samenvatting 1 Belgrado okt. 2006 (Cor van Bree) SAMENVATTING GESCHIEDENIS VAN DE AANSPREEKVORMEN Inleiding De aanspreekvormen omvatten de volgende categorieën: - persoonlijke voornaamwoorden van de tweede persoon (met de daarbij behorende bezittelijke voornaamwoorden) - titels en namen en combinaties daarvan - indirecte aanspreekvormen (derde persoon i.p.v. tweede persoon) (indirecte aanspreekvormen kunnen nominaal zijn: wil mevrouw een kopje koffie? of pronominaal: wil zij een kopje koffie?) (De vormen van de bezittelijke voornaamwoorden worden hieronder weggelaten. Deze gaan gelijk op met de persoonlijke: du/di/dijn, ghi/u/uw enz.) Middelnederlands (zuiden) - ghi (subject)/u (object): meervoud + beleefdheid enkelvoud - in de enclise vinden we -i (subject): wat wildi naast ghi wilt - du (subject)/di (object): -beleefdheid enkelvoud - vergelijk in de enclise (subject) slaeptstu naast du slaeps Middelnederlands (noorden): toestand onduidelijk (als gevolg van de gebrekkige schriftelijke overlevering) Opm. 1. U als subjectsvorm kwam in het Middelnederlands nog niet voor! Opm. 2. Dat een meervoudsvorm (hier ghi/u) beleefdheidsvorm wordt, komt vaak in talen voor. Denk ook aan het Latijn (vos - tu) en het Frans (vous - tu). Met zo'n meervoudsvorm wordt dan in eerste instantie een vertegenwoordiger van een groep aangesproken. Vergelijk verder slavische talen als het Tsjechisch, Russisch, Servisch (Pools kent een in oorsprong indirecte manier van aanspreken, met Pan, Pani, resp. oorspronkelijk 'heer', 'mevrouw', meervoud Panovie, Panie, plus de naamvallen die daarbij horen). Opm. 3. Het gebruik van ghi/u moet in oorsprong een hogere klasse-verschijnsel geweest zijn: mensen van adel spraken elkaar op hoofse manier aan. Eigenaardig is dat du/di bij eenmalig gebruik een soort signaalfunctie kan hebben. In de Reinaert vertelt de vos de beer over iets waarmee hij zijn buik vol heeft geladen. Dat appeleert aan de gulzigheid van de beer die dan opeens van ghi op du overgaat: wat aetstu? 'wat at je?' = 'wat heb je gegeten?'. Daarmee geeft hij aan dat hij vertrouwelijk wil worden. Na dit signaal afgegeven te hebben, gaat hij weer op ghi over. eind Middeleeuwen - du enz. is verdwenen (het kon nog lang minachting uitdrukken en ook in het gebed worden gebruikt; het leeft nog in oostelijke dialecten als doe voort) - de 16e-eeuwse politicus plus dichter Marnix van Sint Aldegonde heeft du, tevergeefs, nog proberen te redden door het in zijn psalmvertaling als aanspreking van God te gebruiken. Voor het verdwijnen van du is het Engels te vergelijken waarin nog steeds you (subject zowel als object!) de enige aanspreekvorm is. Een verklaring voor het verdwijnen van du kan zijn dat de mensen steeds beleefder willen overkomen, met als "tragisch" gevolg dat ghi als enig voornaamwoord overbleef en daardoor geen beleefdheidsvorm meer was. Bovendien werd du niet gesteund door de erbij behorende werkwoordsvorm op -s (vgl. du slaeps) die in het flexiesysteem een geďsoleerde positie innam. - algemeen gesproken pronomen in het zuiden (maar niet in het Westvlaams): gij/u, in het noorden (en Westvlaams) j-vormen (deze j-vormen kunnen al in de M.E. gesproken zijn) - vgl. noordelijk jij enz. N.B. in gij en jij is intussen de oude lange i tot ei gediftongeerd. - in de schrijftaal en in plechtige gesproken taal blijft in het noorden gij/u in gebruik - nu nog wel in orthodoxe kerken als aanspreking van God te horen - ook zijn er zwakke (gereduceerde) vormen ontstaan: ge, je - enclitische vormen: wat wilde (zuidelijk) - wat wil je (noordelijk; werkwoordsvorm zonder t!) vanaf 17e eeuw - gij/u blijft nog lang in de schrijftaal en in plechtige gesproken taal bestaan en bestaat nog steeds in allerlei varianten in de zuidelijke dialecten (antwerps gai - oe) - het noordelijke jij/jou/je is de eerste tijd vooral gesproken taal maar duikt steeds vaker ook in geschreven taal op - daarnaast ontstaat in het noorden een nieuwe beleefdheidsvorm, eerst vooral in gesproken taal en in briefstijl: Uwe edelheid, en varianten, bijv. Uwe edele gestrengheid - jij enz. wordt daardoor steeds meer niet-beleefdheidsvorm - de afkorting UE, uitgesproken als Uwee, kan een van de bronnen van het hedendaagse U zijn dat anders dan het middelnederlandse U ook als subjectsvorm gebruikt kan worden (voor de betreffende uitspraak vergelijk in een gedicht van Huijgens quitteert UE la cour? 'verlaat u het hof?'). Omdat Uwe Edelheid (Uwee) enz. zowel subject als object kon zijn, ging men de objectsvariant U op een gegeven moment ook als subject gebruiken. Dit past in een bekende tendens in het Nederlands om sterke objectsvormen ook met subjectsfunctie te gaan gebruiken. Meestal echter worden dergelijke subjectsvormen uit de standaardtaal geweerd: vgl. het hedendaagse, frequent te horen hun als subject. U als subjectsvorm is dus, onder invloed van Uwe Edelheid, wel geaccepteerd. Vormen als Uwee en Uwes (oorspronkelijk genitief) die een tijd lang voorkwamen, zijn in onbruik geraakt. - er ontstaat een nieuwe meervoudsvorm niet-beleefdheid: jullie (gevormd met -lieden), daarnaast ook jelui (met -lui(den)) - dergelijke vormen ontstaan ook bij gij: gijlieden (plus dialectische varianten, bijv. antwerps golle - olle). Dat het hedendaagse U iets met Uwe Edelheid te maken heeft, blijkt ook hieruit dat er nog steeds, zij het wat ouderwets, werkwoordsvormen van de derde persoon bij gebruikt kunnen worden: U is, U heeft; vgl. ook U vergist zich. Opm. De aanspreking Uwe Edelheid enz. is een voorbeeld van een indirecte aanspreking. Omdat edelheid een vrouwelijk woord is, werd daarnaar met vrouwelijke voornaamwoorden verwezen: Uwe Edelheid... wil zij iets eten? zal ik voor haar eten klaarmaken? Het duitse Sie is in oorsprong ook een indirecte, pronominale, aanspreekvorm: vgl. die Herrschaften...wollen Sie eine Tasse Kaffee? Het poolse Pan enz. is hierboven al genoemd. moderne tijd - onderscheidingen: verschil in getal: jij/je/jou - jullie (niet bij u) verschil in flexievorm: jij - jou; (niet bij je, u) verschil in met en zonder klemtoon: jij/jou - je (niet bij jullie, u) verschil in beleefdheid en niet-beleefdheid: u - jij/jou/je/jullie OPM. - vergelijk ook de bezittelijke vnw.: jouw/je/jullie/uw - gij/u alleen nog maar in plechtige of religieuze taal - je heeft zich ook tot onbepaald vnw. ontwikkeld - noordelijke vormen raken nu ook in het zuiden in gebruik (Vlaanderen heeft zijn problemen daarmee: de vlamingen moeten immers van één vorm op twee vormen overspringen - zo kun je soms een vlaming in één zin zowel U als jij horen gebruiken) ontwikkelingen sinds de jaren '60 verschuivingen sinds de jaren '60 van de 20e eeuw goed in kaart te brengen met behulp van twee dimensies (Brown en Gilman): status/verticale dimensie - solidariteit/horizontale dimensie en met behulp van het prototypebegrip uit de cognitieve psychologie annex linguďstiek: twee prototypische situaties: B │ A ─┐ │ │ │ │ A ────────────────┘ B onderdaan(A) tegen de koningin(B) >u ouders(A) tegen kinderen(B) >jij (typische beleefdheidssituatie) (typ. niet-beleefdheidssituatie) scala van situaties: u-pool<----------------...............--------------------jij-pool tegen de koningin: onduidelijke situaties ouders tegen kinderen [+status -solid.] veranderlijke situaties [-status +solid.] sinds jaren '60: democratisering, informalisering >>> horizontale dimensie heeft meer gewicht gekregen: kinderen zeiden vroeger U tegen de ouders [+status +solid.], nu meestal jij enz.; een rijke klant kon vroeger in een restaurant een ober [-status -solid.] met jij aanspreken maar zal nu eerder U gebruiken - de veranderlijke situaties treden op bij twee plusjes of twee minnetjes onderzoek door Hanny Vermaas: J.A.M. Vermaas, Veranderingen in de Nederlandse aanspreekvormen van de dertiende t/m de twintigste eeuw, diss. Leiden 2002 - landelijke enquęte via scholen (leerlingen, ouders en grootouders) met differentiatie naar 3 generaties, 4 religieuze richtingen (onkerkelijk, katholiek, protestants, orthodox protestants), 4 opleidingsniveaus (conform schooltype) en de beide seksen; verder o.a. nog naar verschillende situaties, verschillend in formaliteit. Dus: gesprekspartner (tenor) en formaliteit van de situatie (van de field) field bepaald door gespreksdoel en gespreksonderwerp formaliteit van de situatie wordt bepaald door de mate waarin je aandacht besteedt aan de manier waarop je je taal gebruikt een paar onderzoeksresultaten: - in orthodox-protestantse kring blijken kinderen nog vaak (het zijn ook over het algemeen grote gezinnen) U tegen de ouders zeggen - de formaliteit van een situatie is nog steeds van invloed: in een vergadering bijvoorbeeld wordt vaker U gezegd dan bij informeel overleg over het werk - de leeftijdsafstand is van invloed: jongeren zullen tegenover niet (zeer) bekende ouderen toch gauw U zeggen (een kwestie van age grading: leeftijdsbepaalde reactiepatronen) ten slotte: met de toename van jij enz. gaat ook een toenemend gebruik van de voornaam gepaard, ook bij het jezelf voorstellen - de voornaam ligt echter in Nederland gevoeliger dan jij enz. en jij/jou ligt weer gevoeliger dan je (vroeger konden leraren jongensleerlingen of jongens, ook mannen elkaar met alleen de achternaam aanspreken - dit komt nu aanmerkelijk minder vaak voor dan vroeger - de voornaam werd waarschijnlijk als te zacht en te intiem ervaren - op gelijk niveau wordt nu ook meer jij dan vroeger gezegd (horizontaal voelt men minder afstand dan vroeger) maar dan toch meestal wel met de voornaam erbij)