Iii;« ." Kennisimkcn herkomst / nationaliteit / taal Waar kom je vandaan? Waar komt u vandaan? Welke taal spreek je? Welke taal spreekt u? Uit Marokko. Ik kom uit____ Italiaans/Pools/Nederlands Ik spreek______________......... Ik ben Italiaan (m). Ik ben Italiaanse (v). woonplaats Waarwoonje? Waarwoontu? studie / beroep In Amcrsfonri. Ik woon in VRAGEN Wat studeer je? Wat is liw beroep? Wat Joe je? Wat doet li? OORDEN I'iiulonic/Spaans. Ik studeer I .era.ir.'telefoniste. Ik ben Ik studeer Ik ben studem Ik werk. Ik werk als k-raar/teleloniste. Ikben _.......- . Kennismaken 4 GRAMMATICA VRAGEN ' Het verbum in het presens heeft 3 vormen. Welke? Singularis: _ en _ Pluralis:__ pronomen singularis pluralis 1 ik 1 wij/we 2 jij/je u (informed) (formeel) 2 jullie u (informeel) (formeel) 3 hij zij/ze (m) (v) 3 zij/ze (m, v) verbum presens 1 singularis - 1 ik werk begrijp kom woon spreek 2 jij werkř u werkř begrijpi begrijpř komř komř woonř woonř spreekř spreekř 3 hij werkř zij werkř begrijpř begrijpř komř komř woonř woonř spreekř spreekř pluralis 1 wij werken begrijpen komen wonen spreken 2 jullie werken begrijpen komen wonen spreken 3 zij werken begrijpen komen wonen spreken 28 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 29 verbum presens 2 ZINNEN VRAGEN Je woont in Houten. Woon je in Houten? Je studeert Spaans. Studeer \e Spaans? Je spreekt Italiaans. Spreek je Italiaans? VRAGEN Kijk goed naar het verbum. Wat is het verschil? TAAI.HIJU' 1 • * Kk'sdegucJc.v.unc. I Hoeheetu? a Uit Italie. b Piet Mulder, c In Houten. syntaxis 1 ZINNEN VRAGEN Saskia woont in Houten. Waar woont Saskia} Zij studeert Spaans. Wat studeert zij} Maria spreekt Italiaans. Welke taal spreekt Maria} Woont Saskia in Houten? Studeert zij Spaans? Spreekt Maria Italiaans? VRAGEN Kijk naar subject en verbum. Wat is het verschil tussen de zinnen en de vragen? 2 Wat spreekt u? .5 Waar woont hij? a Nederlands. b Nederland. c In Amersfoort. a Uit Groningen, b In Utrecht, c Nederlands. 4 Waarkomtu vandaan? a Bijeenbank. b In Rotterdam, c Uit Rotterdam. 5 Wat studeer je? YOCABULAIRE a In Utrecht, b Op de cursus. c Spaans. interrogatief 2 Vi'.ir is het: een land of een taal? Hoe Hoeheet je? Wie Wie bent u? ■i Italiaans e Spaans Wat Wat studeer je? b Portugal f Japan Waar Waar woont Saskia? c Frans g Marokko Welke Welke taal spreekt Maria ? d Thais h Rusland Vul in. LAND TAAL Nederland _ NATIONALITEIT Uw land: 30 / Help! Kuntumij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 31 GRAMMATICA Vul in. Kies uit: beb, kotnt, ontmoet, spreekt, studeer, studeert, werkt, woon, woont, zoekt. Saskia Willems _ Zij__als telefonisté en zij in Houten. Zij een kamer in Utrecht. Spaans in Utrecht. Saskia _ Maria _ "Maria, "Nee, ik "Wat _ Maria in de kantine van de universiteit. uit Itálie. Zij _Italiaans en Nederlands. _ jij in Utrecht?' een kamer in Amersfoort." ie.'- "Ik? Biologie. En jij?" "Spaans." 2 Wat Wat Wat Kii-s uit: Wie Wie Wie Waar bent je nu? Wat doet u stu deren? Wie ga uw beroep vandaan? is Saskia kom studeert woon woont Maak goede combinaties. Voorbeeld: Waar- Waar kom je vandaan} Begin de zin met: 1 Waar 2 Waar 3 Hoe J 4 Hoe - Kies uit: a zegje? b kom je vandaan? c heet je? d woon je? 5 •• Maak combinaties. Voorbeeld: Waar - Waar woont Saskia} Begin de zinnen met: 1 Waar Waar Waar 5 6 7 Wat Wat Wat Wat studeer je? is uw beroep? is uw naam? spreekt u? 6 VCVlk \\<>ord ontbreekt? Kies uit: jij, u, bij, zij. / Hoc heet.......-? Waar woont I loe heet_ Waar woont Hoeheten_ Waar wonen En_ Hoe heet- Waar woont 32 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 33 . i Kvnnismakvn ■k LUISTEREN Personen en situatie Buitenlandse cursisten op de Nederlandse les. De docent vraagt namen, landen enz. Luister naar de dialogen. Wat hoort bij elkaar? 1 Simona a Thailand 2 Denise b Amerika 3 Marc c Itálie 4 Cecilia d Peru 5 Loc e Canada dxg) Personen en situatie Een buitenlandse man, Jean, en een Nederlandse vrouw, Betty. 1 Waar komt Jean vandaan? 2 Hoe lang is hij al in Nederland? 3 Spreekt hij goed Nederlands ? <§)© Personen en situatie Een buitenlandse man zoekt iets. Hij vraagt aan een vrouw: 'Kunt u mij helpen?'. Wat zoekt de man? Hij begrijpt de vrouw niet goed. Waarom niet? Wat spreekt hij ? Waar komt hij vandaan? Op welke verdieping is de kantíne? 10 -ju Personen en situatie Twee Studenten zijn op een feestje. Een vrouw: Karin, en een man: Piet. Vertel zoveel mogelijk over Karin. 11 ■ l.uisn-T iiaardc docent. 12 I uistcr, zľc een • in de goede kolom. Voorkvlden: 1 t.'írecht 2 .S'.ŕskia 3 Mar/a 4 Ze studeert. Vul in. 1 \ 1 B c D •_• • • _ i • 2 • 3 • 4 1 ."' ■ • 13 l.iiistiT en zeg na. Let op de zinsmelodie! Klap, tik en zing! 1 loe hcet je? Wie bent u ? Wat is Liw naam? Waar woon je? Waar woont u? Wat doe je? Wat doetu? Waar kom je vandaan? Waar komt u vandaan? Welke taal spreek je? Welke taal spreekt u? Saskia, ik heet Saskia. Van Vliet. Mijn naam is Van Vliet. In Utrecht. Ik woon in Utrecht. In Utrecht. Ik woon in Utrecht. Ik ben student. Ik studeer Spaans. Ik ben telefonisté. Uit Itálie. Ik kom uit Itálie. Uit Italic. Ik kom uit Itálie. Italiaans. Ik spreek Italiaans. Italiaans. Ik spreek Italiaans. Waar komt ze vandaan? Hoe lang woont ze in Utrecht? Wat gaat ze studeren? Bij wie woont zij nu? j Ze woont ook in de Voorstraat. Op welk nummer woont ze? 34 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 35 14 O O Hoort u een vraag? Ja Nee Ja Nee 1 □ □ 7 □ □ 2 □ □ 8 □ □ 3 □ □ 9 □ □ 4 □ □ 10 □ □ 5 □ □ 11 □ □ 6 □ □ 12 □ □ SPREKEN 15 • Vraag aan andere cursisten: Hoe heet u? Waar komt u vandaan? Vul in. Namen Landen: - 17 1 iNi„.,k Jetekstcompleet. Micke Hallo. Ik heet Mieke. Petra Ikben Petra. Micke - Petra Mijn achternaam is Janssen. M i cke-- Petra Ik kom uit Belgie. Ik studeer Engels. Mieke----- Petra Ja, ik woon nu een half jaar in Utrecht. Micke _ l'erra In de Julianastraat. Micke -_ Petra Ik wil een cursus Nederlands volgen. 18 ■» Wunder de dialoog van oefening 17. Gebruik uw eigen riaam en de naam van een andere pcrsiKin (bv. een andere cursist, uw buurman, uw docent, een kennis). SCHRIJVEN 16 Lees wat Maria zegt. Wat zegt u? 1 2 3 4 5 6 1 2 3 4 5 6 Ik ben Maria Borsato. Ik kom uit Italic. Ik woon nu in Nederland. Ik woon in Amersfoort. Ik studeer biologie. Ik spreek Italiaans en een beetje Nederlands. vandaan? M:i.ik de tekst compleet. \ Waar_, B---Marokko. \--Nederlands? B Ja. \__ Frans? B Ja, en Arabisch. LĽZĽN 20 * Lees en geef antwoord op de vragen. 1 Hoe heet ze? 2 Wat is haar roepnaam? 3 Wat is haar beroep ? A Waar b _ A _ B _ _vand . Groningen. beroep? docent. aan t 4 Wat is haar nationaliteit? 5 Waarwoontze? 6 Wat is haar postcode? 36 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 37 INSCHRIJF-FORMULIER naam Smorenburg voornamen Natašja Maria geslacht ■B&étři/vrouw geboortedatum 8-3-1962 beroep docent nationaliteit Nederlandse straat Koningin Beatrixlaan 7 postcode/woonplaats 1011 AA Amsterdam , TF.K.V 1;1 [ sešili1 iiuroductie. l-cn man.loopt op straat. I lij yoekt het museum. weetde wegniet. 1-lij vraagt de weg aan een vrouw. i h 1 .uími-T naar de tckst. Kijk niet in het boek! Man Pardon, mevrouw. Kunt u mij helpen? Ik zoek het Centraal Museum. V mu w Bent u te voet of op de fiets? Man Te voet. Vrouw Eens kijken. U gaat hier rechtdoor. Bij het tweede kruispunt rechtsaf de brug over. Bij de stoplichten gaat u linksaf en dan ziet u het museum aan uw linkerhand. Het is vlakbij. Man Sorry, kunt u dat nog eens zeggen? Vrouw Rechtdoor, bij het tweede kruispunt rechts, de brug over. En dan bij de stoplichten linksaf. .\ lan Dank u wel. Vrouw Geen dank. I c (>efening bij de tekst. \\ .u hoort in de tekst bij elkaar? 1 hier 1 bij het tweede kruispunt 3 bij de stoplichten a rechtsaf b linksaf c rechtdoor 38 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 39 2 TEKST 2a Lees de introductie. Meneer Willems woont in Houten. Hij werkt ook in Houten, in een Supermarkt. Hij heeft een auto, maar hij gaat met de fiets naar zijn werk. De Supermarkt is niet ver van zijn huis. Remco en Leon Willems zitten nog op school. Remco zit op de middelbare school, Leon op de basisschool. De Scholen zijn ook vlakbij. Zij gaan ook met de fiets. Saskia en haar moeder moeten naar Utrecht, want Saskia studeert aan de univer-siteit, mevrouw Willems werkt in een ziekenhuis. Zij gaan met de trein naar Utrecht. Saskia gaat met de fiets van het Station naar de universiteit, mevrouw Willems neemt de bus. 2b Luister naar de tekst. Kijk niet in het boek! ©(a) Wfliir of niet waar? wa I Saskia en mevrouw Willems gaan naar de Supermarkt. □ 7 1 .eon moet naar school. □ ^ Saskia gaat eerst even naar de w.c. □ , TAALHULP De weg vragen Pardon mevrouw (meneer), kirnt u mij hclpen? Hallo, kun je mij helpen? met waar □ Natuurlijk. Sorry? Ja, hoor. Wat zegt u? / Wat zeg je? Kunt u dat nog eens zeggen? Saskia mevrouw Willems Saskia mevrouw Willems Saskia Leon meneer Willems 2c Oefening bij de tekst. Vul in. PERSOON meneer Willems mevrouw Willems Saskia Remco Leon Dag mam! He, Saskia, wacht even! Waar ga je naartoe? Naar het Station? Ja natuurlijk! We kunnen toch samen gaan. Maar ik moet eerst even naar de w.c. Goed. Ik wacht wel even. Pap, kun je me helpen? Ik moet naar school maar mijn fiets is kapot. Nee, het is al laat. Korn maar, ik breng je wel even met de auto! WAAR NAARTOE? Supermarkt MOE? met de fiets W'eei Ii WlXT |ij Waar is Ik zock De weg w ijzcn Weet Li waar het station is? Weet jij de Hcrenstraat? Waar is het postkantoor? Ik zoek het Stationsplein. I' gaai reclii door /linksaf/rechtsaf. ISij de ivrsie 'tweedc/derde straat rechts. Bij het kruispunt links. Dank u. Dank je. Dank u wel. Dank je wel. Bedankt. Graag gedaan. Gcen dank. f*3 |__s 40 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 41 1Kb Vervoermiddelen met de fiets gaan op de fiets gaan met de bus gaan de bus nemen met de auto gaan met een taxi gaan een taxi nemen met de trein gaan de trein nemen _m@<3K2>(3>---- 4 GRAMMATICA u: singularis en pluralis Mevrouw en meneer Willems, waar gaat u naartoe? Meneer Willems, waar gaat u naartoe? VRAGEN i Kijk naar het verbum. Wat valt op ? I verbum presens: hebben, zijn en gaan HEBBEN ZIJN GAAN ik heb ben ga i>i hebt bent gaat u hebt/heeft bent gaat hü heeft is gaat zij heeft is gaat wij hebben zijn gaan ! j ill lie hebben zijn gaan zij i hebben zijn gaan l.cf <>p! [ij hcht ivu fiets. Heb jij i'i'ii fiets? Vul in. |jj _.....____Italiaanse. _jij Italiaanse? Jij — naar het station, jij naar het station? artikel DEF1N1ET: de of het INDEFINIET: een Meneer Willems gaat naar de Supermarkt. Hij gaat met de fiets. Gaan we met de auto? We gaan met de bus. Hij werkt in een Supermarkt. Hij heeft wel een auto. Heb jij een fiets? liij het kruispunt rechtsaf. Bij het stoplicht moet u oversteken. Weet u het Station? Het museum is hier vlakbij. U komt dan bij een kruispunt. Daar Staat een stoplicht. Heeft Houten een Station? Is dat een leuk museum? 42 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 43 syntaxis 2: inversie GROEP A De Supermarkt is vlakbij. Mevrouw Willems tnoet ook naar het station. Hij werkt in een Supermarkt. GROEP B Dan moet u rechtdoor. Daar is het station. Dan kunnen we samen gaan. Bij de brug moet u rechtsaf. VRAGEN Kijk naar de plaats van het subject. Kijk naar de plaats van de persoonsvorm. Wat is het verschil tussen groep A en groep B? VRAGEN Kijk naar de plaats van de persoonsvorm. Wat is het verschil tussen groep A en groep B? Ocfeningen TAALHULP Kies de goede reactie. 1 U wilt aan een vrouw de weg vragen. Hoe begint u het gesprek? a Ik wil u iets vragen over de Nobelstraat b Hallo, waar is de Nobelstraat? c Pardon mevrouw, kunt u kiij helpen? syntaxis 3: interrogatieve zinnen GROEPA GROEP B Wat zoeken zij ? Komt de bus bij het museum? Waar ga je naartoe? Moet je ook naar het station? Hoe heet je? Heeft hij een fiets? Spreek je Italiaans? 5 Zi a b c 4 VC-b c 5 Vi a it /.ciil de vrouw? Dank li wd. Natuurlijk. Graag gedaan. j u ijst u de weg. U begrijpt haar niet. Wat zegt u? Danku wel. Sorry, kunt u dat nog eens zeggen? Watzegje? ir zegt u aan het einde van het gesprekje? Danku wel. Geen dank. Graag gedaan. at zegt de vrouw? Nee, dank u. Dank u wel. Geen dank. 2 • Kies de goede reactie. (ioedemiddag, mag ik u iets vragen? a Dank u wel. b Natuurlijk. c Graag gedaan. Waar ga je naartoe? ,i Naar de markt. b Bij de tweede straat links. c Op de fiets. Kunt u mij helpen? a Geen dank. b Ja, hoor. c Nee, dank u. Is het museum hier in de buurt? a De tweede straat rechts. b Met bus 11. c Ja, het is vlakbij. Ik moet naar het postkantoor, en jij? a Natuurlijk. b Ik ook. c Een kwartiertje lopen. 44 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 45 ® o 1 3 4 U zoekt de bushalte van lijn 9. Wat vraagt u aan een mijnheer op straat? U wilt de weg vragen naar de Rode Kruislaan. U komt een mevrouw tegen. Wat vraagt u haar? Zij wijst u de weg. U wilt haar bedanken. Wat zegt u? r U wijst een mijnheer de weg naar de Oranjesingel. Hij bedankt u. Hoe reageert u? VO C ABUL AIRE 4 • Vul in. 1 2 3 4 5 6 is het Station? ga jenaartoe? heet je? doetu? bent u? bus gaat naar het station? Kies het goede woord. A Pardon, meneer. Kunt jijlu me helpen? Ik zoeklzoekt het station. b Bent u te fiets/voet of op de fietslvoet} A Te fietslvoet. b Eens kijken. U fietstlgaat hier rechtdoor, en dan bij het eerste stoplicbtenlkruispunt linksaf. Dan moet u de brug over/door en bij de stoplichtenl kruispunt rechtdoor. Dan zietlzie u het station aan uw -linksafllinkerhand^ A Dank u wel. b Geenlnee dank. ] w (lorden in de goede kolom. Kent u niet alle woorden? Zoek ze op. k ■iili"'s ^us' museum' vüegtuig, brug, stoplicht, boot, postkantoor, fiets, kruispunt, trein, m-irki, rr.im, brommer, auto, zwembad vervoermiddelen plaats/gebouw buiten/op straat Vul /.fit' nog meer woorden in. War hoort bij elkaar? Maak acht combinaties van drie woorden, één woord uit elke groep. i.UDi'i" \: bus - eerste - lagere school - linksaf - museum - Nederland - Nederlands - stoplichten cKor.rii: auto - kruispunt - middelbare school - rechtsaf - Spaans - Spanje - station - tweede čitou1 <: brug - derde - Italiaans - Itálie' - muziekcentrum - rechtdoor - trein - universiteit cum PA 1 irrste 1 bus 3___ 4___ 5 lagere school groep b tweede groep c derde kruispunt rechtdoor Spaans 8 museum Itálie GRAMM ATICA 8 ■ Vul in. Kies uit: hen, bent, is, zijn I A _ _jullie Nederlanders? 1 b Nee, wij_ buitenlanders. 3 Ik----Spanjaard, 4 en mijn twee vrienden_Italianen. 5 En jij?_jij Nederlander? f> A Nee, ik. Belg. 46 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 47 Giiílcrwťg Vul in. Kies uit: heb, hebt, heeft, hebben 1 A Ik-een fiets. 2 Enjij?-jij ook een fiets? 3 b Ik niet, maar Saskia _wel een fiets. 4 Jij - een mooie fiets. 5 A In Nederland de meeste mensen een fiets. 10 • Vul de persoonsvorm in. Vul ook een prepositie in. Kies uit: op, in, bij, naar, met, over, aan Voorbeeld: Hij (gaan) - de fiets. Hij gaat oplmet de fiets. 12 M.i:ik-/i""cn ViKirl'i'l-ld: IK.bu-k"int over een uur neem een woordgroep uit elke kolom. Schrijf de zinnen op. KIES De Her KIES UIT KIES UIT KIES UIT bus komt uit Amsterdam. vliegtuig studeert naar Utrecht. trein is uit Frankrijk. Saskia aan het eind van de straat. postkantoor gaat aan uw linkerhand. museum in Amsterdam. Spaans. over een uur. 1 De Studenten (wonen) v'-\_ Ze (studeren) Nederlands. 2 Wij (gaan) - de trein 3 De bus (komen) pas_____ 4 U(gaan) _ _ Hetmuseuin (zijn) _ 5 (Werken) je al lang Utrecht. Amsterdam. een uur, dus u (moeteŕi) wachten. de stoplichten rechtsaf. — :— uw rechterhand. -het postkantoor? 11 • Schrijf op (of zoek op in een woordenboek): de of het auto boot brommer brug bus centrum fiets kruispunt markt museum postkantoor stoplicht tram trein vliegtuig ziekenhuis zwembad Ma.ikdcvraag. hcMii met: wie, waar, hoe, wat, welke Voorbeekl: W.hir i>- liet museum? Het museum is na 50 meter aan je linkerhand. Hij gaat naar het station. Ik ga met de fiets. U kunt bus 1 en bus 4 nemen. Ik studeer biologie. Ik studeer in Amsterdam. De kantine is op de eerste verdiepin^ Zij komen uit Frankrijk. Dat is meneer Willems. I.UISTl-KEN 14 mm Personen en situatie Een jongcn (Jan), ontmoet een meisje (Truus). Waar gaan zij naartoe? Waar of niet waar? 1 Jan en Truus gaan naar de markt. - Jan moet naar het postkantoor. 3 Truus gaat eerst even naar de markt. waar □ □ □ niet waar □ □ □ 48 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 49 15 9 I J Personen en situatie Twee jongens vragen de weg aan een meneer. Vul in. De jongens zoeken een_. Het is---kilometer hier vandaan. De-komt pas over een _ Dus ze gaan (p)(p) 16 • • I.TŽg. Personen en situatie Een man vraagt de weg aan een vrouw. Hij zoekt het station. VRAAG Luister naar de dialoog. Waar staan de man en de vrouw? Bij 1,2,3 of 4? iNedgriaodsoj Spot»wegen) I I 17 •• Personen«! siiunnc |\-n man ' Zij vraagi ■n een vrouw. De vrouw wil met de bus naar het station. inl'onn.uie .i.in de man. VRAGĽN 1 ()p welke pl.iats is het gesprek? a liij de buslialte. [t Op een kruispunt. i Welke busseii gaan naar het station? a Alleen liju lenlijn4. b Lijn I, lijn 4 en lijn5. 3 Hoelangd<>e(:lijn4erover? a 20 minuteii. b een hall'nur. 4 Hoc lang doet lijn 1 erover? a 20 minuten. b een half uur. 5 Wat kiest de vrouw? > a I )e vrouw wil eerst met lijn 4, maar ze neemt lijn 1. b De vrouw wil eerst met lijn 1, maar ze neemt lijn 4. mm & Personen en situatie lien man reist niet de trein. Hij vraagt informatie aan de conducteur. I Vul in. Kies li it: Amsterdam, Arnhem, Utrecht, Oosterbeek overstappen in_ nccm de stoptrein richting -uitstappen in_ I'KOSQDIK 19 • luister naar cle docent. 50 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 51 20 • Luister en zet een • in de goede kolom. Voorbeelden: 1 Uírecht 2 Mevrouw 3 museum 4 Supermarkt 5 met de trein 2» * H„..rt..«-''ťrai,tS' Ja J J □ □ Nee -] J □ □ Ja Nee 6 □ □ 7 □ □ 8 □ □ 9 □ □ 10 □ □ Vul in. A B C D E _ » - • — . _ #. _ • > 1 • 2 • 3 • : 4 9 5 « (o)(o) 21 •• Luister naar het ritme. Welke zin is anders? groep1 a Een man loopt op straat. 22 • Hij gaat naar zijn werk. Hij zoekt het station. Hij gaat met de trein. Hij weet de weg niet. groep 2 f Jan zit nog op school. g Jan is een jongen. h De school is ylakbij. i Hij wil met de fiets. j Zijn fiets is kapot. (5x5) Luister en zeg na, let op zinsmelodie. Klap, tik en zing! Pardon. Pardon meneer. Kunt u mij helpen? Wat zegt u? Kunt u dat nog eens zeggen? Dank u wel. Bedankt! Sorry! Pardon mevrouw. Kun je mij helpen? Waar is de wc ? Hallo! Graag gedaan. , SPREKHN s docent ii docent i I I 25 (wijst station aan) Kunt u mij helpen? Ik zoek het station. Dan moetu (rechtdoor, linksaf, rechtsaf) Neder! andse) SpootwegenJ postkantoor immmim m—Mk hhmi •4- ,4 i 4 PWLITI E I V nun en antwoord. Werk in tweetallen. Viiorlu-cld: i postk.iiitoor - ŇVi.s I - Ik ga naar het postkantoor. i • Hoc ga je? - Met dc Fiets. I I station - lopend 2 museum-fiets 5 3 zwembad - auto - Wij gaan naar het postkantoor. Hoegaanjullie? Met de fiets. 4 school - fiets 5 Supermarkt - auto 52 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 53 I' ko:;. Onder weg 26 • Waarnaartoe? Waar? Hoe? Vraag en antwoord. Werk in tweetallen. Voorbeeld: - Waar ga je naartoe? (Ik ga) naar_ Waar is dat? Vlakbij_ Hoe ga je? Met de fiets? Nee,_ . (plaats) - (plaats) . (vervoermiddel) 27 • • U krijgt een plattegrond van uw docent. Vraag de weg. Werk in tweetallen. opdracht 1 Persoon A: U bent op de Amsterdamsestraatweg en vraagt de weg naar a het museum b de Supermarkt c het postkantoor Persoon B wijst de weg. 2 Persoon B: U bent op de Anton Geesinkstraat en vraagt de weg naar a de bank b het Station c een hotel Persoon A wijst de weg. SCHRIJVEN 28 rechtdoor, linksaf, rechtsaf, stoplicht, eerste straat, tweede straat, rotonde, kruispunt, meneer, mevrouw, jongen. 7? On««'1 ■ ■ S.lirÜf v-V^n antwoorden op. \H.\AC § P;irdl>|l IlK'Ml'lT. w.inr i- IilT /Jekenhuis? VKAAC, VllAAC. f PVLITI E ANTWOORD (U moet) hier rechtdoor, en bij het stoplicht linksaf. ANTWOORD ANTWOORD ANTWOORD l.KZHN 29 w Lei uns. Karel heeft zin in koffie. Saskia wil vanmiddagin de bibliotheek udcrcii. maar zij heeft nu nog wat tijd. Zij wil ook wel iets gaan drinken. i[, [ nNti-r nu naar de tekst, kijkniet in het boek! (sKg) naar: folder NS. Karel 1k heb zin in een kopje koffie. Zullen we koffie gaan drinken? Saskia Goed, maar ik drink geen koffie. Ik neem thee. Karel Ook goed. Waar zullen we naartoe gaan? Saskia Naar het eeteafe op de hoek? Dat is dichtbij. Karel Prima. (Liter, in het eeteafe) Karel Kijk, daar is nog een tafel vrij. Saskia Dus jij neemt koffie? Karel Ja, en ik wil ook iets eten, ik heb honger. Ze hebben hier lckkere broodjes met ham of kaas. Saskia Goed idee, ik neem een broodje kaas en een thee. Karel Prima. Eh.. meneer... mag ik even bestellen? Ober Natuurlijk. Zeg het maar. Karel Een koffie, een thee en twee broodjes kaas, graag. (l':en half uur later) Karel Meneer... Kan ik even betalen? Ober Momcntje, ik kom zo. Saskia Hoevecl is een broodje kaas en een thee? Karel Nee, nee, ik betaal. Saskia Oh, dank je wel. 56 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 57 üii on café lc. Oefening bij de tekst. Kies uit: Saskia, Karel, Saskia en Karel. gaan naar het eetcafé. studeren Spaans. neemt koffie en een broodje kaas. willen iets drinken. neemt thee en een broodje kaas. gaat in de bibliotheek studeren. betaalt de rekening. café tVfc"i"íi|,iitlL'l'-'kst' ZctJc/.iiii«-«i»jL,tl,,l'JeVolg0rde- Van P.ini wil bestellen. ' Vin P.mi <>ni moet Willems in een restaurant. Willens is i" Rotterdam voor zijn werk. \ Willens wil graag een glas appelsap. Willems en v.inDammakenkennis. f Van D:»»i bcstelt een rode wijn. Van Ham bcstelt een rode port. 1 2 3 4 5 6 7 2 TEKST 2a Lees de introductie. Meneer Willems is bedrijfsleider van een Supermarkt in Houten. Hij is vandaag voor zijn werk in Rotterdam. Daar heeft hij een afspraak met meneer Van Dam. Meneer Van Dam importeert Spaanse en Portugese wijn. Spaanse en Portugese wijn is ook populair in Nederland. Meneer Willems heeft veel soorten wijn in zijn Supermarkt, maar nog niet veel uit Spanje en Portugal. Misschien gaat hij zaken doen met meneer Van Dam. Meneer Van Dam ontmoet meneer Willems in een restaurant. 2b Luister nu naar tekst 2b. Kijk niet in het boek! Van Dam Goedemiddag, bent u meneer Willems, uit Houten? Willems Ja, dat klopt, en dan bent u... Van Dam? Van Dam Ja, inderdaad, aangenaam, en welkom in Rotterdam. Willems Dank u. Van Dam Gaat u zitten. Wik u iets drinken? Willems Eh..ja, ik wil wel een.... eehh Van Dam Misschien een lekker Portugees wijntje? Willems Eh..nee, geen wijn, misschien later. Geeft u mij maar een glas appelsap. Van Dam Oké. Johan.., mag ik bestellen? Johan Zeker, meneer Van Dam, zegt u het maar. Van Dam Een rode port, en een glas appelsap, graag. Johan Sorry, we hebben op dit moment geen rode port. > Van Dam Geen rode port? Maar, Johan, dat kan toch niet! Nou, geef dan maar een rode wijn. En heb je de menukaart? Johan Zeker, meneer. Dus., een rode wijn, een appelsap, en de menukaart. Komt eraan. i 3 TEKST ín De agenda van Saskia I APRIL ■.ILM« 27 april mnancla« Vr'*s ..........(5.r*vM*vs*+Vc3....................... 28 april dinsdag 3\oo ui*r:....C*llq*.S.p*.*.w.S .........................{^s«Vi«e**V«*S................ I I-.O0 uur; .S.p«**fcy * * .,. 29 april woensdag APRIL -MEI WEEK 18 30 april donderdag KONINGINNEDAG IS".-oo nur: ^«U^m ***V l2řrc\ 2jO :00 uur •. met ^e fiets> met de bus, lopend? Kjnd Mamma, hoe gaan we naar school? MocdtT Lopend, want mijn fiets is kapôt. Dus [kunnen/mogen/zullen] we niet met de fiets gaan. Kinu Ik [kan/moet/wil] niet lopen. [Kunnen/willen/zullen] we niet met de auto gaan? MoĽdcr Nee, want pappa heeft de auto. Kind Dan [mag/wil/zal] ik met de bus. Moetlcr Oké, dat [kunnen/moeten/willen] we doen. Dan [kunnen/moeten/ zullen | we nu vlug weg, want de bus vertrekt al over vijf minuten. (,K\M MATICA (iirl .uitwoord op de vragen. Kijk naar tekst 1 en tekst 2. 1 Drinkt Saskia koffie? 5 Neemt meneer Van Dam rode port? 2 I:.ei Saskia een broodje kaas? 6 Vraagt meneer Van Dam de menu-■3 Betaalt Saskia de broodjes? kaart? 4 Kcnt meneer Willems de ober? Wat volgt? 1 februári, maart,_ 2 donderdag, vrijdag, _ 3 vanmorgen, vanmiddag, 4 juni, juli,____ 5 dinsdag, woensdag, 6 middag, avond,__ (n.'1-f anrwciiird up de vragen. Bedenk zelf het antwoord. 7 Sparkt u Spaans? 12 Begrijpt u de oefening? « Begiijptu Chinees? 13 Wilt u suiker en melk in de koffie? 9 I:.ct u kaas? 14 Weet u de bibliotheek? I" Drinkt ubier? 15 Studeert u biologic? ' 1 Mebi u een ficts? 64 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 65 Zet de woorden in de goede volgorde. Voorbeeld: iets - wilt - u - drinken - ? Wilt u iets drinken? 10 • ^„.R-ni-nsi.uat.e ,n cn J "ľ Wanten, in een snackbar. Ken n'" 1 ik - de kaart - mag - alstublieft - ? 2 deze stoel - is - vrij - ? 3 eten - Nederlanders - wanneer - ? 4 zin - in - ik - een glas witte wijn - heb -. 5 ik - mag - bestellen - ? 6 met mij - ga - naar een cafe - je - ? 7 samen - Saskia - gaan - en haar moeder - naar het Station • 8 jij - altijd - met de bus - naar de les - ga - ? LUISTEREN (sKD Personen en situatie Twee klanten (a en b) gaan naar een cafe, zij bestellen bij de barman. a Luister en kijk nog niet in het boek! b Luister nog een keer, vul nu in. barman klant a barman klant a barman klant b barman klant b barman klant b barman Mag ik twee_? Alsjeblieft, dat is vijf gulden. Alstublieft. En_? Een koffie en een broodje, _ met melk. Een broodje ham? Nee,__ mij maar kaas. Hoeveel is dat? Alstublieft, een koffie. Het broodje - - eraan. klant a klant b f \ Vui in. Wat bctclt hij/zij Ker hij/V-'i het meteen°P? Ltiistcren vul m. Magik aťrekenen? IÉ(P-— 2 / ------ 3 / - 12 -ésu Personen en situatie Moeder mcr ecu kind, zij zitten in een restaurant en wachten op de ober. klant c 4 f- 5 f. Wil je kip? Nee. Mocder Watwiljedan? Kind Patat met appelmoes. Waarom bestel je niet? Moeder Omdat de ober niet komt. Kind Waarom komt de ober niet? Moeder Omdat hij het druk heeft. Kind Waarom heeft hij het druk? Mocder Omdat hij veel mensen moet helpen. Waarom gaan we dan niet weg? Mocder Kind Kind Mccder Omdat ik iets wil eten. En nou moet je stil zijn!! Luister en zeg de zin met 'omdat_' na: Voorbeeld: Waarom wil je cola? Omdat ik dorst heb. Waarom wil je een broodje? Omdat ik honger heb. 66 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 67 1 Waarom wil je thee? 2 Waarom wil je een kroket? 3 Waarom wil je patat? 4 Waarom wil je appelsap? 5 Waarom wil je kip? 6 Waarom wil je bier? PROSODIE Omdat ik dorst heb. Omdat ik honger heb Omdat ik honger heb. Omdat ik dorst heb. Omdat ik honger heb. Omdat ik dorst heb. if> •• „ „Pr ecn • in de juiste kolom. Vo' Vtil in ■ . i CL.n 1,1-nndji- k.i.is, 2 een kopje koffie 13 • Luister naar de docent. 14 9 Luister en zeg na, let op de zinsmelodie. Zeg het maar. Zegt u het maar. Mag ik een kopje koffie? Geefmij maar een kopje koffie. Vul in. 17 ■■ uistcr li in r het riinu-. Welke i\\ eezinnen zijn anders? .coll a Zchccít \ anda.ig college, b Hij drinkL ecu kopje koffie. c Hij wil v.md.i.ig kulen, d Ik ga met de fiets. e Ze woont nog niet in Utrecht, f Ze wil ook nog studeren. g Dat is een goed idee! 18 Huoruiiv:! vr.iag? Kan ik even betalen? Ja Nee Ja Nee ' . i J □ 8 □ □ Ik heb zin in koffie. 2 J 9 □ □ Zullen we koffie gaan drinken? 3 J □ 10 □ □ Waar gaan we naartoe? 4 □ □ 11 □ □ i 5 □ □ 12 □ □ 15 » 6 J □ 13 □ □ Luister naar de docent en zet een • in de juiste kolom. 7 □ 14 □ □ Voorbeelden: j(||gj| 1 Utrecht 3 Saskia 19 2 mevrouw 4 Maria Hoorr li ein vr aag? A B C D lilii J l! hebt gereserveerd. 5 □ Dus jij neemt koffie. _ « * — J U hebt gereserveerd? □ Dus jij neemt koffie? 1 • 2 J U hebt gereserveerd. 6 □ Dus jij neemt koffie. 2 • 1' liebt gereserveerd? □ Dus jij neemt koffie? 3 • 3 □ U hebt twee bier besteld. 7 □ U bent geen Nederlander. 4 □ U hebt twee bier besteld? □ U bent geen Nederlander? ■ i f 4 J U hebt twee bier besteld. 8 □ U bent geen Nederlander. 1 □ U hebt twee bier besteld? □ U bent geen Nederlander? 68 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 69 SPREKEN 20 Wat doet u deze week? Vul uw agenda in. Vraag en antwoord. Werk in tweetallen. Voorbeeld: cursist A: Wat doe je maandagmorgen? cursist b: Dan heb ik Nederlandse les van 10 tot 12. 21 © O In het café Spreekoefening voor 3 personen. Twee vrienden (vriendinnen) in een café. S A L AD ES Mexicaanse salade /14,25 salade met kidney en wine bonen, mais, pijnboompitten en een poprikadressing Tonijnsalade /13,25 gemengde salade met tonijn, komkommer, ei, olijven en een dressing van mierikswortel Geitenkaassalade /14,50 salade met geltenkaas, komkommer. tomaat, pijnboompitten, boning, en kruidendressing Chef's salade /15,75 Grand Entree Lofen / 33,- een varieté van koude voorgeretbten voor 2 personen TOSTI'S Tosti kaas Tosti ham/kaas Tosti italia / 4.50 is.- f 6,50 cursist 1 Wil je iets ? Wat wil je ? Wil je een ? cursist 2 Een graag. Een alsjeblieft. Ik heb liever een Gref mij maar een cursist 3: ober Zegt u het maar. Kan ik u helpen? Alstublieft. cursist 1 en 2: AFREKENEN Kan ik even betalen? Hoeveel krijgt ü van ons? 1 cursist 3, ober: AFREKENEN / alstublieft. / bij elkaar. ,1 i " antwci»rxl. Werk in tweetallen. I Vr3Äpl- ,', , . wonen • Rotterdam VuorbeclJ.! "r^vTociiiiin Rotterdam? LL-1 ik'oc.k.: Nee, ik niet. b Ja, ikwoon in Rotterdam. En u? . 11 •>. . drinken » koffie Voi.rbecy -• .--- r. Drink jij kothe?_ Tkook nict./Ik wel. b Nee, ik drink geen koffie. En jij? Amsterdam thee Nederlands . studeren • Spaans gaan * het postkantoor , wollen . drinken . !,prekeii • lopen • het centrum • weten • de weg naar het museum • zijn • Nederlander • komen • uit Frankrijk • hebben • een fiets SCURFJVĽN 2.? diví .intwoord op de vragen in complete zinnen. 24 1 Hebt u zin in een glas wijn? 2 Hegrijpt u de oefening? 3 1s Nederlands moeilijk? 4 Heeft Saskia een kamer in Utrecht? Wat doet u 's Morgens 's Middags 's Avonds 5 Is meneer Van Dam Nederlander? 6 Spreken de heren Van Dam en Willems Frans? 7 Hebt u werk? 8 Begrijpt u de leraar goed? Wat eet en drinkt u 's Morgens _ _ 's Middags ....._ 's Avonds _ 70 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? LEZEN 25 on TOP« TRADITIONEEL TÜRKS RESTAURANT Van gezellig tot romantisch tafelen 1 t/m 100 pers. • Familiediners • Zakendiners • Vegetarische gerechten • Mogelijkheid tot afhalen en bezorgen Nla. t/m io. van 16.00 - 23.00 uur geopend. Mariastraat 8 • 3511 LP Utrecht • tel.: 030 - 233 26 58 Filmtheaters - Cafe (sinds 1885) - FoviT1 Dagelijks geopend van 11.00 tot 02.00 uu Zondag van 11.00 tot 01.00 uur Lunches - Borrels - Recepties - Presentaties r.v In de hnil: l)ľ S Al Al )l-HAU v.ln.ií 17.1111 Inlichtingen/reserveren Sprtngweg 50 Tel 313789 (bioscoop) of 317152 (cafe} Tomatensoep / 6,50 DAGSCHOTELS MET SALADE: Vegetarische Quiche /15.00 Curry-groentert schotel /17.50 y (Vegetarisch) Dagschotel (var.) / 17.50 Pasta Pešto /15.00 Mexicaanse taco's /17.50 Roti (kip) /17.50 Het Restaurant (boven) kan gereserveerd worden door groepen vanaf 12 personen DONKERE GAARD 8, UTRECHT 030-2321679 ontbijt-lunch-diner-café de. van poor t kleef Café-Restaurant Zalencentrum Maart roert z'n staart Maand Menu (IL 37,50p.p.) Coburger ham met frisse meloen Pannetje vis met pasta en kreeftensaus of Kipfilet gepaneerd met sesamzaad & perziksaus Poires Belle-Hélěne Wijn Tip; Villa Regia Branco / Tinto - Douro, Portugal Mariaplaats 7, Utrecht, tel. 030-2318(184 Kijk naar de advertenties. Kies waar of niet waar. Waar of niet waar? 1 In café 'Orloff kosten alle maaltijden /17,50 2 In 'De Poort van Kleef kost een menu voor twee personen / 75,-. 3 'Passage to India' is elke dag open van 11.00 uur tot 23.00 uur. 4 Café 'Springhaver' is elke dag open tot 2.00 uur. 5 Restaurant 'Topkapi' is zeven dagen per week geopend. 6 In café 'Orloff kun je ook reserveren voor een groep van 10 personen. 7 In 'De Poort van Kleef kunt u goede Portugese wijn drinken. 8 In 'Passage to India' kunt u niet vegetarisch eten. 9 Café 'Springhaver' is meer dan honderd jaar oud. 10 Bij restaurant 'Topkapi' kunt u ook eten afhalen. Indian - Tandoori RESTAURANT PASSAGE TO INDh Gispecttiismd in kikkvri-kirií, vegetarische en r» 'i trintirs jňfpoiJ run 17.00 - 23.00 uur,' 'ä miters giopcnd ran 21-00 - 23.00 uur Oudtgmdü US ti/J mrf 3511 Al Utred 030 - 231 Ol U 00K VOOR GROEPEN, RECEPTIES EN CATERING SERVICE m m m waar □ □ □ □ □ □ □ □ met waar □ □ □ □ □ □ □ □ Nec .ju-I.nulsc teestdagen ,i ).„.' In welkseizoen? (Kijk in een agenda) Op»vclKi;i,'li- Voorb<-'i-1,l,: pHnsjcsdag.de opening van het parlement .\w i Kl 11 u,; op zonc^aS/' °P maandag/ op dinsdag/ op woensdag/ op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag .v ¥! ] k m izoEN? in de zomer/ in de ber f st/ in de winter/ in de lente 6 12 19 26 6 13 20 27 7 1* 21 28 1 S 13 22 29 2 9 10 23 30 3 10 17 24 31 * 11 18 25 TjJ < 1 i J* Cu februári 2 Basíint Palicami s Hinaus _ s Zic Holikn dahan (12 maart). 11 Gebomtedag Swnmí Dayanand í: ľiiinhes Swami Dayanand was de opriditer van de Arya Samaj. Lantaarnfeest j Chinezm t \ De vicring van het Cíiinese nieiiwjaar j wordt afgcslotcn bij de eerste voile maun van het Chinese jaar. 23 en 24 Catnava! (rk) De dagen voordat de vastc-n begint zijn dagen van vrolijkheid en verkle-dcn. Deze worden afgcsloten met as-woensdag, 25 februári. 25 Matin Siwratri i; Hindocs De nacht van de grotc Shiva, de ver-nieuwer. Wordt vooniainclijk in tem-pek gevierd. 1 Sinterklaas op 5 december oľ wi lkedag? op zondag/ op maandag/ op dinsdag/ op woensdag/ op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag in wi-lk sf.izoF.N? in de zomer/ in de herfst/ in de winter/ in de lente 2 Koninginnedag, 30 april »i'vnxKEDAG? op zondag/ op maandag/ op dinsdag/ op woensdag/ op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag in vii'lk seizoen? in de zomer/ in de herfst/ in de winter/ in de lente 72 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 73 3 Bevrijdingsdag, 5 mei op welke dag? op zondag/ op maandag/ op dinsdag/ op woensdag/ op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag in de zomer/ in de herfst/ in de winter/ in de leňte in welk seizoen? 4 Moederdag op welke dag? in welk seizoen? 5 Nieuwjaar op welke dag? in welk seizoen? op zondag/ op maandag/ op dinsdag/ op woensdag/ op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag in de zomer/ in de herfst/ in de winter/ in de lente op zondag/ op maandag/ op dinsdag/ op woensdag/ op donderdag/ op vrijdag/ op zaterdag in de zomer/ in de herfst/ in de winter/ in de lente Vulin. Feestdagen in uw land. op welke dag? _ in welk seizoen? _ S1 , IIKS| )a iAi-s Ji" intrciJuctie. ;in vrienden. Zij ontmoeten elkaar op straat. Jan stek voor met Karel iets te Karel en .I-111 1 -iíi • i K-irel kati nu met mee, maar zn maken een arspraak. nj.in drinken. > ... r- i,. ,|sPiaak?Waargaanzi)naartoe? jb 1 niv.rt.-r- naar de tekst. Kijk niet in her boek! Karel Jan Karel Jan Karel Jan Karel Jan Karel Jan Karel Hé dag, Jan! Hallo Karel. Lang niet gezien. Hoe gaat het met je? Goed, en met jou? Uitstekend. Zeg, zullen we even iets gaan drinken? Sorry, ik kan niet. Ik heb geen tijd. Ik moet eerst naar de bibliotheek. Daarna moet ik een cadeautje kopen want ik ga naar een vriendin. Zij geeft een feestje want ze is vandaag jarig. Kunnen we voor volgende week een afspraak maken? Goed idee. Zeg het maar. Wanneer kun je? Volgende week woensdag? Kom dan eerst bij mij iets drinken en daarna gaan we naar de bioscoop. Goed? Prima. Hoe laat? Oni half negen? Goed. Tot volgende week woensdag. Leuk. Tot dan hé! 74 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 75 B Eon afspraak 2 TEKST 2a Lees de introductie. Remco Willems is 17 jaar. Hij zit in de vijfde Idas van de havo" en moet dit jaar eindexamen doen. Hij heeft goede resultaten op school, maar het gaat niet goed met wiskunde. Daarover heeft hij vandaag een afspraak met de wiskundeleraar, meneer Pieters. "' HAVO: een schooltype voor kinderen van 12 tot 17 jaar. 2b Luister naar tekst. Kijk niet in het boek! Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Pieters Remco Binnen!... Ah, Remco. Ga zitten. Dank u. Hoe gaat het met je? Tja... het gaat wel. Ik wil eens even met je praten. Je hebt goede resultaten voor veel vakken. Ja, gelukkig wel. Oké. Prima, maar ... het gaat niet goed met wiskunde! Ja..dat is zo, meneer. Ik vind wiskunde moeilijk. Begrijp je het niet goed, of... Ja, soms begrijp ik het niet. Dan kan ik mijn huiswerk niet goed maken. Luister, Remco, ik heb een voorstel. Jij werkt thuis een half uur per dag aan wiskunde, en ik geef jou één uur per week extra les. Wat vind je? Dat is misschien wel een goed idee. Zullen we volgende week beginnen? Maandagmiddag om vier uur? Ja,goed. Afgesproken! Tot maandag dan. Oké. Dag, meneer. 2c Oefening bij de tekst. Waar of niet waar? waar niet waar 1 Remco moet volgend jaar eindexamen doen. □ □ 2 Remco heeft geen goede resultaten voor wiskunde. □ □ 3 Pieters gaat Remco één keer per week extra les geven. □ □ 4 Remco moet thuis een half uur per dag aan wiskunde werken. ( □ □ 5 De extra les is op maandagmi'ddag van vier uur tot vijf. □ □ . TWIHI'LP Een ontmoeting bcftroctinj! "Hallo. Dag. .Hoi- Goedemorgen. Goctleinidd.ig. Goedciwvond. BE" 1 Hot gaat het metu? Hoc pa." het met je? Hoc gaat hetermee? Hoe is het? ecu reden Ik kan Diet want....._ positief Goed, dank u. Prima, en met jou? Uitstekend. negatief Het gaat wel. Niet zo best. Siecht. een tegenstelling Ik vind het wel leuk, maar ik kan niet. 1 Jet gaat goed met economic, maar het gaat nict goed met wiskunde. afscheid Tot yolgende week woensdag! Tut dan! de tijd Wanneer kun je? Hoe laat? \\ I W'(H)KI) Volgende week woensdag? Om half negcn. Maandagmiddag om vier uur. kwart over 3 10 voor half 4 5 over half 4 kwart voor 4 76 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij h 4 GRAMMATICA negatie 2 vragen Kom je uit Nederland? Zit je op de havo? Gaat u met de taxi? Gaat u naar het station? negatie 3 vragen Gaat het goed} Vind je het lekker? negatie 4 vragen Begrijpt u mij ? Rookt u? ŕCora je? negatieve antwo orden Nee, ik kom niet uit Nederland. Nee, ik zit niet op de havo. Nee, ik ga niet met de taxi. Nee, ik ga niet naar het station. negatieve antwoorden Het gaat niet goed. Ik vind het niet lekker. negatieve antwoorden Nee, ik begrijp u niet. Nee, ik rook niet. Nee, ik kom niet. VRAGEN Kijk naar alle negatieve antwoorden. Wat kunt u zeggen over de plaats van het woordje 'nieť? i i M Hl'-' Z()ekJl'P-1-'l,mbÍnatÍe Hhcvcľ .1 ť„nibin.uies kuntumaken? 1 I lue gaat het ermee? 2 Hallo! ] Ga je mcc naar de bioscoop? 4 (ioedemiddag. a b c d e f g Nee, ik heb geen zin. Nee, dank u. Sorry, ik kan niet. Hoe gaat het met u? Goed, en met jou? Prima. Hé hallo! [ uister en hcrhaal: Tot dinsdag! Tot straks! Tot vanavond! Voorhceld: Ik umet nu weg, want de les begint om zeven uur. Mnar ik ben om tien uur weer terug. Tot straks! airsist:7o/.-/wfes. - Ik heb geen brood in huis, maar ik kan niet weg, want Piet komt zo langs. Wil jij even brood voor mij halen? . J a, ik doe het wel even.--- cursist:----- pronomen personale als object en achter een prepositie De leraar helpt me/mij haar je/jou ons u jullie hem hen/hun/ze Hoe gaat het met je/jou? Is dit boek van hem? Ik ga morgen naar hen/ze toe. 1 I - I leb je zin om dinsdag langs te komen? • Ja, wat leuk! - Goed dan,--- cursist:___ - Ik ga nu naar huis, maar ik kom vanavond weer terug Goed,___ cursist:___ - Wanneer kom je terug? Ik weet het niet precies. - Nou,___ cursist:_______ 78 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 79 Maak het antwoord compleet. Voorbeeld: Ik ga nu naar huis, maar ik kom vanmiddag weer terug Goed. Tot vanmiddag! Ik ga even naar het postkantoor. Oke,___ Ik moet naar de stad. Ik moet naar de markt. Vrijdag hebben we toch les hě? Ja hoor,___ Mag ik vanmiddag even bij je komen? Ja natuurlijk,___ Kunt u nu de weg alleen vinden? Ja hoor, dank u weh__ VOCABULAIRE Wat hoort bij elkaar? U kunt meer combinaties kiezen. een cadeautje doen kopen maken geven . een feestje een afspraak een examen huiswerk Hoi! Volgende week - . ik een - -. Kom je ook? Ja graag, bedankt voor de uitnodiging. Ik ben een beetje zenuwachtig. Ik moet vanmiddag_ Nou, veel succes! Ik ga volgende week naar een feest. Wat voor een__^ Misschien een boek of zo? Ha die Piet, lang niet gezien! Nou zeg dat wel. Kom eens längs! Zullen we-meteen een -Ik begrijp niks van die wiskunde! Kun je me helpen mijn. Ik wil het wel proberen. zal ik. \ I te U-shctpoedewoord. y()(,rkxitl: .^n mar bocken terugbrengen naar de bioscooplbibliotheek. [k m"1"' , k.t goede woord is : bibliotheek. [ Ik ga een cadeautje kopen voor mijn moeder want ze is morgen feestljarig. -) \x?jllen/Zullen we voor volgende weekJmaand vrijdag een afspraak maken? Í Kemco staatlzit in de vijfde klas van de havo en moet dit jaar examen doenlgaan. 4 [)e volgende les is woensdagmiddag op/om twee uur. 5 Hoe gaat het metlermee je vader en moeder? 6 Ik drink geen koffie maarlwant ik vind koffie niet leukJlekker. 7 Vandaag eten we niet veel want we zijnlhebben geen hongerldorst. S lohn islkomt uit Engels/Engeland en spreekt redelijk Nederlands. 9 Mij wil nog beter Nederlands spreken en daarom wil hij een cursus gevenlvolgen. 10 Een cursus voor beginners is natuurlijk te gemakkelijklmoeilijk voor hem. 6 * Viil in: niMr of want. 1 Arend neemt een broodje 2 Berend heeft ook honger . _hij heeft honger. _hij neemt geen broodje. $ Arend heeft zin in een broodje kaas _ er is geen kaas. 4 Hij wil na de lunch een sigaret roken_je mag in de kantine niet roken. .5 Sandra zit op een terras _ ze ziet geen ober. 6 Xe wil iets drinken_ ze heeft dorst. 7 Dan ziet ze een ober. Ze roept hem _ hij hoort haar niet. n c,,j0-m^»'iardefilm? Ja>leuk-j'^ui ^ met )e? Goed, dank je. ( , |i- nur iets drinken? Nee, ik kan niet. ||„c put het? Niet zo best. 1 Zullen we naar de film gaan? 2 Hoi, hoe gaat het met je? 3 (i.i jemeenaarhetfeest? 4 Kenn je morgen bij me eten? 5 Dag, hoe is het? 6 Kim je me helpen met het huiswerk? 7 Hoc gaat het met je op school? S Hallo, hoe gaat het met u? <■) (ia je mee naar het zwembad? 10 I loi, hoe gaat het met je vader en moeder? 22 Vrj;ig en antwoord. Werk in tweetallen. J I begroeting '■ vooRS i kl: samen iets drinken 1 bcgioeting vuorstkl: samen naar de bioscoop 3 bcgioeting 4 begroeting voorstel: samen naar Amsterdam reactie: positief reactie: negatief, 'want reactie: positief, spreek een dag en tijd af reactie: negatief, 'want- reactie: negatief, 'want reactie: positief reactie: 'Wel leuk maar 88 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 23 Bedenk situaties bij de volgende excuses. Werk in tweetallen. „icii compleet. PERSOON A PERSOON B [ Heb je zin om bij me te komen? ■> Sorry, maar ik heb geen vervoer. Mijn fiets is kapôt. ' Mijn taňte isjarig. ^ Ik kan 's ochtends niet uit mijn bed komei . Ik ben nog niet klaar met mijn huiswerk. > 5 25 ■• M»kdcM" c;a jcineenaar de film? het spijt me. Ik — Zullen we een kopje koffie gaan drinken? ]a, -------- Waarom leer je Nederlands? Ik lei-r Nederlands want- („i jcnaarhuis? Ik iľil »■'"'naar ku's> maar- SCHRIJVEN 24 • Geef antwoord op de vragen in complete zinnen. Voorbeeld: Bent u Nederlander? Komt u uit Nederland? Spreekt u Nederlands? Nee, ik ben geen Nederlander. Nee, ik kom niet uit Nederland. Nee, ik spreek geen Nederlands. Ja, ik spreek een beetje Nederlands. 1 Bent u Spanjaard? _ Komt u uit Sp an j e ? _ Spreekt u Spaans? _ 2 Hebtueenfiets? _ Gaat u vaak met de fiets ? _ Gaat u met de fiets naar de les? 3 Begrijptuveelvanwiskunde? _ Kunt u wiskundesommen maken? Gaat u vaak naar een feestje? Houdt u van feestjes? _ Geeft u een feest als u jarig bent? Bentuvandaagjarig? _ I.EZEN 26 • .\.inliiedeii vanexcuses Wai hoort bij elkaar? Vul ook niet of geen in. Viiorbcťld: Vraag 0 hoort bij Antwoord x: 0 llu, buurvrouw vraagt: "Komt u morgenavond koffie drinken? Mijn man is jarig." x "Het spijt me, ik kan niet komen want ik heb al een afspraak." VRAl.l-.N 0 Uw buurvrouw vraagt: "Komt u morgenavond koffie drinken? Mijn man is jarig." 1 Uw lcraar vraagt: "Waarom heb je je huiswerk niet gemaakt?" 2 Hen \ riend vraagt: "Zullen we naar het zwembad gaan?" 3 Uw lcraar vraagt: "Waarom ben je altijd te laat?" 4 lemand vraagt tijdens de les: "Zullen we na de les bij mij thuis huiswerk maken?" 5 Hen politieagent zegt: "U mag hier niet parkeren!" ANTWOOKUI N x U zegt: "Het spijt me, ik kan komen want ik heb al een afspraak." _ goed want ik ben erg verkouden." __Ik spreek bij na - a U zegt: "Nee, sorry, ik voel me - b U zegt: "Pardon meneer, ik begrijp u _ Nederlands. Kunt u langzaam spreken?" Ľ U zegt: "Het spijt me, meneer, ik heb - horloge." d U zegt: "Ik begrijp de oefening- goed en ik heb - woordenboek." e U zegt: "Nee jammer, ik heb nu _tijd. Ik moet na de les meteen naar huis." 90 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 91 27 OO . J Tekst om te lezen en over te praten. j Kent u de Nederlanders? ,1 Aan het einde van een gesprek of ontmoeting zeggen we vaak: "Doe de groetej 1 aan...................." Het antwoord is dan meestal: "Dank je wel, dat zal ik doen." 'Wat ik het moeilijkste vind aan Nederlanders is hun directheid. Ze hebben over 4 alles en iedereen een opinie en uiten die ook. Dat heeft iets goeds, maar je moet er f ook aan wennen, je niet ergeren dat beleefdheden worden overgeslagen, je niet I beledigd voelen.' Carl Niehaus 1 ambassadeur van Zuid-Afrika in Nederland, 1996 * In: BUITENBEELD VAN NEDERLAND; een uitgave van Radio Nederland Wereldomroep. 'Wij bieden buitenlandse werknemers de mogelijkheid om de cursus "I Understanding the Dutch te volgen. Veel buitenlanders moeten erg wennen aan onze manier van doen. Ze vinden het bijvoorbeeld heel vreemd dat we om de haverklap agenda's trekken, zelfs voor het maken van een persoonlijke afspraak. Of dat we op een verjaardag alle aanwezigen feliciteren met de jarige.' j Martin de Jong In: 'VREEMD VOLK?' De Volkskrant 6 maart 1998 I Naar cen feestje Saskia is vandaag jarig. Karel, een vriend, gaat naar haar feest. Op het feest ont-rnni-r hij de moeder en de broer van Saskia, en Maria, een Italiaanse vriendin. lb l.uisu-r naar de tekst. Kijk niet in het boek! Karel Goedenavond meneer. Kunt u mij helpen? Ik moet naar Houten. Moet ik dan deze bus hebben? buschaffeur Jazeker. Karel In Houten moet ik in de Kerkstraat zijn. Waar moet ik dan uitstappen? bnschaffeur Dat is heel gemakkelijk. De eerste hake in Houten is de Kerkstraat. Karel Wilt u mij toch even waarschuwen? hiisehaffeur Natuurlijk, meneer. Karel Bedankt. Saskia Hallo. Gezellig dat je er bent. Karel Hallo, (kus, kus, kus) Gefeliciteerd! En nog vele jaren. Saskia Dank je wel. Karel Alsjeblieft. Hier is een klein cadeautje. 92 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 93 IU--Í. (i- Gefeliciteerd! Saskia Dank je wel. Leukzeg, bedankt. Wat wil je: koffie met taart, of heb je liever wat anders? Karel Nee, koffie graag. Saskia Een stuk appeltaart? Karel Ja graag. Saskia Goed. Oh, dit is mijn moeder. Mam, dit is Karel, mevr. Willems Dag Karel. Karel Dag, mevrouw Willems, gefeliciteerd met uw dochter. mevr. Willems Dank je wel, Karel. Remco Hoi, ik ben Remco, de broer van Saskia. Karel Gefeliciteerd met j e zus. (de bei gaat) Saskia Ik ga even opendoen. Hoi, Maria. Kom binnen. v Maria Hoi, Saskia. Gefeliciteerd. Eh, ben je vandaag nou 21 of 22 geworden? Saskia 22. Leuk dat je er bent. Saskia Eh, Karel, kom eens even. Dit is Maria. Karel Hoi, ik ben Karel. Maria Hoi. Saskia Maria, wil je wat drinken? Maria Ja, een cola graag. Maria Jij studeert Spaans, hě? Karel Ja, ik ben een studiegenoot van Saskia. En jij ? Maria Ik studeer biologie. Karel Je komt toch uit Itálie ? Je spreekt al goed Nederlands! Maria Dank je. Ik ben nu 2 jaar hier. En mijn vriend is Nederlander. Karel Aha... en hoe gaat het met j e studie ? Maria Gaat wel. Maar alle lessen zijn in het Nederlands. Dat is soms nog moeilijk voor mij. lc Oefening Vul steeds één woord uit de tekst in. Gefei't'i'"""1'' Karel gaat naar het_ naar Houten. Bij de -;< '~ v' halte in Houten moet hij van Saskia. Hij gaat met de Hij geeft Saskia een_ Saskia vraagt hem: "Wil je Karel neemt koffie en_ voor haar verjaardag. _anders?" j, p;ingaatdcbel. - S-ixkia gaat —_en Maria komt binnen. jj Maria_______biologie. 9 K ircl /egt: "Je sPreekt_Nederlands!" 10 Karel vraagt haar: "Hoe -het met je--?" I ._", zegt Maria, "maar alle_zijn in het Nederlands, cn dal is soms -voor mij." 2 TEKST l)c familierelaties van Harrie de Vries Harrie is de man van Caroline. Caroline is de vrouw van Harrie. Hans is de zoon van Harrie, en Bartje ook. I kurie is hun vader Bart is het broertje van Hans. Jeanne is de moeder van Harrie. J ea nne is de schoonmoeder van Caroline. Jemine is de oma van Hans en Bartje. Johan is de man van Jeanne. 1 lans is de kleinzoon van Jeanne, en Bartje ook. Anneke is de zus van Harrie. Anneke is de taňte van Hans en Bartje. 1 larrie heeft geen dochters. Harrie heeft ook geen broers. \KA.-U, Vi- tt is de familierelatie van Johan met alle andere personen? 94 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 3 TAALHULP \ cIícíiltch: bij vcrjanrtlaj>, gchooric, luniloltcle. (Hartclijk) Gefeliciteerd! Van Harte! Icmaiul icts locwcnscn: bij vaUantic, cen reis, ict.s leuks Prettige vakantic! Gocdereis! Veel plezier! Včel siiťťcs! Sicrkic! I let beste! Bctcrvchap! Sterbe! Wal erg vejor jc. Ciccoiidolcerd met licí nvulijdcn van I)ankbaaihcid uiulriikkcn Bedankt! Dank je wel / Dank u wel! A llKiUU-A,',CA S\lll.lx's' M-BII.«"1'' Saskia ! Di- srii*-k-iit Ik . (X1 stllllcMU'll ! luiiiľ jWij i Saskia en Karel rzicht 1 VERBUM 1 REST VERBUM 2 (EN 3) studeert Spaans. gaat naar de kantine. heb zin in een broodje. moeten vandaag een test maken. mögen in de klas niet roken. willen naar de film gaan. I willen iets gaan drinken. Smii.aís, o\erzieht 2 MM.U.WOORD/ II i-, \M)ERS VERBUM 1 SUBJECT REST VERBUM 2 (EN 3) \X'.ur Wut Welke talen Wat woon zegt spreken zullen je? de leraar? jullie? we vanavond doen? Daarom C)p liet Station kan kunnen ik we de oefening niet koffie maken. gaan drinken. Syntaxis, overzicht 3 verbum 1 SUBJECT REST VERBUM 2 (EN 3) Hegrijpt u een beetje Frans? Wil je een vraag stellen? Mocten Saskia en Karel lang wachten? Mögen we nu koffie gaan drinken? 96 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / Gťfdicil'.'crd! Ocfťniiii>ťn TAALHULP Luister en geef een passende reactie. Voorbeelden: Ik ben vandaag jarig! Oh, gefeliciteerd! We moeten vanmiddag examen doen. . Nou, sterkte! f jj, heel speciale kaas. Wil je proeven? - Mijn man en ik zijn op dezelfde dag jarig. 6 Hierisjepilsje. i Wim en ik gaan volgende week naar de bioscoop. g |kga morgen opvakantie. 9 jkrookaltienjaar. 10 .\linieenPiethebbeneenzoon! 11 Ik ga vanavond bij Frits en Nel eten. 12 Deze cd heb ik al! 15 Mijnomaisoverleden. 1 - Ikga morgen gezellig een dagje naar Amsterdam. _! 2 - Het is bijna kerstmis. Nog een dag werken en dan heb ik twee weken vri|. __! 3 - Ik blijf vandaag thuis. Ik voel me niet lekker. Misschien word ik wel ziek. _I 4 - We gaan morgen op reis, met het vliegtuig naar Griekenland. _! 5 - Ik ga vanavond lekker uit eten en dan naar de film. . _ i 6 - Ik moet morgen een presentatie houden voor een groep van 80 Studenten. Dat is de eerste keer voor zo'n grote groep! ___ \ 7 - Ik ben geslaagd voor mijn examen Nederlands! _i 8 - Ik heb een nieuwe baan. Morgen is mijn eerste werkdag! _ i Geef de juiste reactie. Kies uit: Wat aardig! Wat erg! Wat leuk! Wat stom! Wat gezellig! Wat toevallig! Wat jammer! Wat vervelend! Wat lekker! Voorbeeld: Ik kom morgen koffie drinken. Wat gezellig! 1 "Wim kan niet op mijn verjaardag komen. 2 Mijn broer wil mij niet met mijn huiswerk helpen. 3 Mijn man brengt mij met de 'auto naar de avondcursus. UKAIULAIRE \ • Zet in de ŕ"eae kolom: )ť m.in, de vrouw, de ouders, de vader, de moeder, het kind, de zoon, de dochter, de broer, ■ ZUSi t|t. ()pa, de oma, kleinkinderen, de kleinzoon, de kleindochter, de oom, de taňte, I jĽ nicht, het neefje, het nichtje de schoonouders, de schoonvader, de schoonmoeder, Ju sdioon/oon, de schoondochter, de zwager, de schoonzus ; mannelijk vrouwelijk meervoud 4 «9 Vul in een van de twee zinnen het gegeven woord in. Vi ilk woord kunt u invullen in de andere zin? Vuorhivld: Nalerkiiuls A Ik ben nu twee maanden in Nederland en ik vind het leuk hier. B Wik u langzaam spreken, ik spreek bijna geen Nederlands. 1 achternaam A Hallo, mijn naam is Karel Jansen. Mijn-_ B Mijn_is Jansen. A Maria Borsato_uit Italie en ze woont nu is Karel. is zeggen in Nederland. B Maria Borsato_ A Kunt u dat nog eens. B Magikuiets- gaat? Italiaanse en ze studeert biologie. _? Ik begrijp u niet. ? Weet u welke bus naar het station 98 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / - wevanavondnaardefilmgaan? -jullie misschien ook iets drinken? A Kan ik voor volgende week een _ metjemaken? B Helaas kan ik voor volgende week niet met je__. gaat een appeltaart maken. 4 Maria krijgt vanavond bezoek van Karel en Jan. 5 - komen om acht uur bij _ koffie drinken. 6 -wil daarom een taart bakken. 7 Maria ziet op de markt een vriendin__praat even met 8 "Hallo, Maria. Hoe gaat het met_?" 9 "Goed, en met_?" 10 "Ook goed. Ga- mee koffie drinken?" 11 "Nee, sorry. Kom je morgen bij _koffie drinken? Ik heb een nieuwe kamer." 12 "Oke. Dan kom_om een uur of elf." 13 "Goed, dan zie ik je morgen." 14 "Goed. Tot morgen." I I A Het Station is het eindpunt van deze bus. Daar moet u _____ B U moet eerst lijn 3 nemen en dan in het centrum _ op lijn 5. A Ik neem nog een broodje kaas, want ik heb nog steeds B Ik heb veel-, geef mij nog maar een pilsje. A Ik wil -een glas rode wijn, en jij ? B Oh, geef mij - een kop koffie en een stuk appeltaart. A _ --------------J------J rA ■> * B _ 4 uitstappen 5 dorst 6 graag 7 willen 8 afspreken 9 lente A Het is begin september: over een paar weken begint in Nederland de__ i B Het is gelukkig niet meer zo koud; het is bijna _. . 10 kerstvakantie A In Nederland duurt de!'._L__ twee weken, van half december tot begin januári. B Inde :- gaan de kinderen in de perióde juli/augustus zes weken niet naar school. GRAMMATICA 5 • Vul in. Maria gaat naar de markt. 1 Maria gaat elke woensdag naar de markt. 2 -koopt daar groente en fruit. 3 -wil nu appels kopen want_ C' J(_^.ning 5. Begin elke zin met het cursief gedrukte woord. \'norbeclJ; . ■ - irh jjj.h elke woensdag naar de markt. : Maria naar de markt. j./jfc,. woensdag gaat; UukwniicM. /xi het \ erbum in de juiste vorm. Ztt het \erhnm op de juiste plaats in de zin. Voorbeeld. token s0ih'>-|k-Veel Sonr. pn>k ikveel. roken I loeveel - sigaretten - jij - per - dag? h Meestal - ik - twintig sigaretten - per dag - maar vandaag nog meer. a Waarom - jij - vandaag - zo veel? b Ik - vandaag - zo veel - want ik moet vanavond examen doen. kijken a je-vaak-televisie? b Meestal - ik - naar - de sportprogramma's. Sonis - ik - ook wel - naar - het nieuws. a lk - elke avond. Mijn moeder - niet - want zij heeft te veel werk. verkopen a Wat-u? b Ik - boeken. a F.n - wat - de man - daar - in - de andere kiosk? b I lij - kranten. a jullie-veel? b Soms - wij - veel - maar - soms - wij - bijna niets. 100 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 101 !Sfc* Gefelicileurri! LUISTEREN Personen en situatie Een meisje praat met haar leraar. Zij praten over de les van volgende week. Waar of niet waar? 1 Het meisje komt volgende week naar de les. 2 Haar oma is jarig. 3 Het meisje heeft veel neven en nichten. 4 Haar oma geeft een groot feest. 5 De oma van het meisje ligt in het ziekenhuis. waar □ □ □ □ met waar □ □ □ □ Welke gefallen hoort u? Lees eerst de tekst een keer door. En dan nu verkeersinformatie. Er staan files op de volgende wegen: Omgeving Amsterdam op de A_de Gaasperdammerweg voor de aansluiting met de A-: _kilometer. A_ richting Alkmaar bij de Velsertunnel:_kilometer. A_ richting Zaandam voor de Coentunnel: _kilometer. Dan omgeving Rotterdam. De A_vanuit Breda voor de afrit Rotterdam- Feijenoord:_kilometer. Verder nog files op de A_Utrecht, richting Den Bosch voor de brug bij Zaltbommel: _kilometer. A- Utrecht richting Breda, tussen Lunetten en Hagestein:_ kilometer. En de laatste is de A_Utrecht richting Amersfoort, tussen Zeist en Hoevelaken. Daar Staat een file van_kilometer. I i T ! 1 ,..r ..,■„ o in de goede kolom. I uistcr ei"Lt 11 VnorbeeUi-n-- , Unrein 4 Dankuwel , v.mdaag 5 Maria 6 biológie .? Saskia \ iil in. a 1. B c d e f _ .. — . _ _ .. _ • 1 • m • • • M® 12 1 uisiiT n.iar hei rinne. Welke zin is anders? a Dit is Maria, b Ik nioet naar Utrecht, c Jij iiuict naar Houten. d L.iever wat anders, e Main, dit is Karel. f Heu student biologie. g Ha rt st ikke mooi, zeg! h Daar moet je uitstappen. PROSODIE 10 Luister naar de docent. SKSJl M • • __ I Icicirt u een vr.iag? .Li Nee Ja Nee 1 ü □ 7 □ □ 2 □ □ 8 □ □ ? □ □ 9 □ □ 4 □ □ 10 □ □ 5 □ □ 11 □ □ 6 □ □ 12 □ □ 102 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 103 14 ® L^sF. Luister en zeg na. Let vooral op de intonatie! 1 - Jan, hartelijk gefeliciteerd! . Dank je wel. 2 - Hartelijk gefeliciteerd met uw verjaardag. • Dank u wel. 3 - Hartelijk gefeliciteerd met de verjaardag van je moeder. - Gefeliciteerd met je broer! • Dank je. 4 - Van harte! - Van harte proficiat! 5 - Goede reis! Veel plezier! • Bedankt! SPREKEN 15 © 6 - Prettige vakantie! . Dank je wel. - Wanneer ga jij? • Nog lang niet! 7 - Prettig weekend. • Dank je. Hetzelfde! 8 - Veel succes! - Het beste! - Sterkte. - Beterschap! 9 - Gecondoleerd. - Gecondoleerd, hoor. - Wat erg voor je. - Het beste met u. Luister naar de docent en geef een reactie. U kunt bij elke situatie uit meer reacties kiezeh. Kies uit de volgende reacties: - Ja, een klein beetje. Ja, redelijk. Nee, bijna niet. Nog een keer graag. Kunt u dat herhalen? - Wilt u langzaam praten ? Voorbeelden: DE DOCENT VRAAGT Wilt u wat harder praten? Sorry, ik begrijp u niet. Sorry, ik versta u niet. Wat bedoeltu? Wat betekent dat? Wat betekent het woord _ t erii: ,, „ocrsrzEGT U ANTWOORDT H- moot de belastingdienst bellen. Wat zeg je? Wat bedoelt u? Wat betekent dat woord? Wat betekent 'belastingdienst'? 16 Vr.i i, ĽI1 antwoord. Werk in tweetallen. Miitwoord op de vragen in complete zinnen. Gebruik eventueel 'nieť of 'geen', 1 Heb je broers? 2 Ben je getrouwd? ] Heb je een grote familie? 4 I.eeft je opa nog? í I leb je necfjes en nichtjes? (kinderen van broers of zussen) 6 Heb je veel neven en nichten? (kinderen van ooms en tantes) 7 Ga je vaak op familiebezoek? 8 Woont je familie in Nederland? ■0^1'.' .i lk.mtwoord de vragen. líťUirunet Ja,-- Nee,_ Dat weet ik niet. 1 N de trein uit Amsterdam altijd op tijd? 2 Vindjeditboekinteressant? 3 Weet je oom deweg in Amsterdam? 4 Begrijpen jullie deze oefening? 5 Heeft je buurvrouw het huiswerk gemaakt? 6 Mag je voor dit gebouw parkeren? Heb je genoeg geld voor een kopje koffie? H Gaat uw docent op de fiets naar het werk? I' Stel deze vragen aan andere cursisten, degene die naast u zit, uw docent, etc. U ANTWOORDT Spreekt u Nederlands? Een klein beetje. Ja, redelijk. Ja, vrij goed. 104 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 105 od Gefelicicevicl! SCHRIJVEN 18 Twee personen telefoneren. U bent a. Wat zegt u? a Metjanjaap. b 0,dagjanjaap. b Goed. Zeg, ik kan niet zo lang met je praten, want ik moet zo weg. b Ik ga naar de Duitse les. b Bij de Taalschool in Zeist. b Meneer De Vries is de leraar. b De cursus heeft 12 lessen. b De les duurt drie uur. b Ik ben om tien uur weer thuis. a Danbelikjestrakswelterug. 19 Twee personen telefoneren. U bent a. Wat zegt u? b Met Marijke de Wit. a Met Anke. b Jammer, ik kan niet. Ik ga met vakantie b Ik ga naar Zweden. b Zaterdag. a - b Ik ga met een paar buitenlandse vriendinnen. a _ b Uit Zwitserland, Duitsland en een uit Zweden. a _ b Met de auto. i a _!_ 106 / Help! Kunt u mij helpen? ]k vind v liegen niet prettig. \\"e logeien bij de familie van de Zweedse vriendin. Dank je u el. En nog bedankt voor de uitnodiging. LEZEN 20 • Heden overleed tot onze diepe droefheid mijn lieve man, onze vader, schoonvadWenopa Cornells de Vries in de leeftijd van 82 jaar. Emmen: Zeist: Amsterdam: Emmen: Corr. adres: Marianne de Vries-Roose Henk de Vries en Margarét De Vries-Brown Jan de Vries Annie Gonzalez-de Vries en José Gonzalez Pepe Lindenhove 11 Zeist Op 12 februari a.s. zullen wij hem begraven op de begraafplaats 'pax' aan de Frederik Hendrikstraat in Emmen. Gelegenheid tot condoleren na de begrafenis in de ontvangst-kamer bij de begraafplaats. Ms zo beet het zusje van Amber dat geboren is op 7 april 1998 om 07.18 uur, zij is 49 cm lang en weegt 3390 gram. Miranda, Peter en Amber 21 •» Uit Nii meegsc ^ondagskrant 25 ja.nua.ri 1998: Achternaam kiezen, vcranclcrdc regels per 1 jan. 1998. Brochure 'Keuze van de achternaam' Mier over de keuze van de achternaám leest u In de brochure "De keuze van de achternaam" van het mlnlsterie vsn Justltle. Hicri n staan ook de nleuwe regels over het ge-bralk van de achternaam door (getrouwde) partners. U kunt it brochure opvragen bij de Postbus 51 Infolljn, telefoon 0800-8051. U kunt dit nummer gratis bellen van maandag rat en met vrijdag van 9.00 tot 21.00 uur. Ook kunt u contact opnemen mét het ministerie van Justltie, telefoon (070) 370 68 50. Help! Kunt u mij helpen? / 107 De verjaardagskalender Hebt u hem al eens gezien? Hij hangt meestal aan de binnenkant van de wc-deur. Op die kalender staan alle verjaardagen van familie en vrienden. Zo kun je hen niet vergeten! Als er een verjaardag is, dan wordt niet alleen de jarige, maar het hele gezin gefe-liciteerd met de verjaardag van zoon, dochter, broer of zus. Cadeautjes Alleen de jarige krijgt een cadeau. Nederlanders pakken hun cadeau's meestal meteen uit, ook op een bruiloft of bij andere feesten. Vaak Staat er dan een hele rij mensen te wachten om de feestvier-der te feliciteren en een cadeau te geven. Het is vrij gewoon als de gever zegt: 'AK je het al hebt, kan ik het ruilen.' Wat, denkt u, zal het verschil zijn tussen een verjaardagskalender en een gewone kalender? Viert men in uw land verjaardagen? Hoe? Wat viert men dan? Vindt u het leuk om cadeautjes te kopen of te krijgen? , TťKST H Lee-deintroductie. nit is een r.idio-interview met Petra de Bruin. Petra werkt in de Supermarkt van meneer ,11^!!,. I' hoort de Interviewer (een man), en Petra. m, I iiistcrnaar de tekst. Kijk niet in het boek! interv Petra inten Petra interv Petra interv Petra inten l'etra interv Petra iewer Dames en heren, vandaag in de serie Werk aan de Winkel een gesprek met Petra de Bruin. Zij werkt in een Supermarkt. Ik praat met haar over haar werk. Dag, mevrouw De Bruin, ik wil u graag een paar vr...... Zegt u maar Petra, hoor! iewer Oké. Petra, ik wil je graag een paar vragen stellen over je werk. Prima. iewer Hoe lang werk je al bij deze Supermarkt? Bijna drie j aar. iewer Vind j e het leuk om hier te werken ? Ja, heel leuk. Het bevalt me prima! iewer Wat doe je nou zo de hele dag? Meestal zit ik achter de kassa, en soms sta ik bij de broodafdeling. iewer Ja ja, dus je doet niet elke dag hetzelfde. Nee, gelukkig niet! 108 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 109 interviewer Welke andere afdelingen zijn er in de winkel? Petra We hebben vier afdelingen: groente en fruit, brood, vlees, en kaas. De andere producten kunnen de klanten zelf pakken. interviewer Wat doe je bij de broodafdeling? Petra Daar verkoop ik brood. Dat vind ik leuk om te doen. Je hebt tijd ■ im een praatje met de klanten te maken, en je kan ze rüstig helpen. Bij de kassa is het altijd druk. Dat is ook wel leuk want je ziet heei veel klanten. Maar je hebt geen tijd voor een praatje. Je moet heel snel werken. interviewer Ik begrijp het. En wat vind je vervelend? Petra Nou... om een paar honderd keer per dag te zeggen : "Spaart u zegels?" Dat is vervelend. En soms hebben we ook een moeilijke klant. Iemand komt met een klein probleem, en dan moet ik soms wel vijf minuten met hem of haar praten. De andere klanten moeten dan lang wachten. Dat is ook heel vervelend. Maar verder is het werk wel leuk, hoor! intercom Petra, kassa 5 alsjeblieft! Petra Oh, ik moet weer aan het werk! interviewer Natuurlijk, ga je gang. Bedankt voor dit gesprek. Petra Graag gedaan. lc Oefening bij de tekst Vul in. 1 Petra de Bruin werkt in 2 Ze werkt daar nu_ 3 Het werk_haar prima. 4 Meestal zit ze- - 5 Soms Staat ze —;- - jaar. 6 De Supermarkt heeft vier_ vlees en__ 7 Bij de_heeft Petra veel tijd voor de groente en fruit, 8 Ze kan een 9 Bij de_ met ze maken. _heeft ze niet zoveel tijd. 10 Daar is het altijd-en ze moet heel 11 Twee dingen vindt ze__ 12 Ze moet een- _ werken. 13 En soms heeft ze een _keer per dag zeggen: "Wik u zegels?'; _klant. 14 Dat kost veel tijd en dan moeten de andere_lang__ 15 Maar_vindt ze het! werk heel leuk. TEKST 2i LeesA-imroductie. [1 hoor ■en ne^prek bij de kaasboer: een verkoper en een klant, een vrouw. Zekoopt kaa, ca boter. 2b l niste-' "•'■"' verkoper klant verkoper klant verkoper klant verkoper klant \erknper klant verkoper klant verkoper klant verkoper klant verkoper klant verkoper klant verkoper ®(D de tekst. Kijk niet in het boek! Wie kan ik dan helpen? Ik ben aan de beurt. Zegt u het maar. Ik wou graag een stuk jonge kaas. Hoe zwaar mag het zijn? Anderhalf pond. Wik u even proeven? Graag. Mmmm, ja lekker. Mag het iets meer zijn? Zeven ons en 75 gram? Jawel, hoor. Anders nogiets? Ja, een pakje boter. De boter is in de aanbieding, want onze zaak bestaat tien jaar. Bij twee pakjes boter krijgt u het derde pakje gratis. Nee, dank u wel. Ik wil er geen drie, ik wil er een. Prima. Anders nog iets? Nee, dank u. Dat is dan /13,75 bij elkaar. Heeft u terug van honderd gülden? Heeft u het niet kleiner? Nee, het spijt me. Dan krijgt u wel veel kleingeld. Alstublieft, 14,15,20, drie van tien, en nog twee van vijfentwintig. Tot ziens. k Oefening bij de tekst Kies het noede antwoord. 1 1 loeveel kaas wil de klant kopen? a 500 gram kaas b 450 gram kaas c 750 gram kaas 2 Hoeveel kaas koopt de klant? a 450 gram b 750 gram c 775 gram 110 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 111 3 De winkel bestaattien jaar. a Daarom betaal je voor twee pakjes boter, en krijg je er drie. b Daarom is de kaas in de aanbieding. c Daarom kun je drie pakjes boter gratis krijgen. 4 Hoeveel pakjes boter koopt de klant? a een pakje b twee pakjes c drie pakjes 5 Waarom betaalt de klant met een briefje van honderd? a De verkoper wil graag een briefje van honderd hebben. b De klant wil graag klein geld hebben. c De klant heeft alleen een briefje van honderd. TAALHULP ■4- 4 -gram pond kik> 1 ons = 1 pond = 1 kilo = 100 gram 500 gram een halve (lA) kilo 1000 gram In een winkel Jen pakje boter weegt 250 gram, jtfagik drie ons kaas? hi-ii pond jonge kaas, alstublieft. Hoeveel w eegt dat stuk kaas? Een halve kilo. Hoe /Wiiar mag het zijn? Anderlialve (1 Vi) kilo graag. Hoeveel weegje? 80 kilo. Hoezwaarbenje? In een kledingzaak/in een schoenenzaak Wie is er aan de beurt? Wie k an ik helpen? Zegt u het maar. Zeghet maar. Jazeker! Alstublieft. Nee helaas, die heb ik niet meer. Nee, sorry, de _......__zijn op. Mag het iets meer zijn? Anders nog iets? Ik. Mag ik _........._......__? ------------------.. alstublieft. Heeft u ook :_....._______? Betalen Hoeveel is het? Hoeveel is dat bij elkaar? Heeft u terug van / 100,-? Ja hoor. Ja, ook nog___ Nee, dat was het. Nee, dat is alles. Dat is dan Dat is dan_____ , graag. — bij elkaar. ! Ja, hoor. Alstublieft, met Heeft u het niet kleiner? Kan ik u helpen? Zoekr n iets speciaals? Welke m.iat heeft u? Wilt n even passen? Mag ik even rondkijken? Ik zoek (een)---........— Ik heb maat Ja graag. Waar kan ik even passen? 4 GRAM MATICA vormingpluralis; regelmatig pluralis met -s pluralis met 's één jongeii twee jongens één agenda twee agenda's ecu w inkel drie winkels één taxi drie taxi's een doeliter vier dochters één auto vier auto's één bezem vijf bezems één paraplu vijf paraplu's één kopje zes kopjes één baby zes baby's VRA(;i.\ Pluralis met -s Spreck de w oorden hardop uit. Op welk woorddeel valt de klemtoon? ^ Jt is dľ i'ľgel, denkt u? Welke woorden krijgen 's in de pluralis? 112 / Help! Kuntumij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 113 pluralis met -en SINGULARIS PLURALIS een vrouw drie vrouwen een fiets vier fietsen een man vijf mannen een strip zes strippen een minuut drie minuten een school acht Scholen pluralis: definiet pluralis: indefiniet SINGULARIS PLURALIS SINGULARIS PLURALIS dejongen dejongens eenjongen jongens de stoel de stoelen een stoel stoelen het meisje de meisjes een meisje meisjes hetboek de boeken een boek boeken VRAGEN Wat gaat weg als u het woordje 'er' gebruikt? Op welke plaats Staat 'er'? Om ... te + infinitief Vind je het leuk om hier te werken} Je hebt tijd om een praatje met de klanten te maken. Waarvoor ga je naar de bakker? Om brood te kopen. Ik vind het leuk om te doen. Ik vind het leuk om dit werk te doen. Er plus numerale Hoeveel pakjes boter wilt u? Ik wil twee pakjes boter Ik wil er twee. Morgen wil ik er twee. Hoeveel fietsen heb je? Ik heb een fiets. Ik heb er een. Voor de vakantie koop ik er nog een. Syntaxis (zie pagina 97) 1' Ik vind het leuk om hier te werken. Ik zal het leuk vinden om hier te werken. 2 Waarom vind je het leuk j om hier te werken} 3 Vind je het leuk om hier te werken} ,\UIIULP Kil.sA-n«)cdereactie. i verKöper in een groentewinkel: Kan ikuhelpen? 7 verkoper in een kledingzaak: Kan ik u helpen? 3 klant bij de kaasafdeling in een Supermarkt: Mag ik anderhalf pond oude kaas? 4 verkoper bij de vleeswarenafdeling in een Supermarkt: Kan ik u helpen? klant a Ik wou graag een kilo appels. b Ik zoek een kilo appels. klant a Geeft u mij maar een zwarte broek. b Ik zoek een zwarte broek. verkoper a Wik u even passen? b Wik u even proeven? „. klant a Ja, ook nog een ons pate graag. b Mag ik een ons pate? 5 Bij de groenteafdeling staan vijf klanten te wachten. verkoper: a Kan ik u helpen? b Wie kan ik helpen? VOCAHULAIRE Vt'jt hoort bij elkaar? Gebruik eventueel een woordenboek. U kunt nieer combinaties maken N.iuw brmn gecl grijs gmen oranje rood wil /u art Papier is - Een potlood is _ Een kostuum is Gras is_ Een tomaat is Een banaan is De lucht is_ Houtis- Een sinaasappel is 114/ Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 115 U kunt veel producten in de Supermarkt kopen, maar er zijn ook speciale winkels. Welk product koopt u in welke winkel? Gebruik eventueel een woordenboek. appels volkorenbrood een pak melk appeltaart bruine schoenen sandalen een krop sla een colbert een doosje bonbons eieren stroopwafels een roman een stuk jonge kaas aspirines rollade sokken een flesje parfum een T-shirt karnemelk een cd een kilo bananen een kip laarzen cassettes een woordenboek ondergoed druiven mandarijntje een fles rode wijn runderlapjes gehakt een bloes een kaart van Nederland sperziebonen karbonade citroenen een half gesneden wit een fles whisky krentenbollen koekjes een paar sokken een rok jenever een sjaal een pakje roomboter shampoo een zomerjurk een jurk gevulde koeken een hoed croissants 1111111 4 WINKEL de bakker/de bakkerij de slager/de slagerij de melkboer de drogist/de drogisterij de slijter/de slijterij de groenteboer de kledingzaak de schoenenzaak de boekwinkel de muziekwinkel 116 / Help! Kuntu mij helpen? PRODUCT LEVENSMIDDELHN □ já □ nee □ ja □ nee □ ja □ nee □ ja □ nee □ ja □ nee □ ja nee □ ja □ nee □ ja □ nee □ ja □ n'ee □ ja -□ nee (;kAMMATK:a A |L. pi u nil is. Hoeveel boter wilt u? Hoeveel pakjes boter wilt u? 1 Supermarkt 2 vraag ? week 4 afdeling 5 klant 6 collega 7 persoon S meisje 9 boodschap 10 paprika appel interviewer interviewer interviewer Maria interviewer Maria interviewer Maria interviewer Maria interviewer Maria In Utrecht zijn veel__ Vandaag gaan we een paar - aan Maria stellen. Maria, hoe lang werk je hier al? Nog niet zo lang, pas drie-- Op welke_werk je graag? Bij de broodafdeling en de kaasafdeling, maar ik werk ook graag aan de kassa. Daar heb je meer contact met de-- Dat vind ik erg leuk. Heb je veel_? Ja, in deze winkel werken ongeveer 20-- Mijn chef is heel erg aardig en met de _van de broodafdeling heb ik altijd veel plezier. Doejij ook je_in deze Supermarkt? Brood koop ik bij de bakker, maar groente en fruit zoals _en-koop ik altijd hier. Dank je wel voor dit körte gesprek. Graag gedaan! \V;ii vervangt er? Vuorheeld: Hoeveel pakjes boter wilt u? Ik wil fr i wee. t.r= p.ikjes boter. I Hoeveel talen spreekt u? Ik spreek er twee. Er = 2 Hoeveel kopjes koffie drinkt u per dag? Ik drink er vijf. Er = - •i Hoeveel vakantiedagen heef t u per j aar ? Ik heb er vijfentwintig. Er = - Help! Kunt u mij helpen? / 117 Winkdcii 4 Hoeveel fietsen ziet u in de winkel? Ik zie er veel. Er = _ 5 Hoeveel lessen heeft het boek? Het heeft er zestien. Er = _ Hoeveel kaartjes kopen jullie? We kopen er vier. Er = _> ni.ni-ii siiuatie ^ClS - -ki een marktkoopman en een klant (vrouw) i)pd1'111,11 7 Hoeveel dagen heeft januári? Januári heeft er eenendertig. Er = 8 Hoeveel auto's heeft u? Ik heb er geen. Er = _. Antwoord nu zelf. 9 Hoeveel Nederlandse vrienden heeft u? 10 Hoeveel bladzijden heeft dit boek?_ Antwoord met 'om... te Voorbeeld: Waarom ga je naar de bakker? Om brood te kopen. Waarom ga je naar de banketbakker? Waarom ga je naar de slager? Waarom ga je naar de kaasboer? Waarom ga je naar de drogist? 7 • Zet in de goede volgorde. Begin met het woord met de hoofdletter. Voorbeeld: je / Hoe lang / in Nederland / woon? Hoe lang woon je in Nederland? a Waarom ga je naar de slijter? Waarom ga je naar de groenteboer? Waarom ga je naar de schoenwinkcl Waarom ga je naar de boekwinkel? ~7 1 zatefÜag / Ik / een pilsje/ om / te drinken / naar een café / ga. 2 om /,te kopen / fruit / Wlj / gaan / naar de markt. 3 (iaan / mee naár de film / jullie? 4 jullie / gaaň / Waar / vanavóhd / naar toe? 5 iets / Mpg'en / wjj / u / stofep / om / te vragen? 6 De leraar /praten/met He studenten / wil.^ ,; 7 nagr het station / oni / te gaan / ik / Welke bus / nemen / moet? 8 hier/geenkpffie/drinken/Jullie/mogen. J,j ■ \ '''\ *~i ^ 9 we / gaanuirmken / Zu,llen / stráks/ een pilsje? 10 meer informatie / Wie / geven / ons / kan? 1 cťn krop '•la ee,ikiI'>iomaten Ľl.n riiJc paprika ťL.„gclc paprika ecu groeiie paprika twcegrucnepepers t-enkilosinaasappels I a □ □ □ nee -sr. □ 0.1 □ ja 9 • IVrsonen en situatie (lesprck in een krantenkiosk, verkoper en klant. \K.\CHN I Wjt/.oektde klant? Waarom wil de klant geen Nederlandse krant? 1 Hue vaak krijgt de verkoper buitenlandse kranten. 4 Hoeveel kranten kooptde klant? 10 Personen en situatie (iĽsprek in een schoenenzaak, verkoopster en klant. I.ecsde \ ragen. Luister dan naar de tekst. Probeer alle vragen te beantwoorden. Luister dan nog een keer naar de tekst. Welke vraag/vragen kunt u niet beantwoorden? Waarom niet? Welke m a at schoenen zoekt de klant? Hoeveel paar schoenen past de klant? Hoc\cel kosten de grijze schoenen? Zijn de schoenen goed? Vi'aarc im zijn ze in de aanbieding? Vi'aiiiieer. komt de klant terug? 41/42 1/2 /35//45 ja / nee Ze zijn niet zo mooi. Het is het laatste paar. Volgende week. De volgende dag. 118 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 119 PROSODIE 11 • Luister naar de docent. 12 • Luister en zet een • in de goede kolom. Voorbeelden: 1 Utrecht 2 vandaag Vulin. 3 Saskia 4 Maria A B c D — -. •. _.. 1 0 2 e 3 • 4 (a)©. 13 O © Luister naar het ritme. Welke zin is anders? a b c d e Zegt u maar Jan. Ze vindt het leuk. Komt u maar hier. Ik heb geen tijd. Ik studeer niet. f Het is te druk. g Dat doe ik niet meer. h Dat doe ik graag. i 'k Heb het te druk. j Pakt u maar zelf! (§Kg)i 14 Hoort u een vraag? Ja Nee Ja Nee 1 □ □ 10 □ □ 2 □ □ 11 □ □ 3 □ □ 12 □ □ 4 □ □ 13 □ □ 5 □ - □ 14 □ □ 6 □ □ 15 □ □ 7 □ □ 16 □ □ 8 □ □ 17 □ □ 9 □ □ 18 □ □ 1 '7wiei^''-UMlk:beurt? 2 Wie nu? ■3 Wie kali ik helpen? Ik! Die mevrouw! Ik ben aan de beurt. 4 Zegt u het maar! 5 Zepl'iT maar. Mag ik een fies melk? Een pond kaas, alstublieft. Jazeker! Alstublieft! Mag het iets meer zijn? '1 Ä. 6 Aglict maai! Heeft u 00k tomaten? Jawel. Hoeveel? Nee, helaas, die heb ik niet meer. Nee, sorry, de tomaten zijn op. tf ' t 7 P.11 was Ihm? Dat is alles. Ook nog een zakje aardappels. 8 1 lueveel i-> liet í i 9 Hoeveelis het j hi j elkaar? Dat is dan zes gulden vijftig. Dat wordt dan twintig gulden bij elkaar. -:-■i J10 Heettu terugvan i limiderd gulden? Heeft u het niet kleiner? Ja hoor, alstublieft! SPREKEN IA ä Yrjiigcti am woord. Werk in tweetallen. Penk aan 'er'. Voorbeeld: (pakje) boter twee i K.in ik u helpen? b Ik ivou graag boter. .i Hneveel pakjes boter wilt u? b Ik wil er twee. (pak) melk - twee (paprika) - vijf (doosje) eieren - een (reep) chocola - drie (blik) doperwten - een (rolletje) drop - vijf "I (pakje) sigaretten - vier S (doosje) lucifers - een ' N G S ^ Weet wat je eet I^tbus95700 • 250SCKD«HMg * Tifooa(J70-3SlMlii{opt«rUii«vM)2-lfiuai) 120 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 121 Werk in tweetallen. U krijgt instructies van uw docent. 1 Op de markt 2 Bij de kaasafdeling 18 • Vraag en antwoord. De docent wijst en vraagt, cursisten antwoorden. a Voorbeeld: docent: Hoeveel stoelen zie j e/ziet u ? cursist: Ik zie er__ De stoelen zijn_ (eenkleur). of docent: Wat is de kleur van die stoelen? cursist: Bruin. De stoelen zijn bruin. b Voorbeeld: docent: Wat is dat?' ^ cursist: Dat is een tafel. De tafel is zwart. of docent: Wat zijn dat? cursist: Dat zijn stoelen. De stoelen zijn bruin. SCHRIJVEN 19 • Ubent in een kledingzaak. Geef antwoord op de vragen van de verkoopster. In de kledingzaak VERKOOPSTER KLANT Goedemiddag, kan ik u helpen? _ Welke maat heeft u? _ Hoe vindt u deze? _ Wik u even passen? _ Daar links zijn de paskamers. Zithijgoed? _ Nee, het spijt me. Volgende week kr ij gen we nieuwe jmodellen binnen. _ Goed hoor, tot ziens. _ 21 Winkelsluitingstijden In Nederland zijn winkels over het algemeen open van maandag tot en met zater-dag, van ongeveer 9.00 uur 's morgens tot 18.00 uur 's avonds. Bakkers zijn vaak al vroeger open, bijvoorbeeld vanaf 8.00 uur. De meeste winkels zijn dus 's avonds en 's zondags gesloten. Sommige winkels sluiten hun deuren ook nog een uurtje tijdens lunchtijd, of een halve dag per week, vaak is dat de maandag-ochtend. In de meeste Steden is er op een vaste avond per week een zogenaamde 'koopavond'. De winkels in het centrum van de stad blijven op zo'n avond tot 21.00 uur open. Meestal is dat iedere donderdag- of vrijdagavond. Voor de 'feest-dagen', dat wil zeggen voor Sinterklaas en Kerstmis, zijn er extra koopavonden. In veel grote Steden zijn de winkels een maal per maand ook op zondag open, bijvoorbeeld iedere tweede zondag van de maand. Op veel plaatsen is het een keer per week, op een vaste dag, markt. Op de mark-len kunt u groenten, fruit, planten, maar ook kleding en allerlei andere artikelen kopen. Meestal zijn de waren daar goedkoper dan in de winkels. Op welke dagen er bij u in de buurt markt is, kunt u lezen in de gemeentegids en in de huis-aan-huis bladen. Daarin vindt u ook wanneer er in uw gemeente koopavonden en koopzondagen zijn. 122 / Help! Kuntumij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 123 22 #® Tekst om te lezen en over te praten. Vreemd volk? Heeft u deze ervaring ook? 1 Je Staat versteld van de klachten die je over Nederlanders hoort, vooral over on/^ siechte service: het winkelpersoneel staat te kletsen terwijl jij je boodschappen niet kunt vinden, een hotelbediende wacht net zolang totdat een klant wanhopj.. wordt. Naar: Jacob Vossestein, auteur van 'Dealing with the Dutch.' In De Volkskrant van 6 maart 1998 , -it-Ksr u i.^Jctekst. Saskia is tweeéntwintig jaar. Zij woont in Houten bij haar ouders. Zij heeft daar cen mooie kamer maar zoals veel Studenten in Nederland wil zij liever zelfstandig woiicn. Daarom zoekt zij een kamer in Utrecht. Daar studeert zij. Als /ij verhuist, krijgt Remco de kamer van Saskia. Hij heeft ook wel een mooie kamer, maar die is kleiner dan de hare. Jc kunt een kamer zoeken via een advertentie in een krant of via een kamer-bureau. Vaak wonen Studenten of jongeren samen in een huis of een fiat. Zij hebben daar icder een kamer en zij dělen de keuken, badkamer en w.c. 1b Opdracht Saskia kijkt in de krant. Op welke advertentie kan zij reageren? Kamer of etage aangeboden A Schrijf je in bij de SSH (Stichting Studenící ihuisvesting) voor een kamer in een studen-íenflat of studentenhuis. Kamers in Utrecht en Zeist, huur vanaf / 350,- tot / 500,-. Wachttijd Ijaar. Voor inschrijfformulier, bel 030-242 44 34 B Per direct te huur diverse kamers in Amsterdam Centrum en Amsterdam Zuid. Huur-prijzen tussen / 400,- en / 700,-. Schrijf u in bij kamerbureau 'Woongenoť, Keizersgracht 340 te Amsterdam, tel.020-366 56 45. Inschrijfgeld /150,-. 124 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 125 lc Worten Jouw kamer te klein? De mijne is in Utrecht, vlakbij centrum, kamer (4 bij 4 m) inclusief ge-bruik woonkamer (4 bij 7 m), keuken en bad-kamer met douche en toilet. Magnetron en wasmachine aanwezig. / 390,- incl. gas, water, licht. Ik zoek een goedkopere kamer in Utrecht. Ruilen tegen de jouwe? Bel 030 - 238 38 55 D Aangeboden. Ruhne etage in het noorden van Rotterdam. Grote woonkamer, 1 grote en ] kleine slaapkamer, keuken, douche, toikt. n1(| kon op het zuiden. Geen Studenten! ||Ullr. / 800,- inclusief. Bei 010-354 65 78 en vraag naar dhr Smit. E Per 1 mei te huur aangeboden: 2 kamers, alleen voor meisjes, in studentenhuis in Nijme-gen. Huur / 400,- (20m2) en / 300,- (12m2). Inclusief gas, water, electra. Exclusief telefoon. Bei 024-493 32 21 en vraag naar Marjolein. Fiat te huur in Utrecht centrum, met v.oon-kamer (30 m2), 3 slaapkamers, open keuken badkamer met douche en toilet, en groot ha|.' kon. Huur / 1250,- incl. water en verwai min«. \ excl. gas en licht. Bei mevr. Van Galen (tuwn ■ 20 en 22 uur), tel. 030-233 46 41 Waar of niet waar? 1 A Bij de SSH kun je per direct een kamer huren in Utrecht of Zeist. Bij kamerbureau ' Woongenoť kun je snel een kamer krijgen, maar je moet eerst /150,-aan het kamerbureau betalen. Voor gas, water en licht hoef je niet extra te betalen. De etage ligt in het zuiden van de stad. Marjolein zoekt een kamer in een studentenhuis voor meisjes in Nijmegen. De totale kosten per maand zullen meer zijn dan /1250,- waar □ 2b 3c 4d 5e 6f □ □ □ met waar □ □ □ □ □ 2 TEKST 2a Lees de tekst. Kamer of etage gezocht G Saskia, 22 jaar, zoekt een kamer in een studentenhuis in Utrecht (in of nabij het centrum). Bei mij of mijn ouders: 030-249 88 901 H Ik heb sinds 1 februari geen kamer meer!!!! Wie helpt mij, 4e jaars student rechten, 23 jaar, met spoed aan kamer in Amsterdam? Bei 0315-786 67 en vraag naar Johan. ■. \ L-rwende miljonairszonen zoeken huis of fl-it in centrum van Utrecht. Geld speelt geen I /e.er hoge beloning. Bei Jan-Pieter (ľ"5f,f,414),Charles of Dinant(2498673) Klerenkast, bureau, bankje, boekenkast, bed, veel boeken, tafeltje, nog meer boeken, etc. etc. Mijn kamer is te klein! Wie helpt mij aan een grotere kamer in Utrecht? Bei Wilma (030-453 62 66) K Gratis Franse les door Franse studente als je viKir haar een leuke kamer weet in Nijmegen. SpoiiJ! Max./500,-incl. Bd I-iwise (024-2003707) Jonge werkende man (25 jaar) zoekt etage in Rotterdam. Tot / 900,-. Bei Dolf Jansen 030-233 65 45 (přivé) of 010-465 08 98 (werk), of mail djansen@kov.era.nl 7b Waar of niet waar? waar met waar 1 (, Saskia wil alleen een kamer in het centrum van Utrecht. □ □ 2 u |ohan moet zo snel mogelijk een kamer hebben. □ □ ? i j an-Pieter, Charles en Dinant kunnen niet veel huur □ □ betalen. 4j Wilma moet direct haar kamer uit. Daarom zoekt zij □ □ een andere kamer. í i< Als je Louise aan een kamer helpt, dan geeft zij je □ □ Franse les. 61 Dolf Jansen werkt in Rotterdam en hij wil daar ook □ □ t;aan wonen. 2c De persnnen uit de advertenties bij tekst 2, 'gezochť, lezen de advertenties bij tekst 1, 'aangeboden'. Op welke advertentie(s) zullen zij reageren? 1 Saskia (G) zal reageren op advertentie(s)-- 2 Johan (H) zal reageren op advertentie(s)-- 3 Jan-Pieter, Charles en Dinant (I) zullen reageren op advertentie(s) 4 \\ ihna (J) zal reageren op advertentie(s)-- 5 1 .< >uise (K) zal reageren op advertentie(s)-:-- 6 Do] E Jansen (L) zal reageren op advertentie(s)-- 126 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 127 3 TAALHULP Hoc ziet je Grootte en oppervlakte Ik heb een mooie kamer. Hec is een ruime etage. Mijn fiat heeft een grote woonkiinit.r en een kleine slaapkamer. Hoe groot is je kamer? Maten een meter = 100 centimeter 1000 meter = een kilometer Vergelijken De kamer van Remco is kleiner dan di Ik zoek een goedkopere kamer. Wie helpt mij aan een grotere kamer? Bezit van + naam: possessief: de/het + possessief + e: = Mijn kamer is 7 bij 4 (meter). 7 Meter lang en 4 meter breed. Woonkamcr 30 m2 (dertig vicrkanre meter) afkortingen: mm = millimeter cm = centimeter dm = decimeter m = meter km = kilometer e van Saskia. Remco krijgt de kamer van Saskia. Het huis van de familie Willems. Is jouw kamer te. klein? Saskia woont bij haar ouders. ^ De mijne is in Utrecht. Ruilen tegen de jouwe? ■Í ■I ■ liB\\1 VIATIC A i i angularis ■ £ anularis ' 3 singularis SCHRIJFTAAL mijn jouw/je uw zijn (mnl.) haar (vri.) SPREEKTAAL m'n z n ďr de/het mijne de/het jouwe de/het uwe de/het zijne de/het hare [ j)luralis 2 \)\uralis 3 f/luralis ons/onze jullie/je hun de/het onze de/het hunne Voorbeeldeň Mi/n huis is te duur. jouw kamer is mooi. IsřMťflat groot? Hij is zijn formulier kwijt. Zij moet haar huur nog betalen. Ons huis is groot. Onze keuken is groot. Hebben jullie jullie/je sleutels bij je? Ik zie hun kamer voor het eerst. \rac;kn K 'liuis' een de- of een het- woord? Is 'keuken' een de- of een het- woord? Oks gebruik je voor--woorden/ Onze gebruik je voor-- woorden. Mi: De kamer: De mijne is te duur. Her huis: Her mijne is te groot. Val in. Naar de-woorden verwijs je met Naar het-woorden verwijs je met Naar woorden in pluralis verwijs je met subject object verwijzen naar dingen SUBJECT (DINGEN) OBJECT (DINGEN) singularis De tafel is wit. Ik koop de tafel. Hij is wit. Ikkoop hem. Het boek is interessant. Ik lees het boek. Het is interessant. Ik lees het. pluralis De boeken zijn oud. Ik zie de boeken. Ze zijn oud. Ik zie ze. I Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 129 EkslS Wonen singularis De kamer is mooi. De etage is ruim. Het huis is ruim. Het balkon is groot. pluralis De kamers zijn mooi. De etages zijn ruim. De huizen zijn ruim. De balkons zijn groot. DEFINIET de mooie kamer de ruime etage het ruime huis het grote balkon de mooie kamers de ruime etages de ruime huizen de grote balkons INDEFINIET een mooie kamer een ruime etage een ruim huis een groot balkon mooie kamers ruime etages ruime huizen grote balkons Vulin. de- woorden het- woorden pluralis DEFINIET adjectief + e adjectief adjectief INDEFINIET adjectief _ adjectief _ adjectief _ Comparatief Ik zoek een goedkopere kamer. Wie helpt mij aan een grotere kamer. Zij wil liever zelfstandig wonen. klein goedkoop groot duur ver Onregelmatig graag liever goed beter weinig minder veel meer Mijn kamer is kleiner dan de jouwe. Mijn kamer is goedkoper dan de jouwe. Mijn kamer is groter dan de jouwe. De huizen in Nederland zijn duur afér dan in mijn land. Ik woon veider van het centrum dan jij. Zij wil liever zelfstandig wonen. Het gaat beter met mijn Nederlands. In Nederland wonen minder menšen dan in China. De totale kosten zullen meer zijn dan /1250,-. Ik moetverder reizen 1 paarom wil ik liever een flat huren * f 4 ■ I ■ wil jij liever zelfstandig wonen dan jij. dan kopen. dan bij jeouders? I pluralis substarmva^ Í speciale vormen met-s hotels stations hotel station restaurant restaurants speciale vormen met -en let op de spelling! dag glas huis brief stad weg dagen glazen huizen brieten Steden wegen -eren kind ei kindere« eieren i.VUHULP I 1 * Ceef een beschrijving van uw woning. Kruis uw antwoorden aan. 1 Hebt u een ßl* kamer □ huis □ etage □ flat Wat kunt u zeggen van uw woning? Het is-- □ een kleine woning □ een grote woning □ een nieuwe woning (§l een oude woning □ een dure woning ,p een goedkope woning □ een leuke woning □ een afschuwelijke woning Wat kunt u zeggen van de straat waar u woont? Het is - □ een stille straat □ een drukke straat Wat kunt u zeggen van de buurt waar u woont? Het is - □ een saaie buurt Ö een gezellige buurt Hoe zijn uw buren? Het zijn-- |^ vriendelijke buren □ vervelende buren 130 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 131 6 Wat kunt u zeggen van de huizen in Nederland? Ze zijn__ □ kleiner □ groter dan de huizen in mijn landi 2 ® Vul in. 1 Mijn kamer is _bij _ meter. 2 Hoe groot is de kamer van uw docent? 3 Hoe groot is een creditcard? _ bij 4 Ons klaslokaal is _m2. VOCABULAIRE Welk woord hoort er niet bij ? Waarom niet? 1 bank - stoel - tafel 4 bed - deur - raam 2 bed - kast - hoek 5 bank - hoek - muur 3 lamp - stoel - tafel Waar vind je nr. centimeter. meubels: bank, bed, boekenkast, bureau, kast, stoel, tafel objecten: bad, boeken, cd-speler, computer, foto, kranten, lamp, plant, radio, schilderij, telefoon, televisie, vaas KAMERS MEUBELS OBJECTEN woonkamer - slaapkamer kantoor keuken badkamer balkon tuin i ** ,■ hinaties. Wat betekent de nieuwe combinatie? Gebruik eventueel ^ ^ |. j.L.„|ii:nkast = een kast in de keuken. i speler boeken tafel V tíetvn stoe^ Stereo kast jL»cá-L installatie í i- „.,,,!■ Je \ olgende woorden. Uit welke delen bestaan ze. Kunt u de betekenis raden? ■ i ,)ri,L.e|J: huriMiilamp = bureau + lamp ! .ťttafel eetkamerstoel ■' ■ |L.u,istoel schemerlamp " I coiTiputerrafel woonkamer «är^Tzolclerkamcr 'GRAMM YI'K'A ŕ » ■ Ondcrstreep het possessief. Voorbeeld: «Volgeris niij i> d.u zijn fiets niet. -■•Voltten* niij is d..•« iisr het cecursiveerde woord? , ,,.P,is-k.ip"i- 'k i"1'1'1 he™ naar de garage brengen. 'tjfii'-* 'n'l"'uiro ~* auto = de-woord. .-i-, A Ken je Ja! niciiwe boek van Harry Mulisch? Het is heel goed. p Nee, ik ken hrč nog niet, maar ik wil het graag lezen. •ŕj a Ví eet jij waar mijn autopapieren zijn? ^ r Jj, liggen op je bureau. Je kunt ^ beter in je portefeuille doen " , |k heb een foto van de Oudegracht. Hijis heel mooi. Ik zal hem aan de muur h-in^en. "'"*4 Mijn "ieuvve schoenen zijn niet goed. Ze zijn te krap. Ik ga ze ruilen. Vuliii. Zoek Kies wr.de, het,hij,ze. eieniueel op in het woordenboek: de-woord of feeř-woord.) woordenboek van 1 [e hebt wel een mooie kamer, maar_is een beetje klein. kamer van Jan is niet zo mooi, maar wel groot. 2 Ik heb een nieuw woordenboek. _^is heel goed. _ Piet is niet zo goed, want J_heeft geen informatie over 'de' en 'het'. .) Kijk, — _ kaas is hier in de reclame. Zie je dat _erg goedkoop is? 4 Op de plank staan melkflessen en wijnflessen. _zijnleeg. _melk- _wijnflessen moeten in de - zun met zo mooi. flössen moeten terug naar de melkboer, _ glashak. 5 In de/e blocmenwinkel kun je bloemen kopen. _......bloemen op het station zijn wel mooi, maar een beetje duur. 6 Op het station kun je wel koffie krijgen, maar _is meestal niet lekker. In ons restaurant is__ koffie lekker en goedkoop. 7 I k ben mijn sleutels kwijt. _liggen niet waar___ meestal liggen. H Jullie zoeken een etage? Hier heb ik een advertentie voor jullie. _is uit de k rant van vandaag. In_advertentie Staat niet hoeveel de etage kost. 134 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 135 LUISTEREN 11 "©(§) Personen en situatie Bij studentenhuisvesting, dat is een kamerbureau speciaal voor Studenten. Saskia spreekt met een receptioniste, de receptioniste belt met meneer Jansen. Luister naar de band en vul in. Saskia Receptioniste Saskia Receptioniste Saskia Jansen Receptioniste Jansen Receptioniste Jansen Receptioniste Ik zoek meneer Jansen. Is eral? Ja, weet W \ dat u komt? (. Nee, ik heb geen afspraak met _ _ , maar iJ/L_ graag iets vragen over mijn inschrijving. Misschien heeft yVi \ geen tijd, maar i zal toch even voor u bellen. Hoe is uw naam? Saskia Willems Tringggg... Jansen Er is iemand voor u. Ze wil u graag even spreken. Wie is VU ? Saskia Willems. Ja, JMLJ- inschrijfformulier is kwijt. Wik u _H— een nieuw formulier geven? En wilt u' dan zeggen dat ze - moet invullen en afgeven? "J de 'ik' in de dialoog) gaat naar een woningbureau. Hij spreekt met een medewerker van het woningbureau. Luister eerst heel goed naar de tekst, maak daarna de volgende zinnen af. Kees wil zieh bij een woningbureau laten inschrijven, maar : l.erst moet hij naar < ■ ■ ■—r l.)e vrouw vraagt of hij in de gemeente \h > "; Kees gaat weer naar het woningbureau. loch kan Kees zieh nog niet bij de woningbureau laten inschrijven want hij heeft geen JH_ . 136/ Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / Woncii PROSODIE 15 m Luister naar de docent. 16 9 Luister en zet een • in de goedekolom. Voorbeelden: 1 Utrecht 3 Saskia 5 Zestudeert. 2 vandaag 4 Maria 6 wasmachine Vulin. ' A 17 Luister naarhetritme. Welke Zinnen zijn anders? a Saskia woont in Houten. b Ze woont bij haar ouders. c Ze gaat naar College, d Zekijktenzeluistert. 18 •< e Haar broer woont in Utrecht, f Hijheeftdaar een kamer. g Het boek ligt op tafel. f De kinderen zitten op de Havo. Hoort u een vraag? Ja Nee 1 □ □ 2 □ Q 3 □ □ 4 □ □ 5 □ □ 6 □ □ 7 □ □ 8 □ □ Ja Nee 9 □ □ 10 □ □ 11 □ □ 12 □ □ 13 □ □ 14 □ □ 15 i □ □ 138 / Help! Kunt umijhelpen? 11 Let vooral op de intonatie! kamer. ." ifc heb ixnmooie kamer. V6at <--en mooie kamer! Ecň ruirrc etage. ' ]k heb een ruime etage. ' \Wargroor! ■ * Hoegroot is de kamer? \ ifi bij vier. . JHoe groot is de woonkamer? Dertig vierkante meter. SPŘEKtN 20 • Vrug «i antwoord. Werk in tweetallen. U krijgt een tekening van uw docent. Waar is---------? De-staat/ligt/hangt/_ Is jouw kamer te klein? Ruilen tegen mijn kamer? Ruilen tegen de mijne? Zijn kamer is te klein. Ruilen tegen jouw kamer? Ruilen tegen de jouwe? De mijne is in Amsterdam. Waar is de zijne? En de uwe ook? 21 c Vraag en antwoord. Werk in tweetallen. Woont u in een huis, een flat of een etage? Hebt u een leuke/mooie kamer (kamers) ? 1 loe groot is uw kamer (zijn uw kamers) ? Hoeveel huur moet u betalen? Wat Staat er in uw kamer (kamers) ? Waar Staat/staan/hangt/hangen/ligt/liggen het/de Bent u tevreden met uw woning? Hebt u een tuin of balkon? cii/owHirts 22 Vraag en antwoord. Werk in tweetallen. Kijk naar de advertenties van tekst lb. läirsist A: U zoekt een kamer. Op welke advertentie (A, B, c, D, E, F) wilt u reageren? I- inoet5 vragen stellen. CursistB: U biedt een kamer aan en geeft antwoord. Help! Kuntu mij helpen? / 139 SCHRIJVEN 23 i / Lees de beschrijving van de learner links, geef daarna een beschrijving van de kamer rech. 1 Dit is een kamer. 2 In de kamer staat een bed. 3 Het bed staat tegen de muur. 4 Naast het bed staat een stoel. 5 De stoel staat onder het raam. 6 Het raam is/staat open. 7 In de kamer staan twee stoelen. 8 Een stoel naast het bed, en een stoel bij de deur. 9 In de hoek van de kamer staat een tafel. 10 De kamer heeft twee deuren. 11 Een deur bij het bed, en een deur bij de stoel. — 24 • Gebruik moeten, willen, kunnen, mögen, gaan als auxiliair. Denk aan inversie. Voorbeeld: Dit is onze klas. Wat doe je hier? Hier (Nederlands leren). Hier kun je Nederlands leren. Waarom gaan die menšen naar het hotel? Ze zijn heel moe en daar (slapen). i Daar willen zij lekker slapen. J .,k pa n.1.1 rdestad. * Eerst 'pf^tZfigels kopen) en daarna (winkelen). ■ Oaiemee? ■ jjjrrsrikke leuk. Wat wil je allemaal in de stad doen? Na her. postkantoor wil ik naar een boekwinkel. In do boekwinkel (een leuk boek kopen). Ook wil ik naar de banketbakker. Bij dc banketbakker (lekkere bonbons kopen). \l Ik wil graag naar een kledingzaak. Vnor deze winter (nieuwe winterjas kopen). ., (11 :ii we dan daarna samen naar een cafe? Daar 'jets drinken). s Prima - Maar dan wil ik ook naar een gezellig restaurant. In een restaurant (lets eten). Eveiitueel gaan we ook nog naar de bioscoop. Daar ,'de nieuwe James Bond film zien). M Coed. En daarna ga ik naar huis en naar bed. Dan (likker dromen over James Bond). 1*< '* * -Maflkdezmnen vanB compleet. Begin de zin met het woord met de hoofdletter. \ < ltirbeekl: liij dc rcceptic van een hotel i Meiieer, w.iar is het restaurant? i; u kunnen vinden) Ons restaurant aan het einde van de gang. Oils restaurant kunt u aan het einde van de gang vinden. \ Dank u. en wanneer is het open? ii ■ ii'kunnen ontbijten) 's Morgens van 8 tot 10-- 's Morgens kunt u van 8 tot 10 ontbijten. :hrt dmei /ijn) 's Avonds van 6 tot 9__ \ Avonds is het diner van 6 tot 9. 1 Bi| de receptie van het taalinstituut \ Dag, mevrouw, ik kom voor de cursus Italiaans voor beginners. Waar moet ik dan zijn? B (u/moeten/zijn) Dan in lokaal 18.__ a Dank u, en waar is dat? B (u/vinden) Lokaal 18 op de eerste verdieping, hier de trap op en dan links. 140 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 141 En hoe lang duurt de les? (de les/beginnen). Om 9 uur _ (u/hebben) Dan pauze van 10.15 tot 10.30. (de les/zijn) Om 11.30 afgelopen. _ (u/kunnen/koffie drinken) In de pauze in de kantine. Aan de telefoon M Met mevrouw Van Wychen. s Dag mevrouw, met Saskia Willems. U hebt een kamer te huur, klopt dat5 M Ja, dat klopt. s (de kamer/zijn) nog vrij?__ M Jazeker. s (ik/kunnen/komen kijken) Wanneer ?___ M Wat mij betreft nu meteen. s (ik/hebben) Op dit moment geen tijd.___ (we/kunnen/afspreken) voor vanavond?__ M Ja, dat is goed. Hoe laat? Om 7 uur? B Ja graag, mevrouw. (ik/komen) Misschien iets later want ik kom met de bus___ M Geen probleem. Tot vanavond. Welke u'ordelen noemt de scnrijver van zun huis? (noem er 4) «/ar Joel de schrijver in zijn huis? (noem 6 activiteiten) Zoek -dwalen' op in een woordenboek. Kunt u de betekenis van 'verdwalen' raden? Vcel te veel van mijn leven speelt zieh de laatste jaren binnenshuis af. Het is het prerriptc huis dat ik ooit bezeten heb, en dat heeft er natuurlijk mee te maken. je kunt erin dwalen als je behoefte aan beweging hebt, zo groot is het. Soms vcrdw.u! ik er zelfs in. Er hoort ook een tuin bij waarin ik bloemetjes zou kunnen plukken, maar dat doe je niet in je eigen tuin. [n het hnis zijn vier we's, schep ik nog maar even verder op. Er zijn ook drie badkamers, dus een exeuus om te vervuilen heb ik niet. Wat doe ik in dat huis behalve slapen en eten, trap op-, trap aflopen? Ik werk er. N.ur: 'C Ampen over Campe«.' colum van Remco Campe« in: Rails, mei 1998 A en B kijken naar een foto A Wat is dit? B (je/zien) Op deze foto mijn nieuwe kamer in Amsterdam. A Leuk! Hoe lang woon je daar nu? B (ik/wonen) In deze kamer nu twee maanden.____ A Kun je in Amsterdam snel een kamer vinden? B Nee, zeker niet. Als je een kamer in het centrum wilt, (je/moeten/wachten) lang.-- (ze/kunnen/helpen) En bij een kamerbureau je vaak ook niet. 142 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 1 TEKST la Introductie De titel van de tekst is: 'De werkdag van Myra Willems'. Zij is verpleegkundige. Welke informatie zal deze tekst geven, denkt u? ■ 4 Wt^'11'1, nl,,ede rande, aflossing, werkbespreking, eten brengen aan paUenten, lb Lees de tekst. Myra Willems werkt drie dagen per week als verpleegkundige in het Acadcini.sch Ziekenhuis in Utrecht. Vandaag heeft zij een vroege dienst. Zij begint om aclu uur. Op haar afdeling werkt een groep verpleegkundigen onder leiding ^ an /uster Van Vliet, het hoofd van de afdeling. Het personeel begint altijd met een kopje koffie en een werkbespreking. Dan praten zij over de situatie van de patienten. Welke patient heeft extra aandacht en verzorging nodig? Welke medicijj icn /ijn nodig? Welk bed komt vrij? Myra en haar collega's doen twee keer per dag een ronde over de afdeling. Na Je bespreking doen zij hun eerste ronde. Dan verzorgen zij de patienten, en als zij tijd hebben, maken zij een praatje. Heiaas lukt dat niet altijd, omdat(zij weinig tijd hebben. Om twaalf uur 's middags brengen de verpleegsters de patienten hun eten, d.iani.i gaan sommige patienten rüsten. Veel patienten krijgen na de middag bezoek van familie of vrienden. Vanaf twee uur doet Myra haar tweede ronde. Ten slotte komt een groep andere collega's hen om half vijf aflossen. De hoofd-zuster vertelt haar collega hoe het gaat met de patienten. Daarna kan de eerste groep naar huis. Meestal is het d'an vijf uur. ;g00 . 9.00 uur . n.iHl - l,-(,(,l,l,r ,9.00 -12.00uur_ 12.IM1 nur__ i 14.00 uur 16.30 uur 17.00 uur Begin dienst Naar huis . lWllll-LP beschrij\en van (wcrk)dag m.b.v. onderstaande schema's Om acht uur Vonr liegen uur "Na de pauze Toi half 6 ■Van X uur tot 11 uur Thssi'ii half 3 en half 4 wnr de middag = 's morgens (voor twaalf uur) im de nliddag = 's middags (na twee uur) tiissrn de middag = lunchtijd (tussen 12 en 14 uur) 144 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 145 op dinsdag/ op 12 decern ber tot vrijdag van maandag tot(en met) zaterdag in de winter / in april / in het weekend over een week / over twee maanden Mevrouw Willems werkt • op maandag, dinsdag en vrijd.ij». Tk heb tot vrijdag nachtditnst. De Winkels zijn van maandag tot en met zaterdag open. t,RAUMA NUlk/wclkc" HC A weieens nooit soms I a fen toe regelmatig vaak meestal altijd elke per Ben je weieens in een ziekenhuis geweest? Ik ben nog nooit in een ziekenhuis geweest. Af en toc maakt ze een praatje met een patient. Ik ga regelmatig op bezoek bij mijn opa en oma. Mijn opa moct vaak naar het ziekenhuis. Ik ga meestal met de fiets naar mijn werk. Het personecl begint altijd met een kopje koffie. Ik werk elke dag van half negen tot half een. Myra Willems werkt drie dagen per weck. eerst dan daarna daarvoor ten slotte Eerst nemen de verpleegsters een kopje koffie. Dan liebben ze een werkbespreking. Daarna gaan /e tie eerste ronde doen. Daarvoor praten /e met het boofd van de afdeling | over de patienten. Ik moet veel doen vanochteiid: patienten wassen, bedden opmaken, planten ver/.orgen en ten slone het eten rondbrengen. \iri 2 3 4 5 6 7 Ik maak een praatje met de patienten als Ik ga eten want__ Wij hebben zin in koffie maar Om kwart voor zeven ga ik weg want_ Ze gaat op de fiets naar haar werk omdat Ik vind werken heel leuk maar__ Ik ga dat huis kopen als__ a de trein vertrekt t zeven uur. ik genoeg geki lieb, ik Spaans wil leren, ik veel tijd heb. het vandaag niet regent, ik hebhonger. g de kantine is gesloten h een vri) e dag vind ik ook fijn. a Vul in. Kies uit: omdat en want Jos Visser (45) heeft het syndroom van Down en woont sinds twee jaar in een te-huis in Amstelveen _zijn ouders zijn overleden. Jos is een zelfstandig mens. Hij Staat iedere morgen om zes uur op _ hii moet om half acht naar zijn werk in de sociale werkplaats, waar hij timmert. 's Middags doet hij boodschappen, en in zijn vrije tijd drinkt hij een pilsjc in zijn 1 club 'De Schäkel', _dat vindt hij heel gezellig. En hij houdt contact met zijn zes broers en zussen. Hij houdt heel veel van hen _ zij altijd voor hem klaar staan. Maar zij hoeven hem niet te verzorgen _ hij kan alles zelf. Kies im: -'^ e» omdat Zus Susan (55) over Jos: 'Jos komt regelmatig een weekendje logeren. Dat is al- öjd gpxclüg. Jos is een blij en vrolijk mens--[-hij langskomt, brengt hij "3tijd iers mee, een cadeautje of bloemen. Ook nemen wij Jos vaak mee naar de film of het Strand__onze zus Marion daar een cafe heeft, daar gaan we dan wat drinken.' Zu* Riftje W: 'Voor J°s ben ik eigenlijk het hoofd van de familie__ hj, iea, wil hebben, een nieuwe televisie bijvoorbeeld, gaat dat via mij! Jviaar------------ik tegen hem zeg dat hij nog even op de televisie moet wachten, vraagt hij het toch aan een van zijn andere broers of zussen!' ,i, i lit is het familie-team van Jos!' in: Margriet nr. 11,6/13 maart 1998 ui in. Kies uit: omdat, want, als, maar 1 ik wil genoeg tijd hebben Elke ochtend sta ik al om zeven uur op_ voor een kopjethee. Na het ontbijt spring ik op de fiets en ga naar mijn werk. Ik werk bij een kraut. Ik ga op de fiets _ik vlakbij mijn werk woon. .... _____ik om half negen op kantoor ben, kijk ik eerst in mijn agenda. Om elf uur zie ik bijna alle collega's _we dan samen koffie drinken. Ik drink soms koffie _ik drink liever thee. Na de lunchpauze ga ik naar de redactie _ik 's middags daar werk. Ik werk daar van twee tot vijf Ik moet heel hard werken _ ~ Ik mag naar huis-het vijf uur is, 8 's Avonds kan ik niet veel meer doen- het is op de redactie heel erg druk. _vaak werk ik tot zes uur. _ ik dan erg moe ben. 10 --• /cl in de goede volgorde Voorbeeld: Ik ga naar huis als - het - is - vijf - uur Ik ua naar huis als het vijf uur is. 1 Rebecca Staat elke dag om zes uur op want - haar bus - vertrekt - al - om half acht. 2 /.e moet om acht uur in het ziekenhuis zijn omdat - haar dienst - begint - al - om kwart over acht 3 Als het tien uur is, - ze - heeft - een - koffiepauze. 152 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 4 Om ein uur gaat ze vaak even buken wandelen omdat - ze - houdt - v - frisse - lucht. 5 's Middags brengt ze de patienten thee als - het bezoek - is - weer - \Vc 6 Daarna denkt ze aan vijf uur, want - ze - mag - dan - weg. 7 Ze vindt werken in een ziekenhuis zwaar, maar - het - is - soms - ook - L-r i - leuk 8 Als ze thuis komt, - ze - leest - eerst - de krant. 9 Voor het eten gaat ze regelmatig hardlopen, omdat - ze - wil - een - beern- - fit - blijven. 10 Omdat ze de volgende ochtend weer vroeg op moet, - ze - gaat - om - half t.|f - naar bed. ll ->o Vervang de gecursiveerde woorden door er of daar. Vandaag vertel ik jullie iets over Frankrijk. In Frankrijk ben ik elk jaar in juli, omdat mijn oom in Frankrijk woont. Hij heeft een huisje in de Bourgogne en in de Bourgogne is het heel erg moni. Mijn zus en ik maken in de Bourgogne lange wandelingen. Het huis van mijn oom Staat midden in het bos. In het bos is het altijd lekker rüstig. Ook hoor je in het bos de vogels nog zingen. In Amsterdam hoor je andere dingen: in Amsterdam hoor je auto's. Maar je hoort in Amsterdam natuurlijk ook wel vogeltjes. Volgende week gaan we naar Utrecht. In Utrecht kun je veel dingen kopen. Ik koop in Utrecht ook altijd koekjes: Utrechtse sprits. Ik ga ook naar Utrecht omdat mijn oma in Utrecht woont. Zij woont in het centrum, in het centrum woon je prachtig. Je ziet in het centrum veel mooie grachten. Op de grachten zijn de huizen wel erg duur. LUISTEREN 12 ® I- ■ Personen en situatie Twee personen beschrijven hun werk- of studiedag. Opdracht: Kijk naar de lijst met hun activiteiten. De volgorde klopt niet. Zet de activiteiten in de goede (chronologische) volgorde. - ,U paandebrugjklas aan tweede klas mavo l^'0" ^neindexamenklashavo ^Vanschool halen ::;;-arschoolbrengen 0psia.ui koffiep^ze lunch thccdrinkcn RcnKoWiHems -jiaav spelen niUlnmziekluisteren u>erb.iltraining lťS wiskunde les natuurkundc ■■r-kijken . huiswerk maken . koffiepauze . lunchen PROSOIMB [LsLcazeteen.indegoedekolom Voorbeeld: 1 Utrecht 4 Maria 2 mevrouw 5 telefoon 1 Saskia 6 kopjekoffie Viil in. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 10 Help! Kunt u mij helpen? / 155 154 / Help! Kunt u mij helpen? í i iE« in werkdag 14 (§y® Klinkt dit vriendelijk © of niet vriendelijk©? Voorbeeld: Wilt u een kopje thee? © Hier, thee. © © ( © 1 □ □ 5 □ □ 2 □ □ 6 □ □ 3 □ □ 7 □ □ 4 □ o o □ 8 □ □ 15 • < U hoort een vraag. Geef het goede antwoord. 1 Gaat Peter met de bus naar Amsterdam? □ Nee, Jan. □ Nee, met de trein. □ Nee, naar Den Haag. 2 Ga je morgen met je collega koffie drinken? □ Nee, vandaag. □ Nee, met mijn vriend. □ Nee, eten. 3 Heeft Peter de pen op de tafel gelegd? □ Nee, Jan. □ Nee, hetboek. □ Nee, op de stoel. 4 Woont John in New York ? □ Nee, hij is op vakantie in New York. □ Nee, Lukas. □ Nee, in Boston. 5 Is de bruine tas van John? □ Nee, de zwarte. □ Nee, het bruine boek. □ Nee, van Peter. 6 Begint de cursus morgen om half tien? □ Nee, de vakantie. □ Nee, vandaag. □ Nee, half elf. *" na Let vooral op de intonatie! Ben je weleens in een ziekenhuis geweest? ■ Ik ? Nee, nog nooit. Ik ben nog nooit in een ziekenhuis geweest. [■ii j.j? 'ien )'i weleens in een ziekenhuis geweest? Ik?Oja,vaak. Ga je weleens naar de dokter? Fk?Ja, afen toe. En jij? Ga jij weleens naar de dokter? . Ik?.|a,soms. F.n u? Gaat u weleens naar de dokter? • Ik? Bijna nooit. . Heeft u het druk? - O ia, eerst moet ik patienten wassen, dan bedden opmaken, daarna planten verzorgen en ten slotte het eten rondbrengen. sl-lll Kl \ 17 ,.• \ n.igeii antwoord. Werk in tweetallen. Beschrijf aan elkaar uw eigen werk- of studiedag Voorbeeld: VRAAG: Wat doet u's morgens? ANTWOORD: 's Morgens neem ik een douche. I!J1> ACTIVITEITEN 's Morgens een douche nemen "s Middags iets eten/drinken 's Avonds ontbijten/lunchen "s Naclus koffie/thee zetten C)m 7 uur naar schoolgaan Om half acht boodschappen doen Om____ eten klaarmaken huiswerk maken televisie kijken de krant lezen naar bed gaan slapen dromen 156 / Help! Kuntu mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 157 SCHRIJVEN 18 Schrijf op hoe u iets doet. Gebruik: eerst, dan, daarna, ten slotte Voorbeeld: • koffie zetten. Eerst kook ik water. Dan zet ik de filter op de koffiepot. Daarna doe ik koffie in de filter. Ten slotte giet ik het kokende water op de koffie. Beschrijf: • thee zetten • tanden poetsen • naar uw werk gaan • thee/koffie uit de automaat halen 19 #• Beschrijf de werkdag/studiedag van elke persoon. Begin elke zin met een indicatie van tijd of volgorde. Voorbeeld: Meneer Willems: Om 7 uur gaat hij zijn bed uit. Daarna ontbijt hij/gaat hij ontbijten. Om 8.30 begint zijn werkdag. 8 uur It/iiur ! 14 mir 16 mir IX mir 20 uur 24 uur hr. \\ illems In-d'iißeider supa markt Saskia studente Piet de Groot arbeider in een fabriek Marken Smit secretaresse (part-time) . wekker loopt af m /,,„ bed uit . douchen + ontbijt • haar bed uit/ . oiiibi|t . haar bed uit. . ochtendploeg: aan douchen . ontbijt de lopende band . naar Utrecht • naar kantoor . K-gin werkdag . koffie/ bespreking . college 1 . koffiepauze met directeur . jispriak met • aan de lopende loM-r.incier(s) . pauze band . brieven typen • college 2 . telefoneren/koffie . lunch • informatie invoe- . lunch • lunch ren in computer . middagploeg: . naar huis . praten • naar de vrachtwagens . inkopen doen met klanten bibliotheek laden . telcfoneren, • afspraak . einde dienst/ . zwemmen . werkroosters in de stad naar huis controleren . naar huis . thuis eten . koken . eten + tv kijken • winkel sluiten . thuis eten . thuis eten . tv kijken • de krant lezen . tv kijken . een boek lezen . afspraak met een vriend . op bezoek bij in een café • tv kijken vrienden . gaan slapen . naar bed . muziek luisteren . naar bed . naar bed 158 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 159 _ ^ .. Een wcrifflii}.' LEZEN 20 Naar school in Nederland Sinds 1900 heeft Nederland een leerplichtwet. Kinderen moeten van hun vijfde tot en met hun zestiende jaar naar school, maar de meeste kinderen gaan al vanaf hun vierde jaar naar school, en velen volgen onderwijs tot hun zeventiende of achttiende jaar. Tot hun twaalf-de jaar gaan zij naar de basisschool. Die bestaat uit kleuteronderwijs en 'lager onderwijs'. Daarna gaan ze naar het 'voortgezet onderwijs'. Er zijn allerlei school-typen, op verschillende niveaus. Op de verschillende schooltypen gaan de kinderen korter of langer naar school; varierend van vier tot zes jaar. Sinds 1848 is er de 'vrijheid van onderwijs'. ledereen kan in principe een school beginnen. Men is dan ver-plicht bepaalde vaklcen te geven, maar de school is vrij de religieuze, politieke en didactische aspecten van het onderwijs te bepalen. Hierdoor hebben wij in ons land 'openbare' en 'bijzondere' Scholen. De bijzondere Scholen hebben van oudsher een bepaalde religieuze achter-grond, bijvoorbeeld een katholieke, of protestante. Er zijn ook een aantal Islamitische Scholen in Nederland. Ook Scholen die bepaalde didactische principes hante-ren, zoals die van Maria Montessori of Rudolf Steiner, noemt men bijzondere Scholen. vragen Is er in uw land ook leerplicht? Is dat ook van vijf tot zestien jaar? Hoe lang duurt in uw land het basisonderwijs ? Zijn er in uw land veel verschillende soorten voortgezet onderwijs? Is er in uw land ook verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs? IÜ8L i M) VOOR HET "-'KSCHOOL i £ r erkt Robbert Hijdra meer gemotiveerd als hij aan zijn kinderen denk«- Wal Joel Robbert Hijdra tijdens het voorbereiden van zijn presentatie? Hoeveel nienseii werken er op de afdeling van Robbert Hijdra? \X erken de \ ereniging Natuurmonumenten en de Vereniging van 1-xploiianun \ .in Waterwinbedrijven in Nederland al samen? Wal doei Rubbert Hijdra tussen de middag? Met wicpr.ui Kobbert Hijdra als hij naar Den Haag gaat? Hoe l.i.n g.i-ii Robbert Hijdra meestal naar huis? Wal is 'eeii geluksvogeP? ■ ^ Een dag uit W't leven van ... Robbert Hijdra "Robbcrr 1 ii|di'.i w erkt bij de 'Vereniging Natuurmonumenten'. Zijn werk hestaat vooral uit overleggen en vergaderen. 8.30 mir lk hreng Wendelien (5) en Rosanne (7) naar school. Als ik aan hen denk, doe ik ini|ii werk extra goed. Ik vind het namelijk essentieel dat zij over twintig jaar voiop door de natuur in Nederland kunnen wandelen en fietsen. 8.45 uur Aangekomen op het hoofdkantoor van Natuurmonumenten bereid ik mijn pre-* sentatie van vanochtend voor, bij een van mijn dagelijkse tien koppen koffie. Het behartigen van de belangen van de natuur doe ik niet alleen. Hier op mijn afdeling heb ik vijf gemotiveerde, professionele collega's. 9.30 uur Een eerste overleg tussen onze directie en de Vereniging van Exploitanten van Waterwinbedrijven in Nederland, omdat ook zij een schone natuur nodig hebben. Zeker nu Nederland steeds meer drinkwater nodig heeft. Ik presenteer een aantal voorstellen tot samenwerking. 11.30 uur In de wandelgangen praat ik met onze directie. 12.30 uur Na de lunch wandel ik een kwartier door het oude bos achter het kantoor. 160 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kunt u mij helpen? / 161 J IH Eenwerkdag 13.00 uur Op de fiets naar het station voor een van mijn reizen naar Den Haag. El[- ■ M drie weken ben ik in de Tweede Kamer en on min...-....;..----- - St'tWl'* bepleiten. 14.30 uur Overleg met Tweede-Kamerlid Marijke Au plannen. en op mimsteries om onze ideeO,,' í "'" , l';A-««'°ducrie- gusteijn-Essen (D66) ov, 'er on 17.30 i' '•■•«řt uur Een uurtje vroeger dan normaal fiets ik naar hui iets even de polder in avondvergadermg. Het i, nog Hcht, ik^ZZT?™ * b^ «P * 20.00 uur Avondvergadering op kantoor. Als ik later op de avond buiten mijn fiets pak, voel ik me een geluksvogel dat ik dit werk mag doen. Bron: 'Natuurbehouď, kwartaalblad Vereniging Natuurmonumenten, februari 1998. 162 / Help! Kuntu mij helpen? ii Karel en zijn studiegenoot Then over vrije tijd en hobby's. ,tll!ldeli")chsprekenzi] metelkaar. lb -ci n.i.i r de tekst. Kijk niet in het boek! i i. Karel Theo Karel Theo Karel Theo Karel Theo Karel 1 lieo Karel Theo, ik ga vanavond met Hannie naar de film. Ga je ook mee? Nee, sorry, ik kan vanavond niet. Ik moet naar pianoles. Leuk! Speel je goed piano? Jawel... redelijk. Ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen. Ik speel al een jaar of acht. Speel jij ook een instrument? Nee, ik ben helemaal niet muzikaal. Ik luister wel graag naar muziek, maar ik speel zelf geen instrument. Maar je vriendin is wel muzikaal, hě? Ze zingt toch in een koor? Ja, dat klopt. Hannie zingt in een koor. Ze zingen klassiek en jazz. Ik houd niet zo van koorzang, maar ik vind dat Hannie heel mooi zingt. Maar wat doe jij dan in je vrije tijd? Heb je een hobby? Ja, ik ben bij een voetbalclub. Ik voetbal elke zondag, en in de zomer ga ik vaak tennissen. Ik kijk ook graag naar sport op de tv. Dus jij bent meer het sportieve type. Kun je goed voetballen en tennissen? Ik kan vrij goed voetballen, zondag hebben we ook weer gewonnen. Met tennissen verlies ik meestal. Doe jij iets aan sport? Help! Kuntu mij helpen? / 163 Theo Nou, nee, ik ben niet zo sportief. Vroeger op school heb ik n.miiir|j ^ wel gesport, maar tegenwoordig is mijn conditie waardeloos. ||< |<|/ wel af en toe naar sport op tv. Vooral naar volleybal en bask eibal Karel Heb je nog andere hobby's? Theo Ja, ik ga regelmatig naar concerten. En ik lees graag. Karel Nou, geef mij maar een stripboek! Lezen is niks vodr mij. Ik kij|< liever tv, bijvoorbeeld naar films en documentaires. En ik ga ivgel- matig met Hannie naar de bioscoop. Theo Naar welke film gaan jullie trouwens vanavond? Karel Naar 'Karakter', naar het boek van Bordewijk. Ik hfeb de rcu-iisie in de krant gelezen en die was heel positief. Theo Oh, ja, die is heel goed, ik heb hem al gezien. Veel plezier, en doe de groeten aan Hannie. Karel Dat zal ik doen. Veel plezier met je pianoles. lc Opdracht Wat doen ze in hun vrije tijd? Vul het schema in. Sport Muziek Andere hobby's ■rd lgmiddag heeft ze vaak een afspraak met een goede vriendin. Marijke ' ^ , ,r altijd op en dan gaan ze samen bijvoorbeeld winkelen of naar de kap- Soms gaat de vriend van Marijke ook mee, maar niet als ze gaan winkelen. r)at vindt hij vreselijk vervelend. Op zaterdagavond gaan Marijke en haar vriend ik naar een toneelstuk of een concert. Maar in de zomer gaan ze dan vaak fiet-en Onid.it het dan lang licht is, kunnen ze laat thuiskomen. Zondag is een echte |-. jjji. Voor die dag spreken ze nooit iets af. 2 TEKST 2a Lees de tekst. Gelukkig is het weer vrijdag Vrijdagmiddag half vijf. Marijke is vrij en het weekend Staat voor de deur. Als /e een week hard heeft gewerkt, wil ze in het weekend goed uitrusten. Dus wil ze op zaterdag lekker lang uitslapen. Ze Staat dan nooit voor tien uur op. Gelukkig woont ze in het centrum van de stad en kan ze heel snel boodschappen doen. Op Kies hei noede antwoord. 1 Het weekend is: Q a vrijdag en zaterdag. Q b zaterdag. □ c zaterdag en zondag. Met wie doet Marijke boodschappen? □ a Met niemand, ze doet alleen boodschappen. □ b Met haar vriendin. □ c Met haar vriendin, en soms gaat haar vriend ook mee. (iaan Marijke en haar vriend elke zaterdagavond naar het theater? J a Ja J b Nee Motived iiw antwoord. 1 IAALHULP Traten over hobby's War doet u in uw vrije tijd? Heb je hobby's? Doe je aan sport? Hund je van-- ■? Ga je vaak naar _.............._ ? <%>r %! Ik doe aan sport. Ik voetbal / zwem / tennis / basketbal / volleybal / — — • Ik maak muziek. Ik speel piano / viool / contrabas / Ik zing. Ik ben creatief. Ik maak foto's / kleding ----------- Ik wandel / fiets veel. Ik ga vaak naar een concert / een film / 164 / Help! Kunt u mij helpen? Help! Kuntu mij helpen? / 165 _ ___