ie? Nele: Wou je `m kopen? Vink: Ik wou een indruk. Titus: Ze gaan normaal voor zo'n 15, 16 duizend. Maar Dora 6 is niet te koop. Vink: En Dora 5? Titus: Bestaat niet. En Dora 4 is al verkocht. Niet als Dora 4 trouwens. Als "naakt 24" Vink: Naakt nog wel. Titus: Ik heb er nog wel een foto van. Vink: Dat staat nu bij iemand op de schoorsteenmantel. Of op de piano. Of op een sokkeltje in een hal of een tuin. Dora: Nou, echt herkenbaar is het niet wel? Vink: Ik zie wel dat jij het bent hoor Dora. Niet zo letterlijk maar ik zie jouw gratie en jouw ranke gestalte en jouw stille somberheid er wel in terug. De sfeer zeg maar. Meer het gevoel. En zo'n beeld zegt natuurlijk minstens zoveel over de maker als over het afgebeelde. Titus: Oh ja? Vink: Er spreekt een grote beschermende liefde van de maker voor het afgebeelde uit. Denk ik. Zie ik. Denk ik te zien. Werk je altijd met brons? Titus: Ook steen. Ik praat niet zo graag over mijn werk. Ik laat het graag zien maar ik praat er niet makkelijk over. Het wordt al snel een hoop onzin niet waar. Ik laat ze graag zien. Als je wilt kan je straks achter kijken en meer beelden zien maar ik praat er niet graag over. Iedereen moet maar zelf bepalen wat ie erin ziet en wat voor informatie dat geeft over de maker of het afgebeelde zoals jij het noemt. Ik heb daar niets aan toe te voegen. Imme: Kijk, dit ben ik. Zet een beeld van 50 cm hoog op tafel. Vink: Kijk es aan. Imme: Ik sta scheef. Dat is vanwege mijn voet. Vink: Ik zie het. Dit ziet er ook al zo onwrikbaar en solide uit. Heel massief. Echt massieve beelden Titus, met een heel subtiele elegantie. Nele: Titus is heel beroemd en gelauwerd hoor met zijn beelden. Wanneer maak je mij nou es? Vink: Zodra jij ook een beetje substantie hebt zou ik denken. Nele: Waar slaat dat nou weer op? Imme: Uit het lood, heet ie. Dat is omdat ik scheef ben. Uit het lood heet dat. Vink: Ik zie het. Nele: Als ik een beetje substantie heb, nou ja! Waarom ging je eigenlijk naar Australië. Had je daar speciaal iets mee? Ja? Dat wist ik helemaal niet. Wist jij dat Dora? Dora: Ik dacht misschien omdat het de andere kant van de wereld is, verder weg kan bijna niet. Theoretisch gezien kan je in Zuid Amerika beter verdwijnen maar daar is de armoe en de onrust weer zo oncomfortabel. Dus, ja nee, ik wist het niet... Nele: Nee? Dora: ...maar ik begreep het wel. Nee. Hoezo? Nele: Wat begreep je dan? Dora: Dat zeg ik toch? Nele: Jezus! Wat kom je nou eigenlijk DOEN?? Vink: Moet ik dat aan jouw vertellen Nele? Nele: Niet speciaal aan mij; vertellen! Gewoon aan iedereen vertellen waarom je iedereens rust komt verstoren. Stilte.Titus eet, Dora drinkt, Imme aait haar beeld, Nele kijkt verbijsterd naar de anderen en Vink leunt achterover en speelt met zijn glas. Nele: Dora. Dora: Nee. Nele: Wil je me nog es bijschenken voor die fles leeg is? Vink: Je dronk toch wit? Die staat in de koelkast neem ik aan? Ik pak `m wel even. Vink af. Stilte. Imme: Ik vind hem leuk. Vink terug. Vink: Die kip was heerlijk Dora. Dora: Mooi zo. Imme: Heeft Waus het niet koud in de schuur? Titus: Waus kan het niet meer koud hebben Imme. Omdat ie dood is. Als je dood bent voel je niets meer. Geen kou, geen pijn, niks meer. Vink: Ik wil straks wel een potje met je schaken Titus. Ik heb ooit met je geschaakt. Titus: En? Vink: Gewonnen. Titus: Ik schaak nooit meer. Vink: Maar je maakt voor mij vanavond een uitzondering. Titus: Ja. Vink: Mooi. Imme: Ik ken alle liedjes van MCK. Vink: Werkelijk. Imme: Straks kan ik voor jullie optreden. Ja? Vink: Ja. Titus: Moeten we eerst zeker een kaartje kopen. Imme: Ja! Een toegangsbewijs. Dora: Iemand een toetje? Nele: Zeker een kaasplankje. Dora: Ja. Nele: Met daartussen ook een stukje groninger worst. Dora: Ja. Vink: Heerlijk. Scene 4 Dora en Vink. Vink: Ik herinner me een hotel waar we een week zijn gebleven. We kwamen onze kamer niet uit. Lieten alles bezorgen. Het was bloedheet in die kamer. De zon stond er de hele dag op. Vanuit ons raam zagen we de zee. Je hebt me voorgelezen. Toen het uit was zijn we gaan zwemmen. Dora: Ik herinner me dat we een keer 48 uur in de auto hebben gezeten. Ik was ervan overtuigd dat alles anders zou zijn op het moment dat we zouden stoppen. En ik was ervan overtuigd dat jij er ook van overtuigd was dat alles zou zijn als we stopten en bijvoorbeeld zouden gaan slapen. Het sneeuwde en ik was zo moe dat ik alleen maar de sneeuwvlokken zag en nauwelijks een weg. Vink: Je reed verschrikkelijk gevaarlijk. Dora: Ik wilde nog liever te pletter rijden dan dat er ooit een eind zou komen aan die rit. Vink: Dora, wat heb je gedaan? Dora: Wat bedoel je? Vink: De afgelopen jaren. Dora: Niets. Vink: Niets. Dora: Niets. Boeken gelezen, een dochter gekregen, nagedacht. Vink: Een dochter gekregen. Dat is nogal wat. Dora: Ja. Vink: Hoe oud is ze precies? Dora: Het zou kunnen, het zou net zo goed niet kunnen. Vink: Had je me dat niet moeten zeggen? Dora: Pardon? Vink: Dat je me dat had moeten zeggen. Dora: Jij bent vertrokken. Zonder een verklaring, zonder aankondiging. Zonder achterlating van een adres. Zomaar. Zondermeer. Vink: Je had me kunnen zoeken. Dora: Jij wist waar ik woonde. Vink: Ik heb geen kind gekregen. Dora: Maar dat wist jij niet. Vink: Daar ging ik natuurlijk niet vanuit Dora: Waar ging jij dan wel vanuit? Vink: Wil jij mij proberen te verwijten dat ik niet bedacht heb dat jij een kind zou kunnen krijgen waarvan je niet zou weten wie het heeft verwekt? Dora: Nee hoor, d`at wil ik jou nou precies niet verwijten. Vink: Wil je mij misschien iets anders verwijten? Dora: Och. Vink: Dora, het is tien jaar geleden. Dora: Al tien jaar geleden! Jeetje.Tien jaar al. Vink: Dora. Dora: Tien jaar zonder een woord. Vink: Het ging niet goed. Ik maakte jou ongelukkig. Jij was vreselijk ongelukkig Dora, ik kon er helemaal niets meer aan doen. Dora: Oh, jij wilde mijn probleem oplossen en weggaan zonder iets te zeggen leek jou een goed idee. Vink: Tien jaar geleden Dora. Dora: Ik was niet ongelukkig. Vink: Dat was je wel. Dora: Volgens wiens standaard? Vink: Objectief waarneembaar. Ongelukkig. Depressief. Ik was... Ik kon... Dora: Daar niet tegen? Vink: Zo je wilt. Hoezo weet jij eigenlijk niet van wie ze is? Dora: Tien jaar geleden, zei je toch? Verjaard, vond je toch? Vink: Wil je het niet weten? Dora: Nee. Vink: Waarom niet? Dora: Omdat dat haar zou reduceren tot een product van iets. Vink: Maar je weet het natuurlijk wel. Dora: Ze is er gewoon en zo zit dat. Vink: Ik heb heel erg verschrikkelijk veel van je gehouden Dora. Dora: Oh ja. En toen op een goeie dag ging dat over. Vink: Nee. Dora: Je spreekt in de verleden tijd. Vink: Ik wil maar zeggen dat ik niet wegging omdat ik niet van je hield. Dora: Ik was niet ongelukkig. Dat bestond helemaal niet. Dat is een ontzettend banale omschrijving. Ik was volledig in beslag genomen en volslagen bereid. Ik wou alles voor je doen en ik heb ook alles voor je gedaan. Ik heb een pistool tegen de slaap van een franse pomphouder gehouden. Ik heb Nele in de steek gelaten. Ik ben gestopt met studeren, met treuren om mijn ouders, met dromen over het leven dat ik wilde. Ik heb mijn liefde voor jou en jouw liefde voor mij als mijn identiteit beschouwd. Ik heb jouw lichaam als het mijne en mijn lichaam als het jouwe beschouwd. Ik heb jouw ribben en jouw kaken en jouw knieën en jouw ogen als mijn enige realiteit beschouwd. Ik had zelfs de trekker overgehaald en die man doodgeschoten als het moest. Vink: Dat was niet nodig. Dat wist ik. Dora: Jij hebt me op een afschuwelijke en onvergefelijke manier verraden. Vink: Jij hebt een volstrekt onrealistisch beeld van een relatie. Dora: Het was ook niet realistisch. Het was geen relatie. Vink: Ik ga zo beginnen met dat graf voor... Dora: Waus. Vink: Ik ga zo beginnen met dat graf voor Waus. Dora: Ja. Nu? Het is nacht. Vink: Dat heeft wel iets vind je niet? Een graf te graven in het donker. Dora: Ik wil je één ding vragen. Wees maar niet bang. Ik zal niet vragen waarom je weggegaan bent en ook niet waarom je hier nu bent. Ik moet erover nadenken. Ik moet het goed formuleren. Ik ga daar even over nadenken. Imme komt binnen. Ze is verkleed en begint haar optreden. 4^e BEDRIJF Scene 1 Titus: Ik heb jarenlang geaccepteerd dat een halve Dora meer is dan geen Dora. Dat er een gat in haar hart zit en een barst in haar stemming. Ik heb niet om te troosten gezegd dat hij een klootzak was. Ik heb niet gezegd dat ze moest huilen, of juist niet moest huilen, drinken of niet drinken, hem zoeken of hem niet zoeken. Ik heb niets van haar gevraagd en begrepen dat je nadat je alles hebt gedaan voor iemand alleen nog maar iemand verdragen kan die helemaal niets van je vraagt. Ik heb dat nooit gezien als een offer en mezelf nooit gezien als een schlemiel. Ik was ervan overtuigd dat ik daar volkomen toe in staat was. Ik ben de acceptatie in persona. De rietpluim in de wind. En nu staat ze een gat te graven in de klei alsof haar leven ervan afhangt. Samen met die duivel die geen duivel lijkt te zijn maar een innemende lange man die als je het mij vraagt ook in een vacuüm van zijn leven verkeert en komt zoeken of de sleutel tot de toekomst misschien in het verleden ligt. Staan ze met een pikhouweel de diepte bloot te leggen in een gat van twee bij één. Ik zeg niks, maar dat het een gat van twee bij één is ziet een blinde in het donker. Mijn probleem is mijn oneindige begrip. Niet gespeeld. Niet uit angst. Ongelogen. Waar. Scene 2 Titus. Dora komt op en is behoorlijk dronken. Dora: Hé. Wat doe je? Titus: Niks. Dora: Och dat eeuwige niets. Niemand van ons doet es iets. Nele niet en jij niet en Imme niet en ik ook niet. In godsnaam. Die kranen daarbuiten zijn exemplarisch voor ons leven Titus. Werkeloos. Gestrand in hun bestemming. Titus: Dat is niet waar. Dora: Titus! Wat zeg je? Je zei iets. Iets heel stelligs. Je zei: dat is niet waar. Titus: Ik doe alles wat ik wil doen. Dora: Heb jij hier nog een fles staan? Titus: Nee. Dora: Wil je er één van beneden gaan halen? Titus: Nee. Dora: Heb jij een assertiviteitscursus gedaan toen ik buiten was? Titus: Nee. Dora: Oh. Titus: Wat denk je dat Imme ervan denkt dat jullie hier midden in de nacht Waus staan te begraven terwijl zij slaapt? Dora: Dat weet ik niet. Ik heb Imme's gedachten nooit zo kunnen volgen. Dora vindt een halfvolle fles. Dora: Kijk toch eens aan. Proost. Titus: Op je gezondheid. Dora: Waar slaat dat op? Titus: Ik drink op je gezondheid. Dora: Ja, ja. Titus: Of is dat al te opdringerig? Ik wil je iets zeggen... Dora: Geen volzinnen alsjeblieft. Ga jij nou niet ineens in volzinnen praten. Zeg het later maar es. Morgen of volgende week. Titus: Ik wil je iets zeggen over... Over iets dat ik... Over mijn oneindige begrip. Dora: En dat je ontdekt hebt dat dat een grens heeft? Waar ga je heen? Titus: Ik laat me niet beledigen. Dora: Volgens mij wel. Titus: Ik dacht het niet. Dora: Waarom loop je dan weg? Ga je heel boos op de gang staan? Titus: Ik mag van jou toch geen volzin uitspreken? Dora: Ik ben toch niet de baas? Titus: Hou toch op. Dora: Stel je niet aan. Ga zitten en neem een glas en wees je bekende zelf. Titus wil weglopen maar komt terug. Titus: Ik vind het verschrikkelijk dat jullie Imme... Dat Imme... Dat. Goddomme Dora! Dora wil hem een glas geven en Titus slaat het uit haar handen. Stilte. Titus af. Dora pakt de brief van de projectontwikkelaar die in het eerste bedrijf bezorgd is. Gaat zitten, tekent `m, steekt `m in de zak van haar vest en gaat naar buiten. Scene 3 Nele: Ik snap er niets van. Ik snap Dora niet, ik snap jou niet, ik snap Vink niet en ik snap Dora niet -- oh nee, die had ik al gehad. Ik snap niet waarom er niemand met zijn vuist op tafel slaat. Ik snap niet waarom jullie hem er niet uit gooien. Ik ben bang dat ie de begrafenis van Waus ontzettend gaat verpesten. Ik snap het gewoon niet Titus. Heb je nog een glas? Titus: Ik hoef geen glas; ik drink wel uit de fles. Nele: Goed zo. Dat is in elk geval iets. Titus: Proost. Nele: Ik weet natuurlijk niet hoe het is he? Ik weet niet hoe het is om lang met iemand samen te zijn of lang met iemand samen te zijn geweest. Ik heb daar nu eenmaal geen ervaring mee. Waar dat nou aan ligt... Titus: Dat zegt allemaal niets. Nele: Dora was acht toen ik geboren werd. Begrijp je? Ik was het kleine bleekzuchtige zusje met twee linkerhanden en geen enkel speciaal talent. Ik was tien toen zij het huis uit ging en zestien toen ze dood gingen en Dora wegging. Ik was gewoon een puber. Snap je. Pubers willen sowieso niets. Ik ging bij de buren wonen en Dora stuurde me soms een kaartje. Titus: Ja. Nele: Ik was misschien ook wel een bokkig en onwillig kind en ik was misschien ook niet zo aardig maar zo reageren mensen soms op dingen. Ik zag jou nog vaker dan Dora indertijd. Jij was tenminste op mijn eindexamen en ik was een beetje verliefd op jou denk ik. Titus: Ja. Nele: Maar dat wist jij natuurlijk niet. Titus: Nee. Nele: Dat kwam ook niet bij je op. Titus: Nee. Nele: En toen kwamen ze weer es terug en toen zouden ze blijven en ik voelde me net een vreemde. Ik was gewoon verlegen tegenover Dora. Geef mij ook nog wat. Denk jij dat het op een gegeven moment vastligt? Dat de kaarten geschud zijn en dat het leven definitief nooit mee zo groots of zo vervullend of gepassioneerd zal worden als je vroeger dacht? Titus: Nee. Nele: Benijd jij Dora? Titus: Nee. Nele: Ben je dronken? Titus: Nee. Nele: Volgens mij wel. Nele loopt naar de telefoon en toetst het herhalingsnummer. Nele: Hier, ik krijg mijn antwoordapparaat. Hé Titus, hoor je wat ik zeg? Titus: Ja, en? Nele: Dat betekent dat ie die zogenaamde Effie helemaal niet gebeld heeft. Misschien is er wel helemaal geen Effie. Heeft ie haar verzonnen. Hé! Dat geeft toch zeker te denken. Titus: Laat nou maar. Nele: Moeten we rustig wachten tot het voorbij is? Titus: Hoor es, dat weet ik allemaal niet. Ik zie alleen niet wat een Effie of geen Effie er toe doet. Nele: Dat zegt iets over zijn betrouwbaarheid? Dat zegt iets over de man die met jouw vrouw buiten is. Titus: Ze is mijn vrouw niet. Nele: Want ze is van zichzelf. Titus: Ja. Nele: Titus! Titus: Zo denk ik nu eenmaal. Dat zeg ik niet alleen. Zo denk ik. Ik heb... ik ben oneindig... tolerant. Iedereen moet doen en denken en vinden wat ie wil. Niemand is mij iets verplicht zoals ik niemand iets verplicht ben. Nele: Dat is toch niet wáár! Titus: Dat is echt waar. Nele: Zo kan je toch niet leven. Titus: Zo leef ik. Nele: Er zijn toch dingen waard om voor te vechten? Titus: Als je daar lang over nadenkt... Als ik er lang over nadenk dan... Als iemand iets niet wil, echt niet wil bijvoorbeeld... wat zou ik dan kunnen vechten? Nele gaat bij Titus op schoot zitten. Scene 4 Intussen buiten. Dora en Vink zitten op de rand van het graf van Waus. Vink: Jezus Dora, wat een godvergeten uithoek. Dora: Ja, mooi he? Vink: En wat is het hier godvergeten koud. Dora: Ja. Vink: In Australië is een andere sterrenhemel. En de maan hangt er scheef. Dora: Zuidelijk halfrond. Ik weet het. Vink: Ga je nog wel es... Ga je wel eens op reis? Dora: Nee. Vink: Wil je Imme niets laten zien? De bergen, de zee, steden en... Dora: Nee. Ze weet niet beter. Vink: Maar je was zelf altijd zo... Zo nieuwsgierig en onvermoeibaar en je werd er zo vrolijk van. Ik dacht eerst dat je dat miste toen we terug waren. Dat je er niet tegen kon op één plek, in één huis te zitten. En nu ben je... nu...hier Dora: Dat is iets anders. Vink: Imme is zo... Ze lijkt me zo... Dora: Eenzaam? Vink: Ja. Dora: Ach man, bemoei je je d'r toch niet mee. Vink: De laatste weken. We waren terug en zouden blijven. Jij schreef je weer in op de universiteit. Dora: Ik dacht daar misschien over maar ik heb dat nooit gedaan. Vink: Oh. Dora: Je nam dingen voor me mee. IJs of wijn of bloemen of muziek. Vink: Echt niet? Ik meen me te herinneren dat jij weer ging studeren. Dora: Dat is niet zo. Vink: Zou het misschien kunnen dat je dat wel tegen mij zei? Dora: Het zou misschien kunnen dat jij dat voor je eigen gemoedsrust hebt bedacht. Dat ik ook een nieuwe bestemming had gevonden die niets met jou te maken had. Vink: Jij begon met Titus af te spreken. Dora: Ook al zo geruststellend. Vink: Jij had blijkbaar een verhouding met hem. Dora: Je vertelde niet wat je ging doen. Je ging weg en je kwam vroeg of laat weer terug. Vink: Het was GOED dat we weer een afzonderlijk leven hadden. Dat ik niet als ik de deur uitging alleen maar dacht aan het moment dat ik weer terug zou komen en jou op je buik op mijn vloerkleed zou vinden of op het balkon, of in bad of... Dora; Jij ging weg en ik wachtte op je. Ik wist niets anders te doen en ik wist dat jij het fijn vond om thuis te komen en mij op mijn buik op je vloerkleed te vinden. Vink: Dora, je zat soms in dezelfde stoel waarin ik je achter had gelaten. Dora: De laatste ochtend had je bessen voor me meegenomen. Bessen. Vink: Dat was echt een beetje eng hoor. Dora: Je kwam thuis. Ik deed of ik sliep omdat ik wou voelen hoe je me wakker zou maken. Je kwam binnen en je zocht iets. Daarna deed je de afwas en zette je koffie. Ik voelde dat je naar me keek en ik was bang dat mijn ogen zouden trillen. Toen ging je douchen. Ik rook je shampoo en de koffie en hoorde hoe je je afdroogde en de riem door je broek trok en je schoenen aandeed. Toen kwam je op het bed zitten en streek je mijn haar uit mijn gezicht. "Dora," riep je, "Dóra..." Vink: Ik herinner het me niet. Dora: Het was de laatste ochtend. Ik heb elk detail herhaald en herhaald in mijn hoofd. Vink: En niks veranderd natuurlijk. Alles betrouwbaar bewaard voor de overlevering. Dora: Wie zal het zeggen. Jij herinnert het je niet. Vink: Ik herinner me ontelbare keren dat ik koffie zette, een douche nam, de afwas deed, het haar uit je gezicht streek. Dora riep. Dora: Dit was de laatste ochtend. Je zocht iets. Vink: En jij hebt vast al uitgemaakt dat dat mijn paspoort was. Dora: Dat zou heel goed kunnen. Vink: En die bessen? Komt er nog iets met die bessen? Dora: Die heb ik gegeten als ontbijt. Vink: Aha. Dora: En ik heb ze naar je geschoten. Vanuit een hol stengeltje, hoe heet dat, wat je in toetjes kan steken. Ik heb vanaf de ene kant van de tafel naar je geschoten. Vink: En ik? Dora: Jij dronk koffie en je probeerde die besjes te vangen met je mond en later raakte je geirriteerd omdat je een schone witte bloes aanhad en... Vink: dat vond jij belachelijk. Want waar had ik een schone bloes voor nodig als ik nergens heen ging, als niemand er toe deed behalve jij. Och Dora. Dat jij dat volkomen isolement zo omarmt, ook nu weer en je kind daar nota bene ook toe veroordeeld. Dora: Jij hebt iets helemaal verkeerd begrepen. Vink: Oh ja? Dora: Ja. Vink: Wat dan? Dora: Ik geloof dat ik dat niet eens kan uitleggen. Je zit er zover naast dat ik niet eens een aanknopingspunt heb om te beginnen. Alsof ik heb gekozen om hier... Vink: Wou je zeggen dat je hier zo leeft terwijl je dat helemaal niet wilt? Of wou je mij de schuld ervan geven. Wou je beweren dat je hier nog steeds zit na te denken over wat er mis ging tussen ons. Nou ik zal je één ding zeggen. Zolang jij je eigen ziekelijke kluizenaarszucht niet onder ogen durft te zien, kan je mij inderdaad niets uitleggen omdat het allemaal helemaal geen steek houdt en omdat je genadeloos door de mand van je eigen zelfbedrog zal vallen. Dora: Er bestaat zoiets als domme pech, het kan zijn dat de dingen anders lopen dan je wilt. Vink: Oh. Dora: En dat jij je meesmuilend kan afvragen of ik hier nog steeds zit na te denken over wat er mis ging tussen ons maar dat de lamslaande verbijstering inderdaad nooit is overgegaan en dat ik je nog steeds wel zou kunnen... Vink: Zou kunnen...? Dora: En dat dat isolement van toen en mijn leven nu iets heel anders is. Vink: Ik ben bang dat je het één en ander hebt verbasterd Dora. Die besjes. Dat ontbijt. Die laatste ochtend. Dat ik het fijn vond om jou elke dag in dezelfde stoel terug te vinden. Als jij zegt dat ik zomaar ben weggegaan, zonder verklaring, en als jij zegt dat je niet kan ophouden om daarover na te denken... Dora: Heb ik dat gezegd? Vink: Is het niet zo? Dora: Heb ik dat gezegd? Vink: Ja. Waarom wil je niet weten waarom ik weg ging of waarom ik nu hier ben? Omdat jouw verhaal dan in elkaar stort? Omdat je alibi wordt weggevaagd? Omdat het fundament onder je eenzaamheid ineenstort? Omdat het dan allemaal niet waar blijkt te zijn?? Als je het niet wilt weten, dan zal ik je niks vertellen. Kom dan maar tegen me aanzitten Dora. Ik heb het koud. Kom tegen me aanzitten. Koolmees. Ik wil jou ook iets vragen. Ik hoef daar helemaal niet over na te denken. Het is een hele simpele vraag en je hoeft alleen maar ja of nee te zeggen. En als je ja zegt hoef je alleen je spullen maar te pakken Ik weet niet of het mogelijk is om terug te gaan in de tijd. Ik weet niet of de dingen onomkeerbaar zijn. Ik weet niet of jij dat allemaal op zou kunnen brengen. Ik weet niet of zoiets een nekslag wordt. Ik weet dat er ook andere mogelijkheden zijn. Ik kan ook weg gaan en iets anders doen en ik zal ook best gelukkig kunnen worden. Ik ben alleen op zoek. Op zoek naar iets wat er verloren is gegaan. Naar iets dat... De muziek overstemt hem en Dora tilt de schop op. Donkerslag. 5^e BEDRIJF Scene 1 Ochtend. Nele: Waar is Dora. Imme: Broodjes aan het bakken. Nele: Ik zag haar niet in de keuken. Imme: Ik wel. Nele: Titus? Titus: Ja. Nele: Heb je een beetje geslapen? Imme: Waar is de Vink? Nele: Dat weet ik niet. Toen ik naar bed ging waren ze nog buiten. Dora en Vink. Ik weet het niet. Is ie blijven slapen? Imme: Vandaag gaan we Waus begraven he Titus? Titus: Ik weet het niet. Ja. Imme: Met kaarsjes en zwarte kleren aan he Titus? Titus: Ja. Dora komt op. Dora: Koffie? Iemand? Ze schenkt koffie in en loopt weer weg. Imme: Wat trek jij aan Nele voor de begrafenis? Nele: Gewoon wat ik nu aanheb. Imme: Is dat denk je wel gepast? Nele: Doe niet zo gek. Dora op. Dora: Ontbijt. Nele: Waar is Vink? Dora: Weg. Nele: Weg? Imme: Wat trek jij aan Dora voor de begrafenis? Dora: Welke begrafenis. Oh. Niks. Er is geen begrafenis. Nele: Wat? Imme: Waarom niet? Dora: Waus is begraven en Vink is weg. Ik wil het er niet over hebben. Imme: Hoe kan dat nou? Dora: Ik vond het sowieso een absurd plan die begrafenis. Het is maar een hond. Die moet onder de grond maar we gaan daar verder geen drukte van maken. Imme rent weg. Nele: Dora! Dat arme kind. En trouwens het was mijn hond. Waarom ben jij altijd de baas over alles. Nou? Het was toch zeker mijn hond? Dora: Sorry Nele, het had misschien beter gekund, maar zo is het gegaan. Nele: Jij hebt Waus gewoon gebruikt... Je hebt hem gewoon gebruikt om met Vink urenlang buiten... Dora: Doe niet zo raar. Neem een broodje. Imme op, huilend. Imme: Waus is weg. Dora: Dat zeg ik. Die is weg. We kunnen een bos bloemen op zijn graf leggen en gedag zeggen. Je kan zo'n beest niet eindeloos boven de grond houden. Ik bespaar je de details Imme. Nele: Hij was pas drie dagen dood! Dora: Imme? Broodje? Imme: Nee! Nele: We graven hem op. Dora: Niks ervan. Niemand graaft hier niets op. Nele: Titus? Titus: Ik. Weet. Het. Niet. Nele: En hoe is Vink dan eigenlijk weggegaan? Is ie gaan lopen? Dora: Ik heb geen flauw idee. Nele: Wanneer ging ie dan weg? Om 5 uur? Dora: Ik heb niet op de klok gekeken. Nele: En komt ie nog terug. Ik bedoel komt ie weer terug? Dora: Nee. Nele: Nee. Dora: Dat zeg ik. Imme: Hij heeft me helemaal geen gedag gezegd. Dora: Hij heeft mij ook wel eens geen gedag gezegd. Nele: Ik ga naar huis. Dora: Goed zo. Nele: Jezus. Nele staat op en zoekt haar spullen bij elkaar. Nele: Oh ja, waarschijnlijk is er helemaal geen Effie. Hij heeft in ieder geval gelogen dat ie haar gebeld heeft. Dora: Oh. Nele: Het maakt je niets uit? Dora: Nee. Nele: Ik dacht dat je dat misschien wel zou willen weten. Dora: Nee dus. Nele: Vink is weg en alles blijft gewoon weer bij het oude? Dora: Niet helemaal. Nele: Want?? Dora: Dat hoor je vanzelf. Nele: Ik ga maar dan. Dag Titus. Dag Imme. Dora: Daag Nele. Voordat Nele helemaal af is zwelt van buiten het geluid aan van motoren van vrachtwagens, leegstortende bakwagens, kranen die in beweging komen. Heipalen. Etc. EINDE