2skin Manja Ik heb tegen jou gezegd Ga daar maar zitten Ik zei dat en ik liep deze ruimte in En achterwaarts lopend bleef jij op afstand Alsof je uit de buurt van die woorden van mij wilde blijven Maar negeren kon je ze niet Daar Ga daar zitten En zeg voorlopig maar niets En...- En luister, wilde ik zeggen Maar dat is misschien teveel gevraagd Het is al veel als je zo kunt zitten en zo kunt kijken Zo, dat ik zou kunnen denken dat je luistert Een luisteraar Mijn stem heeft een luisteraar nodig Stille aandacht - echt of geveinsd Ga maar zitten, jongen - Jongen of man, wat zal ik je noemen - Ik heb je gezien, daar, buiten Een onbekende in een straat waarvan ik de naam niet weet Ik heb je zien lopen En ik heb je aan durven kijken Aan durven spreken Ik - zo’n vrouw die vervuld is van zekerheden over de grenzen waarbinnen gedrag zich behoort te bewegen Ik heb die moed gehad In het harnas van mijn kostbare wollen wintermantel Ben ik tegenover je gaan staan En heb ik je de vraag gesteld En jouw antwoord op die vraag is Je aanwezigheid hier, nu Ik heb gevoel voor wat willoosheid is Ik heb dat in jou herkend In je volwassen trekken heb ik een jongen gezien Een kind dat meedeed Mager lichaam dat gloeide In de warmte van de collectief begane wreedheid Een jongen die weinig sprak en goed luisterde En die, als het moest, op vlakke toon de juiste dingen na kon zeggen Een jongen die zonder aarzeling de trekken over nam Van wie er om hem heen het sterkste was Willoos Bruikbaar Berekend op zijn taak Een jongen zonder ideologie en zonder banden Trouw alleen aan zichzelf en aan zijn eigen welbehagen Die jongen heb ik herkend in de man die daar liep Jorn Wat wil je van me? Manja Dat zeg ik je niet En dat - dat is een van de dingen die ik wil Iets weten en het jou niet zeggen Ik vertel je zulke dingen later pas Jorn En waarom zou ik daarop wachten? Manja Omdat we dat nu afspreken Jorn Wat is er met je? Manja Ik ga dood Dat wil ik en dat weet ik Ik weet niet wat eerst is gekomen: het willen of het weten Maar de zekerheid is er Ik ga dood Voorgoed verstoken van gezelschap Voor altijd gescheiden van mijn stem en van mijn denken En voor het zover is wil ik nog één keer dat genoegen smaken Nog één keer het simpele rollenspel: De denker denkt De denker spreekt En de luisteraar luistert Jorn Waarom zou ik luisteren? Waarom zou ik jou mijn aandacht geven? Manja Zinloze vraag: Je doet het nu al Je doet het goed Jorn En jij gaat dood, zeg je? Manja Ja - jij ook, dat wil je zeggen en dat weet ik Iedereen gaat dood, wil je zeggen Maar ik weet wanneer Ik ken de plek en de omstandigheden Jorn Dat kan niemand ooit weten Manja Nee? Laat het filosoferen maar aan mij over Ik weet wat ik zeg Ik ken mijn eigen grootspraak Jorn Alleen maar luisteren, dat kan ik niet Manja Soms zal ik je vragen mee te praten Jorn Waarom hier? Manja Bevalt het je niet? Dit hier is van niemand Ik heb het gearrangeerd, maar het is ons beiden vreemd Dat leek me gepast Jorn Hoe heet je? Manja Alsjeblieft, jongen... Goed - het kan niet anders Een vraag die eenmaal is gesteld moet ook beantwoord worden Hoe heet ik? Laat ik iets zeggen - ik zeg ‘Eva’ Klinkt algemeen, onpersoonlijk en toch plausibel Maar - let op Van jou wil ik zoiets niet horen Jorn Waar kom je vandaan... Manja Laten we het erop houden dat ik nu hier ben Is dat niet genoeg? Wil je echt meer weten? Waar vandaan... Ik ben misschien dat kleine beetje dode lucht geweest Dat de inhoud vormde van het kleinste, het enige lege van de Russische poppetjes Een vorm van niets Nog geen inhoud, nog geen geschiedenis, nog geen leven En om me heen al die lagen van bescherming De kleding, de zorg, de taal, de stenen van het huis Alles ter protectie van die weke kern die ik was De kleren die ik droeg vormden de eerste bescherming - en het eerste teken Teken van de welstand waarin ik geboren was Mij zou niemand iets doen... Geen moddervegen en geen opgedroogd bloed over die zachte stoffen in hun zoete meisjeskleuren Onkwetsbaar En toch huilde ik Er was de nooit ontbrekende zorg: De vertrouwde stemmen, die hoog boven me klonken De woorden werden door het kind nog niet begrepen, maar de stemmingen wel herkend Er waren die volwassen lichamen met hun vreemde proporties en hun angstwekkende kracht En dan was er het huis Meer nog dan het leven in dat huis was het huis zelf de basis van het bestaan De altijd koude muren, de gladgewreven houten vloeren, de zware voorwerpen die zich nooit verplaatsten Dat alles geeft een kind de zekerheid: Wat is zal nooit verdwijnen omdat het daarvoor te sterk is En toch Toch huilde ik Alleen, daar in die grote kamers Jorn Waarom? Manja Misschien omdat ik al gauw merkte Dat de dingen toch veranderden Dat niets trouw bleef aan zichzelf Ook ik niet Ik leerde nadenken en kon het verschil zien Tussen wie ik was en wie ik geweest was Jorn De onrust... Manja De onrust is toen begonnen en nooit meer opgehouden Pas nu voel ik weer de rust nabij komen Van die allereerste tijd Jorn Een deftig meisje dus Een deftig, rijk en beschermd meisje En dat is nu de vrouw die mij aan heeft gesproken... Ik zie nog steeds niet in Wat wij moeten met elkaar Manja Ik zeg het je nog eens: ik ga dood Ik ken het cijfer al Het ronde, lege cijfer Waar de afrekening op uit zal komen Maar een paar posten zijn nog niet ingevuld En daar moet jij bij helpen Jorn Heb je zelf geen man? Manja Onbekendheid is de eerste regel van ons spel Jorn Spel? Manja Ga daar eens zitten Zo - op zo’n manier Dat je makkelijk naar mij kijken kunt Kijk naar mijn heupen Kijk naar het centrum van mijn lichaam Dikker en minder welgevormd dan eigenlijk zou moeten Dat zie je zeker wel Zulke dingen, daar heb jij kijk op, toch? Weet jij wat onvruchtbaarheid is? Jorn Alsjeblieft... Manja Ik ben het Ik ben het mijn hele leven gebleven Alleen mijn hoofd heeft misschien iets voortgebracht - niet meer dan een paar woorden, die iemand op had kunnen vangen - Maar dit lichaam bleef een onbewoond huis Nu pas groeien er de nieuwe cellen Met een onstuitbare kracht Jorn Over zulke dingen wil ik niets horen Daarvoor ben ik niet met je mee gekomen Manja Waarom dan wel? Om een man te zijn? Is dat wat je dacht? Ach... waarom niet Misschien dat ook nog, ooit Jorn Af en toe denk ik dat ik je begrijp... Manja Zeg dat niet Zeg dat niet en doe dat niet Begrip zou het einde zijn Ik wil niet begrepen worden Ik wil dat je blijft zoeken Jorn Naar wat? Manja Kijk naar me en praat Zeg niet wat je weet Zeg wat je zou willen weten Jorn Je zei het zelf al: Het meisje werd beschermd Het meisje had niets te klagen En toch huilde het meisje Als ik nu naar je kijk Dan zie ik hoe dat nooit opgehouden is Hoe je nog steeds dat meisje bent Ik kan het niet goed zeggen... Niet zoals jij Ik...- Nee - dat gaat niet Je moet me helpen Jij moet het formuleren Ik wilde iets zeggen over de kou in jou Over de stenen die rammelen in je buik Over iets wat dood gaat omdat het nooit aangeraakt wordt Maar jij moet de zinnen maken Manja Kom eens dichter bij me... Dan voel je dat ik warm ben, zo warm als een ander Toch heb je gelijk: In de diepte heerst kou Daar borrelt een ijzige bron Jorn Hé... Eva... Manja Ben ik dat? Ik was die naam alweer vergeten Jorn Ik wou je zeggen, Eva Dat jij heus de eerste niet bent Ik heb er meer meegemaakt zoals jij Je verlangt naar iets... Als een worm kronkelt je hele wezen zich in de bochten van dat verlangen Maar als een worm ben je blind En als een worm kun je niet spreken Dat maakt je zo hulpeloos en aandoenlijk en afstotelijk Manja Ik kan me een prettiger beeldspraak voorstellen Bovendien klopt het niet, wat je zegt Praten kan ik wel En kijken kan ik ook Ik heb jou toch gezien? Ik praat toch tegen je? En mijn verlangen... Het kronkelt, zeg jij Ik zie eerder een traag bewegen Traag ritme van de oude zintuigen, op weg naar het vergeten Jorn Waarom lach jij nooit? Het zou je mooier maken Manja Lachen? Zo? Jorn Dat is een streep die over je gezicht getrokken wordt Ik zou iets anders willen zien Iets wat ergens in je begint En dan in je gezicht ten einde komt Manja In mij beginnen geen dingen meer Jorn Zelfbeklag? Manja Zelfkennis Jorn Toch zou het mooi zijn als je lachte Manja Vertel me dan iets waarom ik zou kunnen lachen Jorn Ik weet wel een verhaal Over een vrouw die nog leefde Gejaagd liep ze door de lege straten van de grote stad Ze wist dat er nog iets gebeuren moest Iets dat ze had overgeslagen of ontweken Pas als dat iets, dat ene Dat waarvan ze zelf de naam niet kende - maar wie het bezat, dat wist ze wel - Pas als dat gebeurd was Zou ze kunnen gaan zitten Liggen Verdwijnen Ze liep en ze zocht, die vrouw En zoals iedereen die zoekt Zocht ze dat wat ze niet had en wat ze zelf niet was Een vrouw - zo zie ik dat, en volgens mij was deze vrouw het met mij eens - Een vrouw is een levend gemis Is een eeuwig gebrek Is een voor altijd onvervulde hoop Een vrouw is geen geheel, is geen mens, is een leegte, is niets - Zolang ze niet een man aan zich bindt Dat was haar inzicht Een leven lang had ze erover gedaan om dat inzicht te verwerven En nu, vlak voor het vallen van de duisternis Zocht zij alsnog die man En durfde ze, verblind door wanhoop Het woord tot hem te richten...- Manja Helemaal mis Helemaal verkeerd begrepen Helemaal jezelf een plek toekennen Die geen vrouw je ooit zou geven Je krijgt bijna je zin Ik moet er bijna om lachen Ik zeg je dit: zo nodig Zo nodig als jij denkt Heeft geen vrouw een man Jorn Ik kan weggaan Manja Ja? Jorn Ik kan weggaan Manja Ja Jorn Ik ken je niet Ik weet je echte naam niet eens Ik verlang niet naar je En dat je dood gaat - dat je zegt dat je dood gaat - Interesseert me niet meer dan het me van welke onbekende ook zou interesseren Dus waarom zou ik blijven? Manja Je kunt weggaan Jorn Ik wacht op je verhaal Manja Er is geen verhaal Er zijn verhalen mogelijk Elk uur Elke nieuwe nuance in de kleur van de hemel - De hemel daarbuiten die wij hier niet zien - Elke verandering, hoe klein en hoe ver weg ook Maakt nieuwe verhalen mogelijk Honderd manieren zijn er om jou gevangen te houden in het weefsel van mijn woorden Gevangen? ‘Ik ben niet gevangen’, zeg jij nu ‘Ik ben vrij om te doen wat ik wil’, zeg jij nu Maar juist dat je wat je zou kunnen doen niet doet Maakt je tot de ideale gevangene Er zijn geen tralies, maar jij blijft zitten - als een dier in je hok En je luistert naar mij Je hoopt dat ik je vertel wie je bent en wat je moet doen Want zelf weet je niets Jorn Ik haal mijn schouders op en ik geef je gelijk: Er zijn veel verhalen mogelijk En dit zal er dan wel één van zijn Niet het mijne Manja Je gaat nog niet weg? Jorn Ik wacht nog steeds op wat jij mij gaat vertellen Manja Vanochtend, nadat ik wakker was geworden Heb ik de dekens van me afgeslagen Heb ik het hemd waarin ik geslapen had naar boven toe opgetrokken En heb ik, liggend op mijn rug en met voorovergebogen hoofd Naar mijn lichaam gekeken Ik zag mijn huid en ik vond hem grijs Ik zag mijn voeten - twee verre en vermoeide vreemdelingen Ik streek met mijn hand langs het warme, wasachtige vel van mijn heupen en mijn middel Ik drukte totdat ik gebeente voelde - het stijve geraamte dat in dit nog levende lichaam schuilgaat Ik staarde naar mijn buik Naar de eenzaamste van al mijn openingen Gat van nooit gestilde honger Watergat Grens waarachter het verbodene schuilgaat Energieloos en zonder troost te bieden gleed mijn hand langs die naaktheid Ik zag mijn borsten - ooit met trots gedragen Nu alleen nog weerloos en werkeloos Ik zuchtte diep - weke golving in de maagstreek Ik vouwde mijn handen en legde ze op mijn ribben Alsof ik al was opgebaard De gretige vingers, de brokkelende nagellak in een te schelle kleur Ik voelde mijn oksels - zweet en zeeplucht Ik slikte en ik zuchtte Ochtendsmaak van verrotting in mijn mond Mijn haar en mijn gezicht kon ik niet zien Maar ik wist wat zich daar bevond: de groeven, de vervlogen herinnering aan ooit bezeten kracht, de slappe krans van haar in een verbleekte koperkleur Ik bestudeerde dat alles en ik wist: Dit is wat ik ben Niet mijn daden en niet mijn gedachten Niet mijn naam of mijn kleine geschiedenis Maar dit lichaam bepaalt wie ik ben Slordig beheerd instrument Voortijdig versleten Het lichaam rilde in die koude kamer Het rillen werd een kramp, een hongerkramp Het lichaam formuleerde woordenloos zijn wil: Het wilde nog één keer iets hards en warms en reusachtigs omvatten En zelf worden omvat door een blinde, doelgerichte kracht Het koortsige kind hunkert naar een koele hand op het gloeiende voorhoofd - Dit lichaam hunkerde naar de zachte binnenkant van harde handen Ik ben nog blijven liggen en toen ben ik opgestaan Ik word oud Ik ga dood Ik ben oud Ik ben al dood Heb ik hardop gezegd Nee - toch nog niet Nog niet dood - nog zoeken, nog willen Nog dat verlangen voelen Nog alles willen doen en alles willen zeggen Nog de straat op gaan in mijn perfecte kleren Op straat, om daar de schaduw van het verlangen te zoeken De schaduw die daar rondwaart Die schaduw aan te spreken En dan, met gesloten ogen en met een gehandschoende hand Langs de contouren van een onbekend gezicht te strijken Jorn Hé - jij Keek je naar mij? Manja Ja Jorn Waarom? Wat is er? Wat wil je? Manja Ga je mee? Jorn Dat is goed Manja Je bent volgzaam, merk ik Jorn Ik wacht af Manja Heb je zin? Jorn Altijd Manja Waarin? Jorn In alles Manja Alles? Zou dat mogelijk zijn? Jorn Wat je wilt kan bestaan Probeer het maar Manja Is het...- Jorn Het is de eerste zomerdag Je voelt het aan de lucht Manja Ben ik...- Jorn Ja, je bent hier voor het eerst Ik heb je hier naartoe gebracht Manja Kan ik... Jorn Ja, je kunt gerust gaan zitten De bodem is hier schoon en zacht Manja Ben jij...- Jorn Natuurlijk ben ik bij je Ik ben je vriend, ook al heb ik geen naam Manja Zul je...- Jorn Ja - ik zal bij je blijven Manja Gaan we...- Jorn We gaan samen naar die boom daar Die boom vol blauwe vruchten Waar we in de schaduw rusten Manja Heb je...- Jorn Twee handen heb ik en ik schep Water voor jouw dorst uit de kleine rivier Manja Mag ik...- Jorn Je hoeft niets te vragen Manja Mag ik...- Jorn Rusten? Met je hoofd in mijn schoot? Natuurlijk - daarom ben ik hier Manja Zal ik...- Jorn Ja, ga maar slapen Ga slapen en vertrouw erop Dat ik hier wakend bij je ben Manja Ik voel...- Jorn Je voelt je ogen, zwaar Je merkt hoe een donker velours Zich langzaam over je heldere denken vlijt En dan verdwijn je Terwijl mijn handpalm op je rechterslaap rust En daar, ver weg, het kloppen van je hart voelt Manja Ik ga...- Jorn Je gaat, met je gesloten ogen Een nieuwe, vreemde wereld in Manja Weet jij...- Jorn Ja, ik weet alles Omdat ik zo dicht bij je ben Manja Ik zie...- Ik ben...- Ik wil...- Jorn Ik weet het Ik weet wat je meemaakt De zon, die net nog zo ver was Is nu dicht bij je En jij vraagt: Manja Mag ik je aanraken, zon? Ben je niet te warm? Jorn Probeer het maar Manja Ik raak je aan Eerst met mijn handen Dan met allebei mijn armen En dan met mijn hele lichaam Ik raak je aan Ik laat je niet meer los Ik wil bij je blijven, zon Zou dat kunnen? Zou dat mogen? Dan slapen we samen Dan geef ik je kinderen van kwikzilver Lieve zon! mag ik zo’n zwarte vogel worden? Dan vlieg ik elke avond naar je toe Wanneer je rood en groot bent en gaat slapen in het westen Ik lig naast je in ons bed van duisternis Ik koester je gloeiende zwaarte ’s Ochtends staan we samen op Ik zing, vliegend boven alle landen, het lied dat jij mij ’s nachts hebt ingefluisterd En ik rust uit, nog nagenietend van jouw warmte Hier op de tak van deze blauwe boom Manja Ik maak jou, in mijn gedachten Jonger dan je bent Jorn Dan maak ik jou, in mijn gedachten Mooier dan je bent Manja We geloven onszelf en we geloven elkaar En dan begint er iets nieuws Jorn Dat was het begin We waren elkaars pop Een ding om mee te spelen Manja Maar - merk je dat? De mechanieken zijn gaan leven Nu is er niemand anders meer die ons bestuurt We zijn het zelf We kunnen kiezen wat we doen Jorn We kunnen alles doen Manja Alles Zolang het maar in deze kamer blijft Daarbuiten bestaan we niet Niet samen Maar hier - juist omdat er tussen ons niets is Is alles mogelijk Jorn Noem me zo’n mogelijkheid En ik zal antwoorden Ik zal mijn woorden Laten klinken in het ritme van de jouwe Manja Ik zeg Wij zijn geen vreemden meer Geen onbekenden Ik zeg: wij zijn al heel lang samen Al jaren en jaren Samen zijn we kinderen geweest Samen hebben we, ooit, de geheimen ontdekt En nu zijn we samen vertrouwd met het langzame verval van onze lichamen Jorn Is er liefde tussen ons? Manja Die vraag stellen we nooit We zijn elkaars gewoonte Jorn Ook andere vragen stellen we niet meer Geen wat, geen hoe en al heel lang geen waarom We zijn er En onze gedeelde kleine wereld van angst en van bijna vergeten verlangens Noemen we ons geluk Wat is dat toch? Wat hoor ik toch? Manja Wat je hoort is de echo Van wat je vroeger hebt gezegd Die vreemde stem Dat is de jouwe Die vreemde beweringen Die heb jij gedaan Dat was toen Dat is ver weg Nu ben je oud geworden Nu ben je met praten opgehouden En ook luisteren kun je maar moeilijk Jorn Laten we ophouden Deze fantasie bevalt me niet Manja Nee - we gaan door Mij bevallen die gedachten wel Juist omdat ik weet dat wij niet oud zullen worden - Wij samen niet, en ik al helemaal niet - Juist daarom kunnen we nu dit alles denken Jorn Goed - ga dan maar door Ga maar door, dan ga ik wel mee Al voel ik dat mijn lichaam zich verzet Tegen het spelen van die door jou geschreven rol Manja Zo zou het kunnen zijn: Er was niets dat ons uiteen kon drijven Dachten we De verbondenheid was een vergroeiing geworden Uit twee levens was één ding geworden Onscheidbaar, dachten we Jorn Maar dan Manja Precies Dan is het toch anders Dan - plotseling - Dan gaat ons verval, het verval van oude mensen Niet meer langzaam en gelijk op Bij - bij wie? Bij mij, natuurlijk - Bij mij versnelt zich dat proces Jij blijft wie je bent, maar mijn leven glijdt uit jouw vingers Onze verbondenheid wordt uiteen gescheurd Ik ga dood Jorn Jij gaat dood - En nu Nu is het gebeurd Jij bent dood Op een koude voorjaarsochtend Houdt alles wat bestond op te bestaan - Nee, zo zeg ik het niet goed Alles wat werkelijk bestond, het enige met bestaansrecht - dat bestaat niet meer Al het andere gaat door Ik ben er niet meer Omdat jij niet meer leeft Ik ben er nog wel Op deze schrale ochtend van zon en oostenwind Ook al leef jij niet meer Manja Waar ben ik nu? Jorn Als jij je lichaam bent Dan ben je hier, dicht bij mij Een lichaam van hout Een huid van papier Af en toe loop ik een trap af Om naar je te gaan kijken Koud ding in een koude kamer Waar verder alleen wat bloemen zijn En ik weet dat ik niet toe moet geven Aan de neiging om je aan te raken Of aan de neiging om met je te praten Ik kijk naar je oogleden, die nooit zó gesloten zijn geweest Ik kijk naar je handen, die nooit eerder zo leeg op elkaar hebben gerust Dan draai ik me om Heel zachtjes en voorzichtig, al is daar geen reden voor - Ik draai me om en ik ga weg Onze scheiding is opnieuw bevestigd Ergens anders in hetzelfde huis wordt zacht gelachen en gepraat Manja Kom je? Jorn Ja Manja Ben je? Jorn Ja, ik ben er Manja Blijf je? Jorn Ja, altijd Manja Houd je? Jorn Ja, van jou alleen Manja Gaan we? Jorn Nu meteen Manja Is er? Jorn Nee Dat waar je bang voor bent bestaat niet Er is alleen maar wat je ziet Manja Is dit? Jorn Ja, dit heb ik voor je meegebracht Ja, het is voor jou Manja Geef je? Jorn Alles Alles geef ik wat je hebben wilt Manja Vind je? Jorn Ja, natuurlijk vind ik jou de mooiste Manja Ben ik? Jorn Ja - je bent de enige Manja Zul je? Jorn Ja Goed Ik weet het Ja, ik zal vergeten Dat we dit ooit hebben gezegd Manja Ken je de plek nog? Jorn Nee, ik weet het niet meer Manja Zie je het huis nog voor je? Jorn Moeilijk Het is ver weg Manja Weet je nog wat je er hebt meegemaakt? Jorn Ik zeg je toch: Het is allemaal ver weg Manja Je was nog maar een jongen Jorn Ja Natuurlijk weet ik alles nog Ja: ik ben een jongen Manja En als het nacht wordt Jorn In de lange winternachten slaap ik niet Ik blijf wakker Rook verboden sigaretten Strijk met een onwillige hand langs mijn huid Koud op warm En staar door een slaapkamerraam naar de zwarte hemel Manja Je ziet het weer Jorn Jij bent hier niet bij Manja Ik besta in jouw leven nog niet Maar in je gedachten In dat zwart wat je ogen zien Ben ik er al Jorn Jij? Dat weet ik niet Jij, misschien Jij, of iemand zoals jij Ik sta daar en ik staar Ik rook Druk mijn voorhoofd tegen het harde glas En als ik mijn ogen sluit zie ik de contouren van een verre onbekende Onbekende partner Onbekende tegenstander Die ooit mijn leven zal bepalen Manja Dat ben ik Ik ben al op weg naar jou Jorn Ik draai me om, weg van het venster en van die verschijning Ik loop door het huis Langs de slaapkamerdeur van de ouders - Ooit heb ik vanachter die deur Een verschrikkelijk geluid gehoord Geluid van vechtende, stervende dieren Ik wist wat het was Ik heb me geschaamd - Nu loop ik in stilte Zachtjes open ik de deur van het huis Ik ga naar buiten Dun gekleed ben ik en het is de eerste maand van het jaar Ik loop naar buiten Ik ril en ik gloei Ik wil alleen zijn Manja Niet ver van het huis is een open veld Winterdode struiken, harde en bevroren grond Daar loop je heen Jorn En als ik er ben sta ik stil en dan schreeuw ik Met uitgespreide armen schreeuw ik, hoge harde klanken die geen woorden zijn Ik schreeuw totdat het pijn doet in mijn keel en in mijn longen Ik weet niet wat ik roep of wie ik aanroep Ik weet niet wat dit is: gevangenschap of vrijheid Maar dit geluid moet ik maken Manja Dit geluid moest je maken Je deed het Ik heb het gehoord Ik heb het gehoord en ik kwam naar je toe Omdat je mij geroepen had En na een wandeling van jaren Heb ik je vandaag dan eindelijk bereikt Jorn Ben jij het? Manja Ik ben het Jorn Echt waar? Manja Vraag maar Vraag maar wat je weten wil Jorn Ben je altijd jong? Manja Ik ben zo oud als de aarde Jorn Heb je haar dat glanst in de zon? Manja Nee - mijn haar glimt in het kunstlicht Jorn Heb je ogen die leven en stralen? Manja Mijn ogen zijn gemaakt van melkglas en kiezelsteen Jorn En je huid? Is die zacht? Manja Mijn huid is stug als boomschors Jorn Zijn je vingers zo gevoelig als de tong van een vlinder? Manja Nee - ze zijn gewend te krabben in het harde zand Jorn Klopt je hart? Manja Mijn hart is van ijzer Jorn Hoor ik je stem die van ver naar me toekomt Zoals een lichtstraal die over het zee-oppervlak scheert? Manja Mijn stem is moe en reikt niet ver Jorn Zie ik je dansen? Manja Ik kan niet lopen Jorn Zijn je gedachten een vuur? Manja Mijn denken is een poel zwart water Jorn Neem je me mee naar je huis? Manja Ik heb geen kracht om je te dragen Jorn En toch herken ik je Toch weet ik Manja Je weet dat ik het ben Jorn Ik vertel je Ons oude verhaal We zijn kinderen Jij zei het al: ik ben een magere jongen Ik ben bang voor het warme dier dat in mijn lichaam woont Bang voor wat ze aan me zouden kunnen zien Aan niets anders kan ik denken Dan aan dat vreemde hart dat in me klopt Manja En ik? Jorn Je weet het zelf Je weet wat voor meisje je bent Je weet hoe je daar met mij in die kamer bent Een kamer, niet ongelijk aan deze hier Manja Die kamer, en dat jij daar bent, is iets nieuws en iets gevaarlijks Tot nu toe is het altijd anders geweest Ik heb altijd alleen willen zijn Nadenken kan ik nog niet Maar het is alsof ik toch al weet Dat één het essentiële getal is De ouders, de broertjes heb ik altijd ver weg gehouden Ik wil alleen zijn Alleen naar onbekende, onbenoemde dingen kijken Alleen de wandeling door mijn gedachten maken Zo’n kind ben ik Platte buik en platte borst Stem die zelden wordt gehoord Jorn Zo is het Zo is het jaren geweest En dan Dan verandert alles Manja In de lange gang van een bakstenen schoolgebouw - Honderd bruine jassen hangen naast elkaar en ruiken naar oude regen Gelig licht lekt uit witte glazen bollen - Daar heb ik voor het eerst die trilling gevoeld Onzichtbare siddering: iets nieuws en geheims werd aangeraakt Jorn Je zag mij En ik zag jou Manja En opeens viel de wereld in tweeën uiteen Jorn Toch is er niets gebeurd, toen Manja Jij sloeg aan het einde van die gang een hoek om en je was verdwenen Maar de rots was gespleten Er was een bedding voor een nieuwe rivier Jorn We waren kinderen We wisten niets Niet hoe je je hand op de rug van een vreemde legt Niet hoe je je tong en je lippen gebruiken kunt, niet hoe je moet kijken En al helemaal niet dat je altijd op je hoede moet zijn Al die kennis is veel later pas gekomen Manja Voor ons was in de weken die nu volgden Dat oude schoolgebouw een betoverd land Waar die nieuwe, vreemde bron van licht en warmte Steeds op onverwachte plekken op kon duiken Jorn Het eerste wat we elkaar gaven waren onze ogen De blik, net te laat afgewend Het schaamtevolle staren naar een hals of een voet Dat door die ander niet onopgemerkt kon blijven Manja En daarna - Dat was de grootste stap De grootste en de griezeligste - Daarna is het praten gekomen Jorn Wie heeft het eerste durven spreken? Ik weet het niet meer - ik weet alleen maar dat het eerst niet ging Schor en hortend braken van levenloze woorden En dat het toen opeens wél ging en niet meer ophield Niet meer ophield Niet meer ophield Alsof dit het spreken was waarop we heel ons leven al hadden gewacht Alsof we alles al wisten van elkaar en het juist daarom allemaal weer wilden zeggen Jij maakte mijn zinnen af en ik begon de jouwe Jij beschreef wat ik voor me zag en wat jij bedacht had hoorde je van mij We waren vreemden van elkaar maar we bezaten dezelfde herinneringen De zwijgers spraken, nu De vreemdelingen waren samen, nu Manja Een heerlijke en verhitte ontlading Een warme band van lachend en ernstig uitgesproken woorden Maar iets was nog niet gebeurd Iets werd uitgesteld Niet alleen je gedachten kon ik volgen Ook wat er nog meer in je lichaam gebeurde wist ik Ik - ik was niet meer zo plat en mager Ik herkende jouw verlangen in mijn eigen buik Maar waar we ook over spraken - daar iets over zeggen zou onmogelijk zijn Jorn Toch wilden we iets En we wisten dat we het wilden We wisten alleen niet wat het was Wat voor vorm en wat voor naam het had Manja Toen is het gebeurd Toen hebben we onszelf in deze positie gemanouvreerd Jij, de jongen Ik, het meisje Deze kamer waar niermand ons zoeken zou Jorn Kom eens dicht naar me toe, heb ik gezegd Manja En ik zei: nee, dat doe ik niet Maar natuurlijk deed ik het toch Jorn Toen zijn we elkaar tegemoet gekomen En je hand stilde mijn honger En je lippen waren waar ik ze zocht Manja Hoe lang duurt zoiets? Een uur? Een half uur? Tien minuten? Nog nooit waren we in zo’n diepe diepte gevallen Nog nooit hadden we ervaren Dat verdriet en verlangen één ding zijn Dat ontdekten we nu Misschien waren we er te jong voor Jorn Toen we de oppervlakte weer bereikten Was het zwijgen terug gekeerd Ook dat merkten we voor het eerst: dat wie zo dichtbij geweest is Toch zo snel weer vreemdeling kan worden Manja Ik ben weggegaan Jorn Ik ben weggegaan En ik vraag je of wij elkaar nu, na al die jaren Weer terug hebben gevonden Manja Nee - terug vinden bestaat niet Alles is hetzelfde, altijd Maar niets wordt ooit herhaald Jorn Er is een man - Het is ver hier vandaan en ook heel lang geleden Ik ben die man niet - Er is een man die veel loopt Veel ziet En weinig praat Een vat vol opgeslagen beelden Reservoir van herinneringen Zwijgend en steeds voller Soms ook, op zijn stille wandelingen Ziet en hoort hij dingen die wel en niet bestaan Hij hoort het krijsen van grote vogels Maar als hij omhoog kijkt is de hemel leeg Hij ziet in een muur een verveloze houten deur die open staat Kijkt hij nog eens, dan zijn er alleen maar blinde bakstenen Hij denkt er het zijne van Het zijne, dat van niemand anders is En dat niemand anders kent Hij loopt - zijn lichaam is moe Hij hoort en hij ziet - zijn oren en ogen zijn moe Maar ophouden kan hij niet Hij moet doorgaan met bewegen en met registreren Er is nog zo’n beeld en zo’n geluid Dat er soms is en dan toch niet Terugkerend en verdwijnend, steeds opnieuw Hij hoort achter zich een vrouwestem die zijn naam noemt en lacht Hij draait zich om - de straat is leeg stalen luiken voor de winkelruiten waar kort tevoren nog warm licht uit straalde Hij loopt verder en hij blijft dat lachen horen De volgende dag is ze er weer Hij staat stil en voelt de lichte, onbedoelde aanraking van een passant Even is er een geur - een nieuwe gedaante van die lach van de vorige dag Hij neemt dit alles waar, de man Hij knippert met zijn ogen Er is niets en niemand om hem heen Die nacht, als hij in bed ligt en niet slaapt Hoort hij haar rustig, regelmatig ademhalen naast zich Hij strekt zijn arm uit - zijn hand voelt de koele oppervlakte van het lege kussen Het wordt nog erger: in een kamer vol mensen praat zij tegen hem Hij ziet haar contouren en hij voelt haar blonde aanwezigheid - Al zou hij haar niet kunnen beschrijven - Zij noemt opnieuw zijn naam en vraagt wat hij wil ‘Dat weet ik niet’ is zijn antwoord - in de kamer is het plotseling stil en wordt er naar hem gekeken In het duister van de avond loopt hij in een park Dan is ze er echt, ze staat vlak voor hem Hij hoeft alleen zijn armen maar te spreiden Een gebaar waarop zij, die armen, al hun leven lang hebben gewacht Hij spreidt ze uit en omvat haar Haar warme en werkelijke lichaam Maar als rook die geen hardheid, als een vlam die geen vaste vorm heeft vervliegt ze En zijn armen omklemmen niets anders dan zijn eigen schouders Hij wordt zwaar, die man, zwaar van verdriet Steeds langzamer loopt hij en steeds moeizamer komen de woorden uit zijn mond Nooit had hij geweten wat zijn gemis was Nu achtervolgde de afwezige hem dag en nacht Hij wilde haar ontkennen maar haar stem was te zoet Ze fluisterde ‘Kom, ga mee...’ en dan ging hij - Na drie stappen wist hij niet meer waarheen Onverhoeds, steeds vaker, legde zij haar warme handen op zijn lichaam Wilde hij zich dan aan haar overgeven, dan was hij alleen met zijn pompende bloed Toen heeft hij zich bewapend Hij heeft een mes genomen om zich van die schim te scheiden Er was een plek Een openbaar plein, vol mensen in beweging Hij stond daar in het midden stil Schijnbaar doelloos Maar in werkelijkheid doelgericht Hij wilde op haar wachten Hij wachtte tot zij zich weer aan hem op zou dringen En dan - Dan zou hij - Hij stond stil en hij keek en hij zuchtte Wie van al die vrouwen zou ze zijn? Uit welke van al die richtingen zou ze komen? In zijn broek voelde hij het harde staal Warm geworden in de omklemming van zijn hand Nu moest ze komen, de vrouw Nu niet alleen stem en contouren Niet alleen geur en suggestie Hij zou hier blijven wachten totdat ze er helemaal was Daar - dat meisje Daar - die vrouw met haar geverfde lippen Of daar - een van die twee die daar lachend liepen, arm in arm Zijn verwarring was groot Nog groter dan zijn verdriet Maar niet zo groot als zijn vastberadenheid En toen, toen is het gebeurd De vrouw die zich losmaakte uit de massa en recht op hem af leek te komen De vrouw met de rok van wit linnen en de mouwloze blauwe trui Haar haar was minder blond dan hij gedacht had Maar toch wist hij meteen dat zij het was Dat zij het moest zijn Die om liefde vragende ogen en die ironische mond Zij was het Zij moest het zijn Zij werd het Uit de diepte kwam zijn mes Hij hield het vast en liep langzaam, haast plechtig op haar af Alsof hij haar een kostbaar geschenk wilde tonen en aanbieden En zij - zij zag dat geschenk Zij kon nog niet geloven dat het werkelijk voor haar was Pas toen hij doorliep begreep ze het De afstand tussen hen was nu zo groot als de lengte van het mes En, vlak daarna, nog kleiner De ogen van de vrouw waren nu heel dicht bij de zijne Ze werden groot - en wat ze vroegen was geen liefde meer Van de lippen zag hij de glimlach verdwijnen Ze weken uiteen en uit de mond kwam geen geluid Zijn naam werd niet genoemd en hij wist dat hij gewonnen had Het lichaam voor hem gleed weg Zijn hand ontspande zich Hij was bevrijd Manja Wil je dat ik schrik, of zo? Wil je dat ik zenuwachtig word? Jorn Nee Manja Wil je dat ik je geloof? Jorn Nee, helemaal niet Manja Wat wil je dan? Jorn Ik wil je alleen maar vermaken Dat verwacht je toch van mij? Manja Wat dacht je? Jorn Wanneer? Manja Toen Op straat Jorn Het is al zo lang geleden We zijn nu al zo lang bij elkaar Manja Wat dacht je? Je moet het je nog herinneren Jorn Ik dacht: die heeft honger en ik ben haar maaltijd Manja En wat nog meer? Jorn Ik dacht: zal ik met haar meegaan? En ik dacht: als ik het zelf gewild heb Als ik hardop ja zeg tegen haar Dan kan ik niets verliezen Dan hoef ik me voor niemand te schamen Ik heb naar je gekeken Naar je witte tanden en naar de plooien langs je mond En ik heb gedacht: waarom niet En ik heb ja gezegd Mijn lichaam vertoonde een reactie Die door mijn hersens werd geregistreerd Manja En nu? Jorn Nu besef ik dat ik me vergist heb Niet in dat meegaan, maar wel in jou Ik hield je voor sterk en doelgericht Jij, de vrouw die zoiets bedacht Jij, de vrouw die de kamer gehuurd heeft, de stoelen neergezet en het bed in orde gemaakt Zo’n vrouw heeft kracht - dat is wat ik dacht Maar je bent bang en je weet niets Dat merk ik nu Je lichaam hunkert naar de schop die ik het niet geef Je verlangt naar een grofheid die ik je onthoud Manja Wat zeg jij? Wat weet jij? Wat denk jij te weten? Niet jij maar ik heb hier zeggenschap over wat waar is Jorn Waar is voor mij wat ik zie En zal ik zeggen wat ik zie? Ik denk niet dat het je een genoegen zou doen om dat te horen Manja Waarom noem je mij bang? Jorn Omdat je me niet zegt wat je werkelijk wilt Manja Wat ik wil? Ik wil niet steeds hetzelfde Ik wil niet wat jij denkt Eerst dacht ik dat het me om gezelschap ging Gewoon - wat warmte, ter compensatie van de kou die langzaam in me optrekt Maar nu is het weer anders Ik heb jouw gezelschap gezocht, voor nu, voor even - besef ik Om straks met des te meer genoegen weer alleen te zijn Om tevreden en zonder gezelschap op het eind te wachten De mensen in mijn leven tot nu toe Ze zijn gekomen omdat zij zelf dat wilden En op door hen zelf gekozen momenten zijn ze weer vertrokken Ik was nooit meer dan een tijdelijk onderkomen Dat werd verlaten zodra het was omgewoeld Dit keer zou ik het zijn die begin en einde bepaalde Ik ben het die jou heeft opgezocht En straks zal ik het zijn die jou laat vallen Dat zou me genoegen doen, heb ik gedacht Maar ik ben daar nu niet meer zo zeker van Straks ga je weg en dan Dan Wat dan? Ik dacht dat ik alles tegen jou zou kunnen zeggen Een dom oor dat mijn woorden op zou vangen Bereidwillige armen en een lege blik - en vooral geen mond waar geluid uit komt Commentaarloos gezelschap Een volledig solidaire bondgenoot Mannelijk lichaam zonder de eigenschappen van een man Maar je bent afgeweken van je rol Je bent toch gaan praten en gaan leven Je werd een mens Een man als al die andere En voor mij heb je nu geen waarde meer Jorn Je hebt me nog steeds niets verteld Over die ene Die ene man die je gemaakt heeft tot wie je nu bent Manja Wat weet jij daarvan? Hoe weet je of zo’n man er ooit geweest is? Jorn Jij bent niet de enige met inzicht Ook ik begrijp wel eens iets Manja Niet meer dan één keer in een leven Is er zo’n ontmoeting Een kennismaking met het nieuwe Die tegelijk zoiets is als een herkenning Je herkent wat je altijd al wist Je ziet ogen en je hoort een stem en je weet dat ze er altijd al geweest zijn Je denkt: zou dit het dan zijn? Is dit het, waar alles om bestaat? Het is thuiskomen Het is ergens al heel lang wonen Het is uitademen en niet bang zijn dat er straks geen nieuwe lucht meer is Dat Dat maak je mee En degene die het je mee laat maken is een man Vreemd lichaam Niet mooi, eigenlijk Anders dan waar je op straat naar zou kijken Het is Jouw man Bezittelijk voornaamwoord waar je je niet voor schaamt Hij mag het ook gebruiken Samen ontken je de tijd Er is geen schraal verleden meer en ook geen schrale toekomst Er is alleen maar het rijke nu Dagen van samen werken Nachten van samen slapen En in de ochtendschemer samen een nieuwe taal formuleren Zo gaat het En zo gaat het door Totdat de tijd zijn recht weer opeist En de barst van het voorbijgaan zich langzaam aftekent Eerst is hij er nog En jij bent er ook nog en alles lijkt hetzelfde Maar je denkt er teveel over na Je beseft te goed hoe bijzonder het is Je moet je voornemen om met hem te praten Vroeger ging alles vanzelf De barst wordt dieper en je merkt Dat je allebei aan een andere kant ervan staat Niets kon je, ooit, doen om dit te maken Het gebeurde buiten je om Niets kun je nu doen om het te redden Ook de ondergang voltrekt zich autonoom Je leeft de dagen en de nachten weer voor eigen rekening In de nieuwe taal leer je te zwijgen En dan - het maakt niet uit: hij gaat bij jou weg of jij bij hem En zelfs is het denkbaar dat je nog samen blijft Maar wat bestond bestaat niet meer Je bent een lichaam verloren en je krijgt je eigen lichaam terug Onwelkom maar onontkoombaar geschenk Je oog is zwakker en je stem is zwaarder dan voorheen Jorn En nu? Manja Nu niets meer Jorn Zal ik gaan? Manja Nee Nog niet Het is nog niet voorbij Zo lang er nog tijd over is Moet je blijven Jorn Wil je iets horen? Manja Nee Niets dat luider klinkt dan je ademhaling Jorn Ik herinner me een verhaal Manja Over een verlopen circus Oude dieren en versleten trucs En een clown die niemand kon ontroeren Jorn Ik weet nog een verhaal Manja Het verhaal van de man, de vrouw en de vermoeidheid Ik ken het al Vertel het me maar niet Ik ben een vrouw Ik heb me uitgekleed Ik kleed me weer aan Wat vind je - staan deze kleuren me? Jorn Ik kan over sommige dingen niets zeggen Manja Je bent oud geworden Toen dit begon was je nog een jongen Ik hield van je gladde wangen Jorn Toen wist ik minder Manja Maar wat we moesten weten wisten we wel We roken elkaar, van ver af, als dieren Jorn Wat ga je straks doen? Manja Hangt ervan af Als het buiten nog nacht is dan blijf ik lopen in dat donker En is het al dag - dan wil ik gaan slapen Jorn Je gaat dood Manja Wie heeft dat gezegd? Jorn Je bent ziek Manja Zou kunnen Jorn En omdat je ziek bent en dood gaat en angst voelt Stel je je van alles voor Manja Ik ga gewoon de straat op Jorn Dat is wat je gedacht hebt En je hebt het gedaan Manja Ik ben de straat op gegaan en ik liet mijn bedelaarsarmoede zien Heb jij iets voor me? Heb je tijd? Heb je een lichaam dat zich tijdelijk aan mij gewonnen wil geven? Jorn En iemand zei ‘ja’ Manja En jij was het die zei: ‘Ja, ik ga met je mee’ Jorn Al wist ik niet wat jij van me wilde Manja Hou op Niet nog eens We hebben het gedaan Jorn Ik ken een geschiedenis Manja Nee Niet meer Jorn Ze hadden elkaar nodig, die twee Hun bed bevolkten ze met schijngestalten Omdat het er anders zo koud was Lusteloos gleden ze bij elkaar naar binnen Ze kauwden op hun woorden Manja Ik wil het niet horen Jorn Eva? Manja Nee Die ben ik niet Die wil ik niet meer zijn Jorn Een meisje? Manja Nee Je moet me loslaten Jorn Een onbekende jongen? Een man, een woord, een kale kamer met een bed erin Waar niets bestaat en alles waar is? Manja Nee Ik wil het niet meer Laten we stil blijven En alles vergeten Jorn Zal ik gaan? Manja Dat moet je niet blijven vragen Jorn Ga jij dan Manja Nee - nog niet Ik blijf nog wachten in dit tijdelijke onderkomen Want buiten is het nacht of dag En ik ben bang voor allebei *****