“checklist” essay Scripties worden beoordeeld op (1) inhoud, (2) vorm en (3) taal (zie richtlijnen Masaryk Universiteit). Elk onderdeel weegt in de beoordeling evenveel mee. Ook essays kunnen aan de hand van die driedeling geëvalueerd worden. Hieronder staan enkele belangrijke beoordelingscriteria. Ook vind je telkens een paar suggesties: waar moet je verder op letten als je een wetenschappelijk essay schrijft? Het gaat meestal om conventies die gelden voor academische essays, papers en scripties binnen de neerlandistiek. (1) INHOUD (+ methode) § Bevat het essay een vraagstelling? § Wordt de vraagstelling duidelijk omschreven? § Wordt de methodologie verantwoord? (bij scriptie) § Wordt de vraagstelling beantwoord? § Is het antwoord overtuigend? ~ is de argumentatie overtuigend? § Wordt de vraagstelling systematisch beantwoord? (stap voor stap, op een overzichtelijke en op voorhand uiteengezette manier) Enkele suggesties: § Voor een klein essay is één centrale vraag het handigste; zorg ervoor dat je vraagstelling precies is. § Let op met algemene uitspraken: je argumentatie moet precies zijn § Meestal is het niet genoeg om slechts één argument te geven om een bepaalde stelling te onderbouwen. § Zorg ervoor dat je tekst één geheel vormt en dat het géén losse opeenvolging van citaten en uitspraken is waar de lezer zélf de structuur in moet aanbrengen en de argumentatie en het antwoord in moet zoeken. § Gebruik niet teveel letterlijke citaten. Vaak is het beter om iets te parafraseren (uiteraard ook met bronvermelding). Jij moet zelf het werk doen en je centrale vraag zó stellen dat je zélf onderzoek doet, en niet alleen afhankelijk bent van wat andere auteurs erover zeggen. § Zorg ervoor dat alles wat je schrijft relevant is, d.w.z. betrekking heeft op je vraagstelling, dat alles naar het antwoord op jouw centrale vraag toewerkt. § Maak een onderscheid tussen de werkelijkheid en verhaalniveau, tussen auteur en personages,… (2) VORM § Worden bronnen in de tekst correct aangehaald? § Zijn de bronvermeldingen volledig? § Is de bibliografie in orde? (d.w.z.: bevat de bibliografie een alfabetisch gerangschikte lijst van gebruikte bronnen?) § Is de lay-out in orde/overzichtelijk/consequent? Conventies i.v.m. bronnen: § Zowel letterlijke citaten (tussen aanhalingstekens: “…”) als parafrases moeten telkens voorzien worden van een bronvermelding. Ook als je een uitspraak doet die gebaseerd is op een andere publicatie of als je ergens informatie vandaan haalt, moet je je bron noemen! § Je mag in principe kiezen op welke manier je citeert, maar wees consequent. Kies óf voor de Harvardstijl, óf voor citeren in voetnoten. Beschrijf je bronnen op een uniforme manier. Als je bijv. op het einde het jaartal van publicatie noemt, doe dat dan overal zo. (zie richtlijnen essay) § Welk systeem je ook gebruikt, de volgende elementen maken deel uit van elke bronvermelding: de naam van de auteur, de titel van het boek (meestal cursief), de plaats van uitgave (eventueel ook de uitgever), het jaartal van uitgave. Als je maar één onderdeel uit het boek hebt gebruikt, vermeld je dat gewoonlijk ook. Het hoofdstuk zet je dan meestal tussen aanhalingstekens, en de paginanummers zet je achteraan. Als het om een artikel gaat, vermeld je de titel van het artikel (meestal tussen aanhalingstekens: “…”) + het tijdschrift (in de neerlandistiek worden tijdschriften ook in de hoofdtekst meestal cursief gezet: bijv.: Barbarber), nummer, jaargang, jaartal + paginanummers. Bij krantenartikelen ongeveer hetzelfde: de naam van de krant cursief en de precieze datum. Ook bij internetbronnen vermeld je auteur, titel, eventueel “paginanummers” en eventueel andere gegevens. Je vermeldt de link en vermeldt precies wanneer je de link geraadpleegd hebt. Hieronder enkele voorbeelden, resp. van een boek, hoofdstuk uit een boek, artikel in een tijdschrift, recensie in een krant, publicatie op internet: § M. van Buuren, De boekenpoeper. Over het groteske in de literatuur, Assen, 1982. § K. Beekman, ‘Literatuurkritiek in de wetenschap’. In: T. van Deel, M. Mathijsen en G. de Vriend (red.), Kijk op kritiek. Essays voor Kees Fens, Amsterdam, 2004, p.198-206. § K. Rekvelt en H. Verdaasdonk, ‘De kunstsociologie van Pierre Bourdieu’. In: De revisor 8 (1981), afl. 3, p.49-57. § K. Jonckheere, ‘Zeer verlaten reiziger. Gedichten van Gust Gils’. In: Het Laatste Nieuws, 05-04-1955. § J.J. Mak, ‘Inleiding’. In: De gedichten van Anthonis de Roovere. Naar alle tot dusver bekende handschriften en oude drukken. Zwolle, 1955, p.7-18. Geraadpleegd 21-03-2009 op: http://www.dbnl.org/tekst/roov002jjma01_01/roov002jjma01_01_0002.htm Nog een paar conventies: § Zet titels van boeken cursief; gedichten worden meestal tussen aanhalingstekens gezet. Bijv.: Het gedicht “Speed” komt uit De voorbode van iets groots (2006) van Dirk van Bastelaere. § Als je een nieuwe titel noemt, vermeld dan het jaartal waarin het voor het eerst werd gepubliceerd tussen haakjes. Bijv.: Tongkat (1999) § Als je een nieuwe naam noemt, moet je die persoon “introduceren” – d.w.z. je moet kort aangeven wie deze persoon is. Je schrijft dus niet: “We kunnen het werk van Arjen Duinker vergelijken met dat van Fernando Pessoa”. Als de naam voor het eerst valt, wordt meestal ook tussen haakjes vermeld wanneer de auteur werd geboren + wanneer hij overleed. Je schrijft dus bijvoorbeeld: “We kunnen het werk van Arjen Duinker vergelijken met dat van de Portugese dichter Fernando Pessoa (1888-1935).” § De titel van je essay of van een paragraafje en de hoofdtekst zijn twee aparte dingen. Als de titel luidt “De voorbode van iets groots van Dirk van Bastelaere”, schrijf dan niet als eerste zin: “Ik zal het over de dichtbundel van deze auteur hebben”. Maar: “Ik bespreek in dit essay de dichtbundel De voorbode van iets groots (2006) van de Vlaamse dichter Dirk van Bastelaere (°1960)”. (3) TAAL § Is de taal in orde – d.w.z. staan er geen taal-, typ- en spelfouten in? Opmerking: uiteraard is het niet meer dan normaal dat tweedejaarsstudenten Nederlands enkele taalfouten maken. Spelfouten en “kleine” taalfouten (zoals woordgeslacht) moet je echter vermijden! Grotere werken (zoals scripties) kan je nog eens door een moedertaalspreker laten controleren. § Is het stijlregister aangepast aan de wetenschappelijke aard van het werk? In de richtlijnen hebben we gezien dat een essay zowel persoonlijk als wetenschappelijk is. In literaire essays verwoord je meestal jouw persoonlijke opvattingen over literatuur. Die opvattingen moet je echter op een “academische”, “wetenschappelijke” manier verwoorden, in een formeel taalregister dus, en met een juist gebruik van het literatuurhistorische en –technische begrippenapparaat. Je mag natuurlijk best een eigen stijl ontwikkelen, maar zorg er wel voor dat je taalgebruik niet te informeel is! Blijf binnen het domein van de literatuurwetenschap: je bent geen recensent of psycholoog! Enkele suggesties: § Je mag “ik” gebruiken; jezelf als auteur met “we” aanduiden wordt wel gedaan, maar klinkt erg formeel en wordt als ouderwets beschouwd. § In de neerlandistiek zijn wetenschappelijke essays doorgaans vrij zakelijk, formeel. Relatief korte, duidelijke zinnen verdienen de voorkeur boven lange zinnen met veel komma’s en adjectieven. Ook is het niet gebruikelijk om zinnen te schrijven als: “Ik zou in dit essay graag de rol van de verteller in boek x willen bespreken”. Je schrijft waar het op staat: “In dit essay bespreek ik de rol van de verteller”. § Let op voor de volgende woorden: het (hoofd)personage, de (hoofd)persoon, het vertelperspectief, de roman (meervoud: romans),… Zie ook hand-out vorig semester § Hanteer consequent één tijdsvorm als je een verhaal bespreekt: heden of verleden