Correctiesysteem Correctiesysteem bij het college Schrijfvaardigheid 1 In elke zin moet een subject staan. 2 De persoonsvorm van het werkwoord komt niet met het subject overeen. 3 De vorm van dit werkwoord is fout. 4 De tijd van dit werkwoord is fout. 5 Het getal of de vorm van het substantief is fout. 6 De vorm van het adjectief is fout. 7 Gebruik hier een (ander) lidwoord: bepaald, onbepaald of geen. 8 De vorm van dit pronomen is fout. 9 Gebruik een ander pronomen. 10 Gebruik een (andere) prepositie. 11 Gebruik een ander voegwoord. 12 Kijk naar de woordvolgorde. Is dit een hoofdzin of een bijzin? Waar staan de persoonsvorm van het werkwoord en het subject? 13 Kijk naar de woordvolgorde. Waar staan de objecten en/of de bijwoordelijke bepalingen? 14 Dit woord / deze woordgroep staat op de verkeerde plaats in de zin. 15 Je bent een woord vergeten. 16 Er staat een woord te veel. 17 Deze zin is niet duidelijk. Je moet het anders formuleren. 18 De spelling is niet juist. / Tikfout. A Gebruik een andere woordsoort. B Dit woord heeft een andere betekenis dan je bedoelt. Gebruik een ander woord. C Dit woord past niet in deze context. D Gebruik een ander signaalwoord. V De verwijzing is onduidelijk / onlogisch / foutief. Gebruik een ander verwijswoord. Z De zinsconstructie / constructie van de woordgroep is ongrammaticaal. Last modified: Wednesday, 18 June 2014, 12:09 PM