PRINCIPES VAN DE NEDERLANDSE WOORDVOLGORDE OEFENINGEN 1. Duid de werkwoordpolen aan in de volgende zinnen. Zoek waar nodig de plaats van de lege V-pool Voorbeeld: Hij las (pv) elke dag drie kranten Ø (V). 1. De brief kwam op tijd aan. 2. Ik zal wachten tot vijf uur. 3. Hangt het schilderij al aan de muur? 4. Ik vernam het nieuws gisteren bij de kapper. 5. Zo'n naam vergeet je niet zo gemakkelijk. 6. Volgens mij bestaan er daarover geen afspraken. 7. Dat is toch heel erg voor die arme man. 8. De bergbeklimmer viel in een ravijn. 2. Splits het voornaamwoordelijk bijwoord en zet de delen op de juiste plaats Voorbeeld: Hij stond de hele tijd te kijken. [ERNAAR] ® Hij stond ER de hele tijd NAAR te kijken. 1. Jan wil met niets vertellen. [EROVER] 2. Ze hebben ons veel te laat op de hoogte gebracht. [DAARVAN] 3. Als iemand mij toch eens zou willen helpen ! [HIERBIJ] 4. Ze zou eigenlijk toch tevreden moeten zijn. [ERMEE] 5. Hij zal zich bij zijn vriend moeten verontschuldigen. [ERVOOR] 6. Mijn broer zou met de auto rijden. [OVERAL HEEN]. 3.Vervang het onderstreepte deel door een gesplitst voornaamwoordelijk bijwoord Voorbeeld: Ik heb veel in dat boek gelezen. ®Ik heb ER veel IN gelezen. 1. Wil je het meteen uit de koelkast halen ? 2. Ik zal haar een brief schrijven over onze plannen. 3. De regering zou over die kwestie zelfs kunnen vallen. 4. Zijn vader heeft zich eigenlijk nooit kunnen verzoenen met de situatie. 5. Heb je me ooit over het werk horen klagen ? 6. Die kat moet toch van ergens gekomen zijn ? 7. Met zo'n schaar kan ik geen bomen snoeien. 4. Probeer de volgende zinnen om te vormen tot zinnen met introducerend ER. Als het niet lukt, waaraan ligt dat dan? Voorbeeld: Veel mensen liepen in het park. ® ER liepen veel mensen in het park. / In het park liepen (ER) veel mensen. 1. Ongelukken gebeuren hier zelden. 2. Iemand is tijdens de les flauwgevallen. 3. Wat staat daarover in het handboek ? 4. Op de nationale feestdag wordt overal gefeest. 5. Men steekt dan dikwijls vuurwerk af. 6. In Nederland zijn bijna geen bossen meer. 7. Veel zal hier met het nieuwe bestuur niet veranderen. 5. Zet de woorden en woordgroepen op de juiste plaats in het MIDDENVELD van de zin Voorbeeld: Ik heb gegeten. [in de kantine] ® Ik heb in de kantine gegeten. 1. Je mag nu wel wat snoep geven. [de kinderen] 2. We zijn blijven wonen. [in Parijs / met de hele familie / vijf jaar]. 3. Ja, we hebben gewoond. [daar / graag / altijd] 4. We hebben ons vergist. [in hem / een beetje] 5. Ik heb gekregen. [van de chef / intussen / instructies] 6. Welk principe van de Ndlse woordvolgorde bepaalt de plaats van het onderstreepte deel ? Voorbeeld: Er ligt hier al een hele tijd een boek voor jou. ® thema-rema-principe: het subject staat in het middenveld (en niet op de 1e zinsplaats) vanwege de hoge informatieve waarde. 1. Er zal jou daar niemand lastige vragen stellen. 2. Je bagage mag beslist wel twintig kilo wegen. 3. Zou hij daar werkelijk helemaal tegen z'n zin moeten blijven ? 4. Archeologen hebben een Romeinse tempel gevonden uit de tweede eeuw vóór Christus. 5. De dieven schijnen toen ijlings per fiets het hazenpad te hebben gekozen. 6. Waar gaat dat boek eigenlijk over ? 7. Het zal niet makkelijk zijn haar te overtuigen. 8. Er zouden nog maar vijftig mensen in dat dorp wonen. 9. Er zouden in dat dorp nog maar vijftig mensen wonen. 7. In de volgende zinnen staat telkens een zinsdeel op een verkeerde plaats. Welk zinsdeel is dat, en welk principe van de Nederlandse woordvolgorde werd geschonden ? Corrigeer de volgorde-fouten Voorbeeld: * Ik kan dat alles weer goed komt niet geloven. ® het zinsdeel dat alles weer goed komt moet volgens het complexiteitsprincipe in extrapositie staan, omdat het een afhankelijke zin is (functie: direct object). Correct: Ik kan niet geloven dat alles weer goed komt. 1. *Het bedrijf is helemaal gegaan ten onder. 2. *Kom je binnenkort hier me eens een bezoekje brengen ? 3. *De tegenpartij zou niet zijn bereid tot onderhandelen. 4. *Is er niemand die keer komen opdagen ? 5. *Hij zal daar wellicht niet willen over praten. 6. *Ik heb maar één enkele student die dag ontmoet. 7. *Ze hebben hun huis te verkopen beslist. 8. *Helaas is die kristallen vaas gevallen aan stukken. 9. *Stuur meteen die brief je vader. 8. Zet zinsdelen of delen van zinsdelen in het achterveld (extrapositie) 1. In de plaatselijke pers zijn advertenties met oproepen voor een referendum verschenen. 2. Jammer genoeg werd als voorbeeld van een geschikte vraag de kwestie van de autovrije binnenstad genoemd. 3. Mogen volgens de voorstanders dan geen auto's van leveranciers het stadscentrum binnen rijden ? 4. Er is over die zaak aan de wijkcomités nog geen advies gevraagd. 5. De documenten zouden zich in een archiefkamer op de bovenste verdieping van het stadhuis bevinden.