Herhaling -Noem op: de dagen van de week - de maanden van het jaar - de seizoenen van het jaar - tel tot 30 - 30, 40…..100, 1000,1000,000 - spel jouw naam - - - - - * - • • Beantwoord de vragen: • -Hoe heet je? -Waar kom je vandaan? -Welke talen spreek je? -Wat studeer je? -Wat is het beroep van je moeder? -Wat doet je vader? -Hoe oud ben je? -Wat is jouw telefoonnummer? -Wat is jouw postcode? -Welke landen ken je? Hoe heten de nationaliteiten? Hoe heten de talen in die landen? -Welke vervoermiddelen ken je? -Waar ga je uit en wanneer? - Herhaling * Help 1: pg 21 * Beschrijf de plaatjes: Wat doet meneer Janssen. * Vb: Meneer Janssen is in de kamer. Hij zit op een stoel. • * Onderweg * Hoe ga je naar school? * Hoe ga je naar huis? * Wanneer heb je lessen? * * •