ONDERWEG Spreekoefening 1 – één Pardon mevrouw, kunt u mij helpen? Ja, natuurlijk! 2 – twee Ik zoek café "De Hoek“. Oh, dat is vlakbij. 3 – drie Bent u te voet of met de auto? Te voet. 4 – vier U gaat hier rechtdoor. Bij de stoplichten gaat u rechtsaf. Dan ziet u een kruispunt. Daar is het café! Dus: eerst ga ik rechtdoor, dan bij de stoplichten rechtsaf. En daar zie ik café "De Hoek". 5 – vijf Dank u wel, mevrouw! Geen dank. 6 – zes Oh, nee! Mijn fiets is kapot! Dat is toch geen probleem. Ik breng je wel even met de auto. 7 – zeven Ga je te voet naar je werk? Nee, met de auto. 8 – acht Waar ga je naartoe? Naar Amsterdam. En jij? 9 – negen Wat is de volgende halte? De volgende halte is "Vrijheidsplein“. 10 – tien Sorry, waar is de wc? Beneden. Daar is de trap. 11 – elf Waar moet ik oversteken? Bij het stoplicht. 12 – twaalf Waar werkt meneer Willems? Hij werkt in een supermarkt. 13 – dertien Ken jij het Van Gogh Museum? Ja, dat is een leuk museum. 14 – veertien Ik moet naar de bank, en jij? Ik ook. Ik ga met je mee. 15 – vijftien Zijn jullie Nederlanders? Nee, wij zijn buitenlanders.