Mustafa Stitou Toen Mustafa Stitou in 1994 debuteerde riep Remco Campert: 'Eindelijk weer een dichter!' En zijn uitgever lanceerde hem als 'de eerste Nederlandse schrijver van Marokkaanse origine'. Toegegeven: hij werd in 1974 geboren in Marokko. Maar als baby verhuisde hij al naar Nederland: naar Lelystad, Nederlandser kan het niet. Zijn Marokkaanse familie en oorsprong gebruikte Stifou voor zijn eerste bundels met graagte. Dirhams en zand, Noord-Afrikaanse coke en een gitzwarte krullebol, Berbers en bergbewoners kleuren zijn eerste gedichten, die hij kortweg 'Mijn vormen' of 'Mijn gedichten' noemde. Dat waren, zei hij spottend, zijn 'anderstalige gedachten'. Tegelijkertijd beschrijft hij het grootstadse Amsterdamse leven met verleidingen, kip met patat, snelfiltermalingkoffie en vershoudfolie, in gedichten die steeds langer, associatiever en vrijer van vorm worden. In zijn bundel Varkensroze ansichten worden westerse en oosterse, noordelijke en zuidelijke opvattingen en gedachten tegenover elkaar gezet en door elkaar gemengd en noemt Stitou zich een 'conceptueel- 'anekdotische', op z'n minst anti-metafysische dichter'. (http://www.kb.nl/dichters/stitou/stitou-01.html) Vragen 1. De literatuurwetenschappers Thomas Vaessens en Jos Joosten wijzen er in het artikel “Een proeve van inburgering. Het engagement van Mustafa Stitou” op dat Stitou van Marokkaanse afkomst is en suggereren voorzichtig dat dit ook in het gedicht tot uiting komt. Tegelijkertijd ‘[presenteert] Stitou zichzelf als een Nederlands schrijver’, aldus Vaessens en Joosten (2005:[2]): ‘Zijn poëzie is […] doorgaans overduidelijk in een westers decor gesitueerd.’ Naar welke westerse en oer-Nederlandse zaken verwijst Stitou in “De schil waarop wij leven”? 2. Joosten en Vaessens (2005) noemen “De schil waarop wij leven” een “voor ‘het nieuwe Nederland’ weinig vleiend gedicht”. Volgens hen is het dus allerminst een vriendelijk gedicht dat alleen de positieve kanten van Nederland toont. Stitou geeft kritiek op Nederland. In welk opzicht is “De schil waarop wij leven” kritisch? Welk beeld geeft Stitou van de Nederlandse samenleving en het samenleven met verschillende culturen? Bespreek enkele relevante passages. 3. Stitou herhaalt in “De schil waarop wij leven” verschillende keren de woorden “Het onderliggende het zich tonende /het zich tonende het zich tonende”. Wat zouden deze regels kunnen betekenen in de context van het gedicht? De schil^[1] waarop wij leven 1 Het onderliggende het zich tonende, het zich tonende het zich tonende. Op voormalige zeebodem^[2] een vinexvesting^[3/4], met zo natuurlijk mogelijk bos omgeven, recreatiepaden, en met kunstwerk binnenkort. Alma Mater^[5] heet het beeld van Johan IJzerman^[6] en wordt gebouwd van gras, de schil waarop wij leven. Hier zijn pionieren^[7] klootjes^[8] of crimineel en wie niet te categoriseren valt in een aparte doos - woonkamers wemelen^[9] van geruchten over een pedofiele buur en asielkampen moeten het liefst aan de horizon staan, zo scheidt men het goede van het zwarte. 3 De snackbarhouder heeft aura. Trekt automatisch klanten aan. Schenkt twee uitgeprocedeerde^[12] Somalische Lolita’s knipogend softijs. Een stratenmaker^[13] vreet en vreet wanneer hij schichtig^[14] opkijkt blozend. Lokaal nieuws brengt een trotse agent: ‘het ex-vriendje van het stoffelijk overschot heeft bekend.’ Een stokoud stelletje aan een paars plastic tafeltje, Frits, wat ik je vergeten was vannacht toen ik plassen moest zag ik in dat rare maanlicht vind je niet? een joekel^[15] van een hert in ons tuintje het beest dronk op z’n dooie gemak^[16] ons vijvertje zowat op Frits…’ Transcendentie schenkt een machtige eik misschien, een afgewaaid takje staat goed in een vaas chrysanten, weet Klazien^[10]. 2 Eindelijk een eigen winkelstraat! Er staat al snackbar Zeemansgraf. Een Albert Heijn. En waar het bordje dus niet brommen^[11] hangt is een kroeg beloofd. Tegen ratten wordt gewaarschuwd. Het asfalt plakt, er staat in de winkelstraat een brommer in brand. Het onderliggende het zich tonende, het zich tonende het zich tonende 4 Mooi weer moet worden benut. Oneindigheid. Het onderliggende is het zich tonende, het zich tonende het zich tonende. Wilma en Frits, in een eeuwig heden wachtend op de bus richting Bachmeezingzomermiddag. Oneindigheid het zich tonende. Mooi weer het zich tonende. Het onderliggende het zich tonende. En als de wiedeweerga^[17] weer naar huis: lieve ouwe rotte poes ligt nog altijd op sterven. Uit: Varkensroze ansichten. De Bezige Bij, Amsterdam, 2004. Woordverklaring [1] schil = buitenlaag van een of ander bolvormig lichaam; bv.: aardschil. [2] zeebodem => polder = door dijken omgeven stuk land, met beheersbare waterstand. [3] vinex-wijk = nieuwbouwwijk die gebouwd is in het kader van de VINEX = Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra. [4] vesting = met verdedigingswerken versterkte plaats. [5] Alma Mater = Alma Mater is Latijn voor voedende of zorgende moeder. Nu wordt het gebruikt voor “universiteit”. [6] Johan IJzerman = een kunstenaar uit Lelystad [7] pionier = iemand die zich in een onbekend land vestigt en een nieuw bestaan opbouwt [8] Klootjes => klootjesvolk = dat deel van de bevolking dat een fantasieloos of geestloos bestaan leidt. [9] wemelen van = krioelen van (er zijn er veel). [10] Klazien = door haar televisieoptredens in het NCRV-programma Passage, waarin zij 'natuurmiddeltjes' propageerde voor veel kleine kwalen, werd ze in korte tijd bijzonder beroemd in Nederland als "Klazien uut Zalk". (http://nl.wikipedia.org/wiki/Klazien_Rotstein-van_den_Brink) [11] Hier mag je alleen fietsen, dus niet brommen = niet met de bromfiets rijden. Brommen betekent ook: (1) op een lage toon een geluid voortbrengen (2) mopperen (3) in de gevangenis zitten. [12] integreren of uitprocederen = procederen: een rechtzaak voeren – uitprocederen: op die manier een rechtszaak voeren dat iemand uit het land wordt gezet. [13] stratenmaker = iemand die straten legt; “jij wordt zeker stratenmaker op zee” (gezegd tegen iemand van wie men geen hoge verwachtingen heeft) [14] schichtig = schuw, de nabijheid van mensen vrezend. [15] joekel = kanjer, iets dat groot is in zijn soort. [16] op zijn dooie gemak = zonder zich te haasten of zonder inspanning. [17] als de wiedeweerga = zeer snel.