Hoofdstuk 2: Een aanloopkat (fragment) Met Tibbe ging het niet goed. Hij liep heen en weer over zijn zolder, ging nu en dan aan de schrijfmachine zitten, verscheurde dan woedend alles wat hij getikt had en rommelde in alle laatjes op zoek naar zijn pepermuntjes. Hij had het idiote idee dat hij zonder pepermuntjes niet kon denken en niet kon schrijven, maar ondertussen werd het later en later. 'Eigenlijk zou ik de straat weer op moeten gaan,' zei hij. 'Om te kijken of er ergens iets gebeurt. Waar ik over schrijven kan. Maar ik denk dat er met dit weer niemand meer op straat is. Wat vreemd dat Fluf zo lang op het dak blijft. Meestal komt hij veel gauwer terug. Ik denk dat ik maar ga slapen. Morgen ga ik naar de baas. En ik zal zeggen: "Het spijt me, u hebt gelijk, ik deug niet voor de krant." Hij zal dan zeggen: "Inderdaad, het lijkt me het beste dat je naar iets anders uitkijkt." En dat is dan dat. Ik ga een ander baantje zoeken.' Er was een zacht geluid in de keuken. De pedaalemmer. 'Dat is Fluf,' zei Tibbe. 'De sloeber! Hij probeert de visgraten uit de vuilnisemmer te halen. En dat terwijl hij een hele vis heeft gehad. Ik zal maar eens gaan kijken, anders haalt hij de hele emmer omver en dan kan ik weer gaan vegen.' Tibbe stond op en deed de deur naar de keuken open. Hij schrok. Het was Fluf niet. Het was een juffrouw. De juffrouw uit de boom, die nu bezig was in zijn vuilnisbak te graaien. Ze kon maar op een manier binnengekomen zijn... door het dakraam. Direct toen ze hem hoorde draaide ze zich om. Ze had een grote visgraat in de bek. Nee nee, in haar mond... dacht Tibbe onmiddellijk, maar ze leek nu zo vreselijk op een schuwe natte zwerfkat dat Tibbe bijna had geroepen: 'Kssssj... wil je wegwezen!' Maar hij zei niets. Ze nam de graat uit haar mond en glimlachte vriendelijk. Haar groene ogen stonden een beetje scheef. 'Pardon meneer,' zei ze. 'Ik zat hier op uw dak met uw kat Fluf. En het rook zo heerlijk. Zodoende ben ik door het dakraam geklommen. Hij zit nog buiten.' Ze sprak heel keurig en damesachtig. Maar wat was ze nat. Het rode haar viel in piekerige sliertjes om haar hoofd en haar mantelpakje was druipnat en gekreukeld. En ineens had hij zo'n medelijden met haar. Precies een zielige halfverzopen poes. Een aanloopkat! 'De visjes zijn helaas op,' zei Tibbe. 'Maar als u zo'n honger hebt... ik heb wel een scho...' Bijna had hij gezegd: een schoteltje melk. '...een bekertje melk voor u. En een boterhammetje misschien? Met sardientjes?' 'Erg graag,' zei ze beleefd, maar intussen keek ze scheel en woest van de honger. 'Legt u dat dan maar terug,' zei Tibbe en hij wees op de graat die ze nog in haar hand had. Ze gooide de graat in de pedaalemmer. En daar zat ze dan schuw en nat op de keukenstoel toe te kijken hoe Tibbe een blikje sardines openmaakte. 'Mag ik misschien weten hoe u heet?' vroeg Tibbe. 'Minoes. Juffrouw Minoes.' 'En ik heet...' 'Meneer Tibbe,' zei ze. 'Dat weet ik.' 'Zeg maar gewoon Tibbe. Iedereen noemt me Tibbe.' 'Als u het goedvindt blijf ik liever meneer Tibbe zeggen. , 'Hoe kwam u zo op het dak?' vroeg hij. 'Ik eh... Ik zocht een betrekking.' Tibbe keek haar verbaasd aan. 'Op het dak?' Maar ze gaf geen antwoord. De boterhammetjes waren klaar. Tibbe had bijna het bordje op de grond gezet, maar hij bedacht zich. Ze eet waarschijnlijk als een mens, dacht hij. En dat was ook zo. Ze at keurig met mes en vork. 'U hebt een betrekking bij de krant,' zei ze tussen twee happen door. 'Maar niet lang meer.' 'Hoe weet u dat in vredesnaam! ' riep Tibbe. 'Gehoord,' zei ze. 'Dat stukje is niet gelukt. Dat stukje over mij in de boom, jammer.' 'Zeg, hoort u eens even,' zei Tibbe. 'Ik zou wel erg graag willen weten van wie u dat gehoord hebt... Ik heb namelijk met helemaal niemand gesproken.' Hij wachtte tot ze haar mond leeg had. Het was de laatste hap. Ze likte de laatste kruimels met haar vinger op en likte de vinger af. Toen deed ze haar ogen half toe. Ze valt in slaap... dacht Tibbe. Maar ze sliep niet. Ze zat zoet voor zich uit te staren. En nu hoorde Tibbe een zacht ronkend geluidje. De juffrouw zat te spinnen. 'Ik vroeg u wat,' zei Tibbe. 'O ja,' zei ze. 'Wel, ik heb het allemaal van horen zeggen.' Tibbe zuchtte. Toen zag hij dat ze bibberde. Geen wonder, al die natte kleren. 'Hebt u niet iets droogs om aan te trekken?' 'Ja,' zei ze. 'In mijn koffertje.' Nu pas zag Tibbe dat ze haar koffertje bij zich had. Het stond onder het dakraam. 'U moet onder de hete douche,' zei hij. 'En iets droogs aandoen. Anders bent u morgen ziek. Daar is het douchehok 'Heel graag,' zei ze. Ze nam haar koffertje op en ging. En toen ze langs hem liep, wreef ze even met haar hoofd tegen zijn mouw en kronkelde zich. Ze geeft me kopjes! dacht Tibbe. Hij deinsde achteruit alsof hij door een krokodil werd benaderd. Toen ze in het douchehok was verdwenen, ging Tibbe in zijn woonkamer zitten. 'Idioot...' zei hij tegen zichzelf. 'Een raar mens dat door je dakraam naar binnen komt. Uitgehongerd. Dat spint en kopjes geeft! Ineens kwam er een vreselijke gedachte bij hem op. Ze zou toch niet... ze zou toch niet bij hem willen blijven wonen? Ze zocht een betrekking, had ze gezegd. Maar 't was duidelijk dat ze een huis zocht. Een aanloopkat. 'Ik wil het niet,' zei Tibbe. 'Ik heb al een kat. Ik ben veel te blij dat ik alleen woon en lekker m'n eigen baas ben. En ik heb trouwens maar een bed. Wat stom van me om haar hier te laten douchen!' Daar was ze... ze kwam de kamer binnen. Zie je wel? dacht Tibbe. Had ik het niet gedacht? Daar stond ze in een pyjamaatje met een kamerjas eroverheen en met toffeltjes. Ze liet hem haar natte mantelpakje zien dat ze over de arm droeg. 'Mag dat astublieft even drogen bij de kachel?' 'Eh... Ja, dat mag,' zei Tibbe. 'Maar ik wou u wel meteen zeggen dat eh...' 'Wat?' 'Kijk eens, juffrouw, wat mij betreft kunt u hier een uurtje wachten tot die kleren droog zijn. Maar u kunt niet blijven logeren. ' 'O nee?' 'Nee juffrouw. Het spijt me. Dat gaat absoluut niet.' 'O,' zei ze. 'ook niet voor een nachtje?' 'Nee,' zei Tibbe. Ik heb geen bed voor u.' 'Ik hoef niet in een bed. Daarachter op de rommelzolder staat een hele grote doos. Een kartonnen doos waar blikken soep in hebben gezeten.' 'In een doos?' vroeg Tibbe. 'Slapen in een doos?' 'O ja. Als u er een verse krant in legt.' Tibbe schudde koppig z'n hoofd. 'Ik zal u geld geven voor een hotel,' zei hij. 'Hier in de buurt is er een.' Hij greep naar z'n portemonnee, maar ze wees het meteen af. 'O nee,' zei ze. 'Dat hoeft niet. Als het echt niet kan, dan ga ik maar. Ik zal m'n natte pakje maar weer aandoen en ik ga maar meteen.' Ze stond daar zo zielig. En ze keek zo angstig. En buiten hoorde je de wind en de regen. Met dit weer kon je een arme kat niet het dak op sturen. 'Goed, vooruit, voor een nachtje,' zei Tibbe. 'Mag ik in de doos?' 'Best. Maar onder een voorwaarde. U moet me vertellen, hoe u dat allemaal wist over mij. Wie ik ben en waar ik werk en wat voor stukje ik probeerde te schrijven.' Ze hoorden een plofje in de keuken. Het was Fluf die eindelijk terug was van zijn daktocht en binnenkwam met een natte grijze vacht. 'Ik wist het allemaal van hem,' zei juffrouw Minoes. En ze wees op Fluf. 'Hij heeft me alles over u verteld. Ik heb trouwens met veel katten in de buurt gesproken. Ze zeiden allemaal dat u de aardigste was.' Tibbe kreeg een kleur. Hij voelde zich gek genoeg gevleid. 'U ...u praat met katten?' vroeg hij. 'Ja.' Wat een onzin, dacht Tibbe. Het mens is een beetje gek. 'En eh... Hoe komt het dat u met katten kunt praten?' 'Ik was er zelf een,' zei ze. Hartstikke gek, dacht Tibbe. Juffrouw Minoes was voor de kachel gaan zitten, naast Fluf. Ze zaten samen op het haardkleedje en Tibbe hoorde nu twee spinnende geluidjes door elkaar heen. Het klonk erg vredig. Zou ik toch nog dat stukje over haar schrijven? dacht Tibbe. Hedennacht verleende ik onderdak aan een spinnend, dame die door het dakraam mijn woning binnendrong en mij desgevraagd meedeelde dat zij vroeger een kat was... Dan word ik dezelfde dag nog op straat gegooid... dacht Tibbe. Hij hoorde nu dat ze met elkaar aan 't praten waren, de juffrouw en en zijn kat. Ze maakten kleine spinnerig-mauwerige geluidjes. 'Wat zegt Fluf nou?' vroeg hij bij wijze van grapje. 'Hij zegt dat uw pepermuntjes in een jampot zitten op de bovenste plank van de boekenkast. U hebt ze daar zelf gezet.' Tibbe stond op om te kijken. Het was zo. http://www.annie-mg.com/huiskamer/annies_werk/boeken/minoes12.html Annie M.G. Schmidt:Minoes