De Gouden Eeuw Vier Auteurs 4 auteurs • Bredero • Vondel • Huygens • Hooft Vondel en zijn kinderen Kinder-lyck Constantijntje, ’t zalig kijntje, cherubijntje, van omhoog d’ ijdelheden hier beneden uitlacht met een lodderoog. Moeder, zeit hij, waarom schreit gij, waarom greit gij op mijn lijk? Boven leef ik, boven zweef ik, engeltje van ’t hemelrijk. Vondel en zijn kinderen Uitvaart van mijn dochterken De felle Doot, die nu geen wit magh zien, (…) Zy zit om hoogh, en mickt met haren schicht op het onnozel wicht, en lacht, wanneer, in ’t scheien, de droeve moeders schreien. Zy zagh’ er een, dat, wuft en onbestuurt, de vreught was van de buurt, en, vlugh te voet, in ’t slingertouwtje sprong; of zoet Fiane zong (…) Vondel en politiek (…) Johan van Oldenbarnevelt, Vader des Vaderlants (…) toen hij voor ’t bloedig zwaard moest knielen, veroordeeld als een Seneca door Nero’s haat en ongena, tot droefenis der braafste zielen. Vondel en drama Het drama had Vondels speciale belangstelling. Hij schreef veel tragedies, of, in het zeventiende-eeuws: treurspelen. Hij schreef er maar liefst 26 en vertaalde er nog eens 8. Het beroemdst werden Gysbreght van Aemstel en twee stukken over bijbelse verhalen: Lucifer (1653) en Jeptha (1659). Lucifer werd na twee opvoeringen verboden. Het verhaal over de opstandige engelen die God aanvielen speelde in de hemel en dat vond de calvinistische kerkenraad ontoelaatbaar. Jeptha, over de oudtestamentische rechter die zijn dochter doodde om zijn belofte aan God te houden, vond Vondel zelf zijn beste drama. Dat veel mensen zijn werk moeilijk en saai vonden, kon hem niet zoveel schelen. Het ideaal van een grootse literatuur ging voor hem boven gemakkelijke leesbaarheid. Vondel en religie Het drama had Vondels speciale belangstelling. Hij schreef veel tragedies, of, in het zeventiende-eeuws: treurspelen. Hij schreef er maar liefst 26 en vertaalde er nog eens 8. Het beroemdst werden Gysbreght van Aemstel en twee stukken over bijbelse verhalen: Lucifer (1653) en Jeptha (1659). Lucifer werd na twee opvoeringen verboden. Het verhaal over de opstandige engelen die God aanvielen speelde in de hemel en dat vond de calvinistische kerkenraad ontoelaatbaar. Jeptha, over de oudtestamentische rechter die zijn dochter doodde om zijn belofte aan God te houden, vond Vondel zelf zijn beste drama. Dat veel mensen zijn werk moeilijk en saai vonden, kon hem niet zoveel schelen. Het ideaal van een grootse literatuur ging voor hem boven gemakkelijke leesbaarheid. Hofwijck Op Hofwijk slaap ik maar, en droom van alle dingen, op Hoofse en Haagse na: die weet ik te verdringen met al wat Hofwijcks is, en tong, neus, oog en oor vermaak bestellen kan. Ik proef, ik ruik, ik hoor, ik zie met de ogen op, als mensen doen die waken, maar ’t gaat gelijk men slaapt, en allerhande zaken zijn hart ontmoeten laat, bij zorgeloos geval. Drie halve dagen duurt dat slapen, en dat ’s al. Op Hofwijck doe ik niets dan slapen en over alles dromen, behalve over dingen van het Hof en Den Haag, die kan ik verdringen met al het Hofwijckse vermaak dat tong, neus, oog of oor kan brengen. Ik proef, ik ruik, ik hoor, ik heb mijn ogen open, zoals wakkere mensen doen, maar toch lijkt het alsof ze slapen en allerlei zaken op zich af laten komen, zonder zorgen en toevallig. Drie halve dagen duurt dat slapen en dat is het dan. Hofwijck Van daar begin ik mij te manen door mijzelve dat mij te passen staat op ’t woelend uur van elven en waken heel de week, in de ongerustigheid van allemans gekwel om allemans bescheid, in stormen van geschil, in (erger) zoele winden (…) Daarna begin ik mezelf aan te sporen dat ik me moet voorbereiden op het drukke tijdstip van elf uur en dan heel de week scherp moet blijven, in alle drukte van het gezeur van mensen over de verhalen van anderen, van woedende meningsverschillen, van (nog erger) broeierige praatjes Hofwijck Van daar begin ik mij te manen door mijzelve dat mij te passen staat op ’t woelend uur van elven en waken heel de week, in de ongerustigheid van allemans gekwel om allemans bescheid, in stormen van geschil, in (erger) zoele winden (…) Daarna begin ik mezelf aan te sporen dat ik me moet voorbereiden op het drukke tijdstip van elf uur en dan heel de week scherp moet blijven, in alle drukte van het gezeur van mensen over de verhalen van anderen, van woedende meningsverschillen, van (nog erger) broeierige praatjes Hofwijck Beminde Zaterdag, zijt gij nog ver van komen? Spoed toch en help mij weer aan Hofwijcks zoeter dromen. Kom, paarden voor de koets, ’k voel dat ik u genaak, en Haag, goenacht; ik geeuw, maar van Hofwijckse vaak. Geliefde zaterdag, duurt het nog lang voor je komt? Schiet alsjeblieft op en breng mij weer die fijne Hofwijckse dromen. Kom, paarden voor de koets. Hofwijck, ik voel dat ik dichterbij u kom, En, Den Haag, goedenacht, ik geeuw van Hofwijckse slaap. Sterre DOODSVERLANGEN. OP DE DOOD VAN STERRE Droom ik en is het nacht, of is mijn ster verdwenen Ik waak, 't is overdag en ik zie mijn Sterre niet. Oh hemel, die mij het aanzien van haar verbiedt, Spreek mensentaal en zeg waar is mijn Sterre henen. De hemel antwoordt, als ik kreun, zo ik wil menen, En zegt, mijn Sterre is in een heilig gebied, Een gebied waarin zij God, en God haar beziet, En, in 't geluk aldaar, glimlacht ze om mijn wenen. Nu dood, nu snel, meteen hier en dan weer voorbij, Nu, doorgang van een steen, van blijven in het leven Een scheiding staat er, ik zal het je in dank geven. Kom dood en maak mij snel van deze onrust vrij. Ik wil in het eeuwig licht ons zien samen zweven, Mijn heil, mijn lief, mijn lijf, mijn god, mijn ster en mij. Epigram (puntdicht) • Hoe hebben Predicanten vrouwen? Riep paepsche Neel; 'ksey ja se trouwen, Verstaet ghij 't, Neel, 'ksegg ja, sy trouwen. Wat woudt ghij se doen doen, als Papen, hoeren houwen? • Waarom hebben predikanten vrouwen? Vroeg paapse Neel. Ik zei, ze trouwen! Begrijp je Neel, ik zeg, ze trouwen! Of had je liever dat z' als papen hoeren houwen? P.C. Hooft