Masterexamen Nederlands 1. Richtlijnen masterexamen Nederlands 1.1. Inleiding 1.2. Scriptie 1.2.1. Vertaalscriptie 1.3. Letterkundig/taalkundig essay 1.4. Mondelinge toets 1.5. Vertaling 2. Inleveren scripties 2.1. Verloop consultaties 2.2. Afspraken 2.3. Deadlines 1. Richtlijnen masterexamen Nederlands 1.1 Onderdelen masterexamen Het masterexamen bestaat uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte. Het schriftelijke gedeelte bestaat uit:  de scriptie  een vertaling van het Nederlands naar het Tsjechisch  een essay Het mondelinge gedeelte bestaat uit:  de verdediging van de scriptie  de verdediging van het essay  een korte mondelinge toets De vakken van het staatsexamen zijn: Nederlandse literatuur, Nederlandse taalkunde en vertaling. De vakken waarbinnen je een scriptie kan schrijven, zijn Nederlandse literatuur en Nederlandse taalkunde. Je kiest Nederlandse taalkunde of Nederlandse literatuur als afstudeervak, en schrijft een scriptie én een essay over een thema binnen dit vak. Het andere vak wordt bij het mondelinge gedeelte getoetst. Iedere student maakt daarnaast een vertaling. In onderstaande tabel wordt dit alles samengevat: Afstuderen op literatuur Afstuderen op taalkunde 1. Scriptie literatuur + verdediging 2. Letterkundig essay 3. Vertaling (Nederlands – Tsjechisch) 4. Mondelinge toets: taalkunde 1. Scriptie taalkunde + verdediging 2. Taalkundig essay 3. Vertaling (Nederlands – Tsjechisch) 4. Mondelinge toets: literatuur Als je voor je masterscriptie voor een literaire vertaling kiest, is je afstudeervak Nederlandse literatuur. Andere vertalingen worden tot de taalkunde gerekend. Je kan op voorhand een afspraak maken met één van je docenten als je advies wilt over het examen of één van de onderdelen ervan. 1.2. Scriptie Je schrijft de scriptie volgens de richtlijnen van de faculteit. Wie Nederlands als zwaartepunt kiest en voor dit vak een magisterská diplomová práce schrijft, levert een scriptie in van ca. 140.000 tekens. Dat komt neer op ongeveer 78 bladzijden. Ook voor de opmaak en de structuur van de scriptie verwijzen we naar de richtlijnen van de faculteit. De scriptie wordt in het Nederlands geschreven. Het thema en de vraagstelling worden in samenspraak met je scriptiebegeleider bepaald. In de beoordeling wegen drie punten mee:  Inhoud: wordt de vraagstelling op een wetenschappelijke manier beantwoord?  Taal: is de scriptie in vlot Nederlands geschreven zonder taal- en spelfouten?  Vorm: beantwoordt de scriptie aan de formele eisen? Op het examen wordt de scriptie verdedigd. Je beantwoordt de vragen van je scriptiebegeleider en van je opponent. Je krijgt op voorhand een evaluatieverslag van beiden. Op basis daarvan kan je je op de verdediging voorbereiden. De deadlines voor het indienen van de scriptie vind je in paragraaf 2. 1.2.1. Vertaalscriptie Ook aan een “vertaalscriptie” moet een duidelijke vraagstelling ten grondslag liggen. Het is niet voldoende om een (literaire) vertaling te maken en een paar willekeurige vertaalproblemen te bespreken. De hoofdmoot van je scriptie wordt gevormd door het theoretische/analytische gedeelte, dat uit minstens 117.000 tekens (ca. 65 pagina’s) bestaat. De vertaling bevat maximaal 15 – 20 pagina´s (ca. 27.000). Het is dus niet de bedoeling dat je een volledige roman of novelle vertaalt. Wel kies je één of meer samenhangende fragmenten uit een roman of toneelstuk, een kortverhaal, enz. Je hoeft overigens zelf geen vertaling te maken als je voor het onderwerp vertalen kiest. Je kunt ook andermans literaire of zakelijke vertaling(en) aan een (kritisch) onderzoek onderwerpen. Je scriptiebegeleider bepaalt of je vertaalscriptie binnen het gebied van de Nederlandse literatuur OF Nederlandse taalkunde valt. Dit heeft namelijk gevolgen voor welke onderdelen je op het masterexamen aflegt (zie 1.1). 1.3. Letterkundig/taalkundig essay Wie taalkunde als afstudeervak kiest, schrijft niet alleen een scriptie binnen dit gebied maar ook een essay over een taalkundig onderwerp. Hetzelfde geldt voor wie literatuur kiest: hij/zij schrijft naast een letterkundige scriptie ook een letterkundig essay. De onderwerpen van de essays dienen af te wijken van de scriptieonderwerpen. Per vak worden afhankelijk van het aantal kandidaten drie tot vijf thema’s bepaald. De lijst met mogelijke onderwerpen wordt geregeld aangepast. Vraag dus aan je docent naar de meest actuele lijst. De bedoeling is dat je één thema kiest waarin je je gaat verdiepen. Je legt een literatuurlijst aan met werken/artikelen die met dit thema samenhangen. In totaal omvatten deze werken ca. 400 pagina’s van ten minste vijf verschillende wetenschappelijke bronnen. De literatuurlijst wordt twee tot drie weken na de deadline van de scriptie ingeleverd. (zie paragraaf 2) Wordt de literatuurlijst goedgekeurd, dan kan de student deze als materiaal gebruiken voor het essay. 72 uur vóór het examen krijgt de student een specifieke stelling met betrekking tot het thema, die hij of zij in het essay verdedigt of verwerpt in ongeveer 1000 woorden (ca. 3 bladzijden). Het essay maakt de student thuis, en wordt één dag vóór het examen ingeleverd, ten laatste om 9 uur (in de ochtend). Je krijgt dus ca. 48 uren de tijd om het essay te schrijven. De student verdedigt het essay tijdens het examen. 1.4. Mondelinge toets Mondelinge toets literatuur Wie afstudeert op taalkunde – en dus een taalkundige scriptie en essay schrijft – legt een mondelinge toets in verband met literatuur af. De student legt een literatuurlijst aan met titels naar keuze, met een totale omvang van ca. 1500 bladzijden. Uiteraard moeten de boeken in het Nederlands worden gelezen. Voor de samenstelling van je lijst gelden een aantal voorwaarden:  Er moeten minstens twee verschillende stijlperiodes vertegenwoordigd zijn.  Er mogen geen boeken op staan van de lectuurlijst voor het bachelorexamen.  Er mogen geen boeken op staan die eerder in het kader van andere vakken werden gelezen. Die lijst wordt twee tot drie weken na het indienen van de scriptie afgegeven (zie deadlines). De bedoeling is niet alleen dat je de teksten leest, maar ook dat je ze kan situeren in de Nederlandse literatuurgeschiedenis en in de cultuurhistorische context. Als voorbereiding voor het examen lees je dus niet alleen de boeken, je leest ook secundaire literatuur. Mondelinge toets taalkunde Wie afstudeert op literatuur – en dus een letterkundige scriptie en essay schrijft – legt een mondelinge toets in verband met taalkunde af. De student krijgt de keuze uit een aantal thema’s. Twee tot drie weken na het indienen van de scriptie (zie deadlines) kan met de verantwoordelijke docent een thema afgesproken worden. In samenspraak met de docent wordt tevens de inhoud van het examen bepaald. 1.5. Vertaling Je maakt – binnen een opgelegde tijd – een vertaling van een Nederlandse tekst naar het Tsjechisch. Het gaat in de regel om een artikel of een passage van een artikel uit een wetenschappelijk tijdschrift. Het is toegestaan om papieren woordenboeken te gebruiken. De vertaling wordt beoordeeld op inhoud, grammatica, lexicaal niveau en stijl. 2. Inleveren scripties 2.1 Verloop consultaties Je bespreekt op voorhand het onderwerp en de vraagstelling van je scriptie met één van je docenten die je bij het schrijven van je scriptie zal begeleiden. Het is de bedoeling dat je regelmatig bij je scriptiebegeleider op consultatie gaat. Eerst moet je met je begeleider het thema en de vraagstelling van je scriptie bespreken. Daarna leg je een eerste ontwerp van je scriptie voor. Daarin omschrijf je de centrale vraagstelling. Je geeft een overzicht van bronnen die je nodig hebt om jouw vraagstelling te beantwoorden. Ook zet je op papier hoe je daarbij te werk wil gaan (methodologie) en welk theoretisch kader je zal hanteren. Op basis hiervan kan jouw scriptiebegeleider tips geven en kan je een meer gedetailleerde hoofdstukindeling uitwerken. Deze geef je vóór het schrijfproces af. Het is namelijk van belang om op voorhand een idee te hebben wat je in welk onderdeel gaat behandelen. Ten slotte kan je dan (hoofd)stukken indienen ter correctie en bespreking. Het verdient de voorkeur om telkens één hoofdstuk of een deel van een hoofdstuk te laten inzien, zodat je rekening kan houden met de suggesties van je scriptiebegeleider wanneer je de andere stukken schrijft. Het uitwerken van een vraagstelling en het schrijven van een scriptie kost tijd. Het is daarom raadzaam om minstens vijf maanden vóór de deadline het eerste ontwerp voor te leggen. 2.2 Afspraken In samenspraak met je scriptiebegeleider bepaal je wanneer je het eerste ontwerp, de hoofdstukindeling en de eerste versies van je hoofdstukken indient. Het is belangrijk dat je je aan de afspraken houdt. Het is niet toegestaan om de scriptie in te dienen zonder de bovenvermelde tussenstappen. Jouw scriptiebegeleider moet minstens drie weken vóór de deadline de eerste versie van alle hoofdstukken hebben ingezien én hebben goedgekeurd! Je begeleider moet je scriptie aankondigen in het Informatiesysteem. Als je van plan bent om een scriptie in te dienen, moet je daarom tijdig (minstens twee maanden vóór de deadline) de volgende gegevens aan je scriptiebegeleider bezorgen:  Titel in het Nederlands, Engels en Tsjechisch  Een korte omschrijving van de doelstelling (in het Tsjechisch)  Een selectie van de belangrijkste bronnen Daarnaast moet je via de studieafdeling allerlei gegevens in verband met je scriptie in het archief plaatsen. Respecteer de facultaire deadlines! Er worden geen uitzonderingen gemaakt. De definitieve versie van je scriptie geef je af in 2 gebonden exemplaren. Ook moet je deze versie uploaden in het archief. 2.3 Deadlines Deze deadlines gelden voor kleine scripties (oborová práce) en grote scripties (diplomová práce). Er kan in geen geval van de deadlines worden afgeweken. De definitieve versie van de scriptie moet je in het Informatiesysteem uploaden. Daarnaast geef je twee ingebonden exemplaren af. Deadlines voor het masterexamen in januari  10 november: eerste versie(s) scriptie  30 november: definitieve versie scriptie  20 december: literatuurlijst essay + afspraak mondelinge toets Deadlines voor het masterexamen in juni  10 april: eerste versie(s) scriptie  30 april: definitieve versie scriptie  15 mei: literatuurlijst essay + afspraak mondelinge toets Deadlines voor het masterexamen in september  10 juni: eerste versie(s) scriptie  30 juni: definitieve versie scriptie  20 juli: literatuurlijst essay + afspraak mondelinge toets Maak tijdig alles in orde met de studieafdeling. Zorg ervoor dat je een archief aanmaakt in het Informatiesysteem volgens de richtlijnen. In dit archief komen allerlei gegevens te staan in verband met je scriptie (titel, annotatie en sleutelwoorden in het Tsjechisch en het Engels). Ook moet je hierin je scriptie uploaden. Doe dit alleen indien de scriptie is goedgekeurd door je begeleider! Alle cijfers moeten minstens 7 dagen vóór het Masterexamen ingeschreven zijn in het systeem. Vervolgens moet je een briefje ondertekenen dat je alle boeken en tijdschriften die je bij ons hebt uitgeleend, hebt terugbezorgd. Dit briefje kan je bij ons verkrijgen. Na afgifte van dit briefje bij de studieafdeling, krijg je een verklaring dat je alle vakken met succes hebt afgerond (Potvrzení o splnění požadavků k přístupu ke státní zkoušce). Dit dien je in bij de secretaresse van de vakgroep.