College Schrijfvaardigheid

   Herfst 2006

   Aanvullende oefeningen bij Trefwoord

   

    1. Vul in: geloof, discussie, christelijk, financieel, overheid, operatie, conclusie,
       vergadering

   

   a)      Dit punt zullen we in de volgende .......................... nog eens bespreken.

   b)      In Tsjechië zijn de .......................... partijen niet zo sterk als in
   Nederland.

   c)      Ik maak me zorgen over mijn broer. Hij moet morgen naar het ziekenhuis voor een
   ernstige .........................

   d)      In een democratisch land mag niemand gediscrimineerd worden wanwege zijn ras, sekse,
   leeftijd of ........................

   e)      Na lang nadenken ben ik tot de ......................... gekomen dat ik het risico ga
   nemen en dat ik een eigen zaak ga openen.

   f)        Na de vergadering ontstond er een heftige ......................... over het nut van
   zo’n dure reclamecampagne.

   g)      Volgens mij moet elke school haar eigen leerplan kunnen maken. Daar moet de
   ......................... zich niet mee bemoeien.

   h)      .......................... gaat het prima met ons bedrijf, maar de interne problemen
   zijn inmiddels zo groot geworden dat veel mensen ondanks het hoge salaris ontslag willen
   nemen.

   

    2. Vul het werkwoord in de juiste vorm in: beschouwen, stemmen, vrezen, overwegen, nadenken,
       protesteren, leiden, streven.

   

   a)      Elke universiteit ...................... tegenwoordig naar hoge studentenaantallen
   omdat ze dan meer geld van de overheid krijgen.

   b)      ........................ je voor of tegen?

   c)      De actie ......................... tot een groot succes.

   d)      Weet je al of je met mij wilt trouwen? – Nee, ik moet er nog over
   ......................

   e)      Ik ...................... dat zij er niet mee eens zal zijn.

   f)        Je moet deze mensen niet als abnormaal ........................!

   g)      De hele gemeente ............................ toen tegen dat besluit.

   h)      Jullie moet de voor- en nadelen van elke kandidaat nog eens goed overwegen en dan pas
   gaan beslissen.

   

    3. Gebruik deze woordgroepen in een zin:

   a)      een sterke wind

   b)      een gemakkelijk mens

   c)      een praktische opdracht

   d)      een positieve sfeer

   e)      een eigenaardig verhaal