Herhaling + les 3 * * RTEmagicC_lumir.bmp.jpg Huisdieren – vul in • -Een………….loeit -Een………….blaft -Een………….kwakt -Een………….miauwt -Een………….knort -Een………….zegt kukelekuu -En de dieren wonen op de……………. - Lingo •Probeer het juiste woord te raden: •Vb: oekb = boek * tisef sntatio sub lchsoo krew * suih toau mart vtoe trnei • gew • * De weg wijzen * Weet jij de weg naar….? * Rechtdoor – linksaf – rechtsaf * Bij het eerste kruispunt * * Ik ga met de tram/te voet… * * Werkwoorden: * Zijn, hebben, gaan, lopen, zoeken, de bus nemen * * * • Oefening 1 * Oefening 1: Vul de juiste vorm in: • * Zoeken – kunnen – zeggen – met de fiets gaan – fietsen – moeten – zien – lopen – weten •1 ……….jij de weg naar de universiteit? •2 Pardon mevrouw,……………u mij helpen? •3 Mijn kinderen …………….met de fiets naar school. •4 ……….je naar de w.c.? •5 Bij het tweede kruispunt…………….u het museum. •6 Kunt u dat nog eens………………? •7 Peter woont vlakbij de school. Hij…………..naar school. •8 …………je graag? Of ga je liever met de bus? •9 Wij……………de weg naar de bank niet. Oefening 2 * Oefening 2: Vul de prepositie in: * •naar – over - te – met – op – bij • •1 Ga je………de fiets naar school? •2 Ben je hier………..de fiets? •3 Je moet……….het eerste kruispunt rechtsaf. •4 Mevrouw Willems is hier………..voet. •5 Wij lopen………….het postkantoor. •6 Je moet eerst…………de brug. *