EN NEVEL VAN OPVATTINGEN RELICIE IN NEDERLAND In 1970 publiceerde de katholieke literator Godfried Bomans een verzameling herin-neringcn aan zijn katholieke jeugd. "Wie het katholieke leven van nu vergelijkt met dat van veerigjaar geleden Staat verbaasd over wat er allemaal verdwenen is", schreef hij. Vervolgens verhaalde Bomans van de vele zonderlinge gebruiken die zijn katholieke jeugd gckenmerkt en gekleurd hadden: van de lezingen over de missie waar aan de hand van "lichtbeeiden" uit onbegrijpelijk verre landen het goede werk daar werd toe-gelicht, talloze sacramentsprocessies vol van in de vreemdste gewaden gestoken figuren, donderpreken van kapucijner en franciscaner monniken en de even lange als imponerende voorbereiding op de eerste communie. Kees Fens, de eveneens katholieke literatuurcriticus van de Volkskrant, het dagblad waar veel van Bomans' herinnerm-gen als cursiefjes voor het eerst in versehenen waren, kon het allemaal niet zo waarde-ren. Bomans had van zijn roomse jeugd slechts de folklore onthouden. Hij was als een emigrant die eiders verhaalde van zijn vaderland, de oude volksgebruiken van zijn dorp waren in zijn verbeelding stukken kleurrijker geworden. Historici, zo waar-schuwde Fens dan ook, konden de verhalen van Bomans, wilden zij nauwkeurig zijn, beter laten voor wat ze waren. Toegankelijk maar onzorgvuldig. Deze waarschuwing was opvallend. Zeven jaar eerder had Fens namelijk een waar-derend nawoord geschreven bij een boek dat op vergelijkbare wijze het recente katholieke verleden behandelde. In 1963 publiceerde de kalholieke Journalist Michel van der Pias een 'documentaire' over het Nederlands katholicisme in de periode 1925-1935, de jarenvan "het rijke Roomsche leven". Belangrijkste overeenkomst tussen beide boe-ken is dat ondubbelzinnig duidelijk werd dat hier een wereld werd beschreven die er 34 MAARTEN VAN DEN BOS werd in 1984 geboren in Rotterdam. Studeerde geschiedenis in Nijmegen en Amsterdam en werkt op dit moment aan de Universiteit van Amsterdam aan een proefschrift over de ontzuiling van het Nederlands katholicisme, 1953-2003. Adres: Spuistraat 134 (kamer 4.46), NL-1012 VB Amsterdam. niet meer was. Belangrijkste verschil was de waardering van die wereld. Waar Bomans zijn vaak ironische beschrijvingen van zijn katholieke jeugd steeds koppelde aan een gevoel van wärmte, maakte Van der Pias al in het voorwoord bij zijn boek direct hcldcr dat het voor de jongere generatie katholieken tijd was het door hem geboekstaafde ver-leden defmitief achter zieh te laten. Hoewel de auteur zijn lezers voorhield dat het hier geen veroordeling van vorige generaties betrof en het boek 00k bron was voor vele nostalgische terugblikken, maakte hij meer dan duidelijk dat afgerekend diende te worden met de wijze waarop het katholicisme in de beschreven periodě in het dagelijkse leven vorm gekregen had. Die afrekening ging vervolgens stukken sneller dan verwacht en pakte 00k anders uit. Tussen 1965 en 1985 nam het aantal katholieken van zeven jaar en ouder dat in Nederland de mis bezocht af van 64,4 procent naar 17,5 procent. Een vcrgclijkbaar proces voltrok zieh in andere religieuze gemeenschappen. Er werd in de jaren zestig een veelheid aan documentaire boeken gepubliceerd, elk met een vergelijkbare vijandig-heid jegens het eigen verleden. Er kwam een razendsnel eindc aan het georganiseerde Nederlandse Christendom. De kerken liepen leeg en religieuze organisaties, van poli-tieke partijen tot gezelligheidsverenigingen, verdwenen of fuseerden. Het geloof trok zieh vervolgens als het ware terug uit de publiekc mimte. Het meest zichtbaar door de afbraak of verbouwing van overbodig geworden kerkgebouwen, het meest pregnant in de reactie op publieke uitingen van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders. Toen kar-dinaal Ad Simonis, voorzitter van de Nederlandse bisschoppenconferentie, en domi-nee Bas Plaisier, algemeen secretaris van de Nederlandse Hervormde Kerk, in juni 35